Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R2760

    Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma

    PB L 345 van 19.12.1998, p. 49–52 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006; opgeheven door 32006R1085

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/2760/oj

    31998R2760

    Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma

    Publicatieblad Nr. L 345 van 19/12/1998 blz. 0049 - 0052


    VERORDENING (EG) Nr. 2760/98 VAN DE COMMISSIE van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp aan bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (2), inzonderheid op artikel 8,

    Overwegende dat door de Europese Raad van Luxemburg in december 1997 de versterkte toetredingsstrategie werd opgezet met als doel alle kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa in staat te stellen op termijn lid te worden van de Europese Unie en zich daartoe reeds vóór de toetreding zoveel mogelijk aan het acquis van de Unie aan te passen;

    Overwegende dat de partnerschappen voor toetreding, die de spil vormen van de versterkte toetredingsstrategie, voorzien in de prioriteiten voor de verdere op toetreding gerichte werkzaamheden en in het kader van de grensoverschrijdende samenwerking in aanmerking moeten worden genomen;

    Overwegende dat de eerste jaren van de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1628/94 van de Commissie (3) betreffende het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare en in coördinatie met Interreg reeds een aantal gunstige resultaten hebben opgeleverd, in die zin dat met name een dialoog en samenwerking zijn tot stand gekomen tussen grensregio's van de Europese Unie en aangrenzende regio's in landen van Midden- en Oost-Europa, aldus wordt bijgedragen tot de economische ontwikkeling in de grensregio's van deze landen en tot een grotere convergentie met het binnen de Unie bereikte ontwikkelingsniveau, en deze regio's de gelegenheid krijgen om zich vertrouwd te maken met de normale gang van zaken en de procedures in het kader van Interreg, met inbegrip van de wijze waarop de regionale ontwikkelingsstrategieën voor grensregio's worden uitgewerkt;

    Overwegende dat naar verdere verbeteringen dient te worden gestreefd, met name door opvoering van het aantal projecten met een echt grensoverschrijdend karakter en van het tempo van de tenuitvoerlegging van deze projecten;

    Overwegende dat Roemenië, als enige kandidaat-lidstaat zonder gemeenschappelijke grens met de Unie, eveneens in aanmerking moet kunnen komen voor het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare;

    Overwegende dat het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare geleidelijk aan onderdeel moet worden van een ruimer regionaal ontwikkelingsbeleid in de context van de pretoetredingsstrategie, waarbij de huidige onevenwichtigheden tussen de budgettaire toewijzingen voor grensoverschrijdende samenwerking en voor de andere prioriteiten betreffende de voorbereiding op de toetreding, en tussen de verschillende regio's binnen de kandidaat-lidstaten worden weggewerkt;

    Overwegende dat de Raad herhaaldelijk heeft gewezen op de behoefte aan intensivering van de samenwerking en stimulering van de integratie tussen de landen van Midden- en Oost-Europa en de Europese Gemeenschap, evenals op de noodzaak de stabiliteit en veiligheid in de regio te helpen verzekeren;

    Overwegende dat het in verband met de toekomstige deelneming van de kandidaat-lidstaten aan het structuurbeleid van de Unie nodig is het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare verder aan te passen aan Interreg, met name door het opzetten van gemeenschappelijke grensoverschrijdende programma's en een gemeenschappelijke structuur voor de programmering;

    Overwegende dat het huidige geografische bereik van het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare voor de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa geleidelijk moet worden uitgebreid, zodat het naast de aan de Europese Unie grenzende regio's eveneens de grenzen met de voor Phare-steun in aanmerking komende andere kandidaat-lidstaten omvat; dat in een later stadium de grenzen met andere in het kader van Phare of andere communautaire bijstandprogramma's steun ontvangende buurlanden eveneens in aanmerking kunnen komen;

    Overwegende dat in aanmerking komende maatregelen gelijkenis moeten vertonen met de Interreg-maatregelen binnen het algemene kader van de partnerschappen voor toetreding;

    Overwegende dat het nodig is de betrokkenheid van lokale en regionale actoren bij de grensoverschrijdende samenwerking te vergroten en de bottom-up-benadering te bevorderen, op dat niveau het vermogen met betrekking tot de programmering, tenuitvoerlegging en controle op te voeren, en door het opzetten van fondsen voor kleinschalige projecten te voorzien in de mogelijkheid dat de lokale autoriteiten in grensregio's zelf besluiten nemen aangaande kleine projecten met een echt grensoverschrijdend karakter;

    Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1628/94 moet worden vervangen;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de economische herstructurering in bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Binnen het algemene kader van het Phare-programma zoals vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 3906/89, zijn de hiernavolgende regels van toepassing op financieringsacties van structurele aard in grensregio's van landen in Midden- en Oost-Europa die steun ontvangen in het kader van Phare.

    Deze acties worden ten uitvoer gelegd met inachtneming van het structuurbeleid van de Gemeenschap, en in het bijzonder van Interreg.

    Artikel 2

    1. De in aanmerking komende grenzen zijn die tussen de landen van Midden- en Oost-Europa en de Gemeenschap, en die tussen de kandidaat-lidstaten Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Esland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.

    2. Elk betrokken land wijst in overleg met de Commissie de in aanmerking komende grensregio's aan met inachtneming van de voor Interreg vastgestelde methodiek.

    3. Voor de verdeling van de toewijzingen over de ontvangende landen wordt als criteria rekening gehouden met het bevolkingscijfer, het BBP per hoofd en de oppervlakte van de betrokken grensregio's.

    Artikel 3

    De communautaire subsidies in het kader van dit programma zijn in de eerste plaats bestemd voor de financiering van de deelname van landen in Midden- of Oost-Europa aan gezamenlijke projecten met de staten waarmee zij een grens delen, zoals omschreven in artikel 2.

    Deze projecten hebben tot doel:

    i) de samenwerking van grensregio's van landen in Midden- en Oost-Europa met aangrenzende regio's in een buurland zoals bedoeld in artikel 1 te bevorderen, en aldus de grensregio's in Midden- en Oost-Europa te helpen het hoofd te bieden aan de specifieke ontwikkelingsproblemen die kunnen voortvloeien uit, onder andere, hun positie binnen de nationale economie, in het belang van de plaatselijke bevolking en op een wijze die verenigbaar is met de bescherming van het milieu;

    ii) de vorming en de ontwikkeling van netwerken voor samenwerking aan weerszijden van de grens, en het tot stand komen van schakels tussen deze netwerken en de grotere communautaire netwerken te bevorderen.

    Artikel 4

    1. Voor de overeenkomstig artikel 2 afgebakende grensregio's kunnen de volgende soorten projecten in het programma voor grensoverschrijdende samenwerking worden opgenomen:

    i) projecten die samenhangen met maatregelen waarvoor steun wordt verleend in het kader van Interreg of van andere communautaire programma's inzake externe bijstand;

    ii) projecten waarover de betrokken landen het eens zijn, die een grensoverschrijdende impact hebben, bijdragen tot de structurele ontwikkeling in grensregio's en de algemene samenwerking tussen de landen vergemakkelijken.

    2. Er wordt speciaal aandacht geschonken aan projecten waarvoor wordt voorzien in medefinanciering door of namens plaatselijke overheden of ondernemers in de landen van Midden- en Oost-Europa.

    3. Voor de financiering kunnen middelen afkomstig van andere lidstaten van de Europese Unie en landen van Midden- en Oost-Europa, van de internationale financiële instellingen en van andere particuliere en openbare bronnen worden aangewend.

    Artikel 5

    1. De in het kader van dit programma te financieren acties kunnen met name betrekking hebben op:

    a) het terugdringen van bestuurlijke en institutionele obstakels voor het vrije verkeer van personen, producten en diensten over de grens met inachtneming van de veiligheidsaspecten van dit verkeer;

    b) de verbetering van infrastructuur, in het bijzonder van de faciliteiten voor communicatie en de plaatselijke water-, gas- en elektriciteisvoorziening, een en ander ten voordele van de grensregio's;

    c) milieubescherming in de vorm van bijvoorbeeld afvalbeheer, milieubeheer en het voorkomen van milieuverontreiniging, gericht op het oplossen van problemen waarvan de ernst verband houdt met de nabijheid van buitengrenzen;

    d) maatregelen op het gebied van de landbouw en de plattelandsontwikkeling, met speciale aandacht voor het vergemakkelijken van grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten;

    e) maatregelen betreffende energie en vervoer welke ten opzichte van de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken een complementair karakter dragen en in overeenstemming zijn met de beleidsvoornemens van de Commissie;

    f) maatregelen in verband met het communautaire beleid inzake justitie en binnenlandse zaken;

    g) bevordering van samenwerking tussen bedrijven, ontwikkeling van het bedrijfsleven, financiële samenwerking en samenwerking tussen instellingen die het bedrijfsleven vertegenwoordigen (bijvoorbeeld kamers van koophandel);

    h) investeringssteun en de verstrekking van ondersteunende diensten en faciliteiten, met name in verband met de overdacht van technologie en de marketing ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen;

    i) maatregelen op het gebied van de opleiding en de werkgelegenheid;

    j) lokale economische ontwikkeling met inbegrip van het toerisme;

    k) maatregelen ter bevordering van de samenwerking op het gebied van de gezondheidszorg, met name het op grensoverschrijdende basis delen van de middelen en faciliteiten;

    l) het ontwikkelen of aanbrengen van faciliteiten en middelen om de informatiestroom en communicatie tussen de grensregio's te verbeteren, met inbegrip van steun voor grensoverschrijdende radio, televisie, kranten en andere media;

    m) culturele uitwisseling;

    n) lokale initiatieven inzake werkgelegenheid, onderwijs en opleiding.

    De onder j) tot en met n) bedoelde acties kunnen evenwel slechts onder de in lid 2 omschreven voorwaarden worden gefinancierd.

    2. Met het oog op de aanmoediging van gezamenlijke kleinschalige projecten waarbij lokale actoren uit de grensregio's zijn betrokken, en ter bevordering van het vermogen van bedoelde actoren om dergelijke projecten te concipiëren, nader uit te werken en uit te voeren, kan in elke regio een fonds voor gezamenlijke kleinschalige projecten worden opgezet. Voor het opzetten van dit fonds kan gebruik worden gemaakt van een gelimiteerd percentage van de toewijzingen voor de in aanmerking genomen programma's en initiatieven inzake grensoverschrijdende samenwerking.

    3. Er wordt speciaal aandacht geschonken aan maatregelen met een geprononceerd grensoverschrijdend karakter die zijn gepland in nauwe samenwerking met de regionale en plaatselijke autoriteiten in grensregio's en die met name betrekking kunnen hebben op de totstandbrenging of uitbreiding van gezamenlijke beheersorganen, met als doel de grensoverschrijdende samenwerking tussen openbare en semi-openbare instanties en organisaties zonder winstoogmerk te verbreden en te intensiveren.

    4. Het opstellen van plannen voor de ontwikkeling van grensregio's, projectidentificatie en programmaformulering, haalbaarheidsstudies, bijstand in verband met de tenuitvoerlegging van de programma's alsook toezicht en/of evaluatiestudies komen eveneens voor financiering in aanmerking.

    Artikel 6

    1. De bijdrage van de Gemeenschap wordt in beginsel als subsidie verstrekt. Indien echter de subsidie van de Gemeenschap bijdraagt tot de financiering van activiteiten waaruit inkomsten voortvloeien, stelt de Commissie in overleg met de betrokken autoriteiten de regels voor de financiering vast, die met name kunnen voorzien in medefinanciering uit de projectinkomsten of terugbetaling van de initiële subsidies.

    2. De steun kan worden aangewend voor uitgaven in verband met import en voor plaatselijke uitgaven die benodigd zijn voor de uitvoering van de projecten en programma's.

    Belastingen, accijnzen en heffingen, en de aankoop van eigendom komen voor communauteire financiering niet in aanmerking.

    3. In aanmerking komende kosten zijn met name die welke betrekking hebben op technische bijstand, studies, opleiding en andere maatregelen inzake institutionele opbouw, leveringsprogramma's voor essentiële uitrusting of middelen, en investeringsoperaties, inclusief werkprogramma's.

    4. Onderhouds- en exploitatiekosten in de landen van Midden- en Oost-Europa kunnen in de aanloopfase en volgens een degressieve methode worden gedekt.

    Artikel 7

    1. Voor elk van de betrokken grensregio's wordt een gezamenlijk samenwerkingscomité opgericht dat wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken landen, onder wie regionale of plaatselijke vertegenwoordigers, en vertegenwoordigers van de Commissie.

    2. Het gezamenlijke samenwerkingscomité stelt een document op met betrekking tot de gezamenlijke grensoverschrijdende meerjarige programmering. Deze programmering omvat gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategieën en -prioriteiten voor de als een sociaal-economisch en geografisch geheel beschouwde regio, en bepalingen betreffende de gezamenlijke tenuitvoerlegging. Dit document zal een richtinggevende functie hebben bij het programmeren en ten uitvoer leggen van de in het kader van de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's en -initiatieven door de Europese Gemeenschap gesteunde maatregelen.

    3. Het gezamenlijke samenwerkingscomité stelt eens per jaar een lijst van gemeenschappelijke projecten op met inachtneming van het in lid 2 bedoelde document betreffende de gezamenlijke grensoverschrijdende programmering. Aanbevelingen betreffende projecten worden bij de Commissie ingezonden door de regering van het betrokken land in Midden- of Oost-Europa op basis van de door de relevante autoriteiten ingediende voorstellen.

    Artikel 8

    1. De Commissie stelt per grens een programmavoorstel op met inachtneming van het in artikel 7, lid 1, bedoelde document betreffende de gezamenlijke grensoverschrijdende programmering en de andere aanbevelingen van de gezamenlijke samenwerkingscomités inzake de in het kader van dit programma te financieren projecten, zoals deze door de regering van het betrokken land in Midden- of Oost-Europa werden ingezonden.

    2. De subsidie die de gehele of gedeeltelijke bijdrage van het land in Midden- of Oost-Europa aan het gezamenlijke project vormt, wordt goedgekeurd overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 3906/89 en wordt overeengekomen met het begunstigde land door middel van een financieringsnota.

    Artikel 9

    1. De Commissie verleent deze steun in overeenstemming met de gebruikelijke procedure die op steunverlening aan Midden-en Oost-Europa van toepassing is, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3906/89.

    2. Naar de mate van het mogelijke dienen er gezamenlijke controleorganen te worden opgezet om de uitvoering van de programma's te vergemakkelijken.

    Artikel 10

    Bij het ten uitvoer leggen van de doelstellingen waarnaar in artikel 3 wordt verwezen, verzekert de Commissie de coördinatie van en de consistentie tussen bijstand in het kader van Phare, andere programma's inzake externe bijstand en bijstand op grond van de Structuurfondsen.

    Artikel 11

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en vervangt met ingang van die datum Verordening (EG) nr. 1628/94.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 december 1998.

    Voor de Commissie

    Hans VAN DEN BROEK

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 375 van 23. 12. 1989, blz. 11.

    (2) PB L 103 van 26. 4. 1996, blz. 5.

    (3) PB L 171 van 6. 7. 1994, blz. 14.

    Top