EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31982L0885

Richtlijn 82/885/EEG van de Raad van 10 december 1982 houdende wijziging van Richtlijn 78/170/EEG betreffende het rendement van verwarmingstoestellen die gebruikt worden voor de verwarming van ruimten en voor de produktie van warm water in nieuwe of bestaande niet- industriële gebouwen, alsmede betreffende de isolatie van netten voor de distributie van warmte en van warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe niet- industriële gebouwen

PB L 378 van 31.12.1982, p. 19–23 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/08/2005; stilzwijgende opheffing door 32005L0032

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1982/885/oj

31982L0885

Richtlijn 82/885/EEG van de Raad van 10 december 1982 houdende wijziging van Richtlijn 78/170/EEG betreffende het rendement van verwarmingstoestellen die gebruikt worden voor de verwarming van ruimten en voor de produktie van warm water in nieuwe of bestaande niet- industriële gebouwen, alsmede betreffende de isolatie van netten voor de distributie van warmte en van warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe niet- industriële gebouwen

Publicatieblad Nr. L 378 van 31/12/1982 blz. 0019 - 0023
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 4 blz. 0088
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 4 blz. 0088
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 2 blz. 0060
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 2 blz. 0060


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 10 december 1982

houdende wijziging van Richtlijn 78/170/EEG betreffende het rendement van verwarmingstoestellen die gebruikt worden voor de verwarming van ruimten en voor de produktie van warm water in nieuwe of bestaande niet-industriële gebouwen , alsmede betreffende de isolatie van netten voor de distributie van warmte en van warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe niet-industriële gebouwen

( 82/885/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 103 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de Lid-Staten krachtens Richtlijn 78/170/EEG ( 3 ) verplicht zijn de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat ieder nieuw verwarmingstoestel dat gebruikt wordt voor de verwarming van ruimten en of voor de produktie van warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe of bestaande niet-industriële gebouwen , aan een minimumrendement voldoet ;

Overwegende dat dit minimumrendement volgens genoemde richtlijn moet worden gewaarborgd door een controle van het verwarmingstoestel , die of wel bij de fabricage of wel bij de ingebruikneming daarvan wordt uitgevoerd ;

Overwegende dat voorts is bepaald dat voor bij de ingebruikneming gecontroleerde verwarmingstoestellen het energieverlies de door de Lid-Staten vastgestelde percentages niet mag overschrijden ;

Overwegende evenwel dat is bepaald dat de toestellen die niet kunnen worden onderworpen aan een controle in het fabricagestadium , in een later voorstel moeten worden opgenomen , wanneer de desbetreffende technische studies zijn voltooid ;

Overwegende dat , nu deze studies zijn uitgevoerd , er met betrekking tot deze toestellen ter zake dienende maatregelen moeten worden getroffen ;

Overwegende dat op grond van deze studies rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat er enige tijd zal verstrijken tussen het ogenblik van de ingebruikneming van een toestel dat niet aan een controle in het fabricagestadium kon worden onderworpen en het tijdstip van de op de plaats van de ingebruikneming uit te voeren controle ;

Overwegende dat er dank zij deze studies praktijkvoorschriften konden worden uitgewerkt waarin de procedure wordt aangegeven die moet worden gevolgd voor de beoordeling ter plaatse van het rendement van een met vloeibare of gasvormige brandstof gestookt warmtetoestel dat in verband met de ingebruikneming aan controle is onderworpen ;

Overwegende derhalve dat de controle op de betrokken toestellen moet worden uitgevoerd overeenkomstig genoemde praktijkvoorschriften , die een gemeenschappelijke minimumgrondslag in de gehele Gemeenschap vormen ; dat deze voorschriften niet van toepassing zijn op met vaste brandstoffen gestookte verwarmingstoestellen ;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat gemakkelijk kan worden gecontroleerd of aan de voorschriften inzake de controle in verband met de ingebruikneming is voldaan , door het aanbrengen van een kenplaatje van soortgelijk type als dat voor verwarmingstoestellen die in het fabricagestadium aan een controle zijn onderworpen ; dat dit plaatje kan worden vervangen door het controleverslag ; dat het verslag aan de bevoegde overheidsinstantie wordt toegezonden indien de voorgeschreven percentages voor het rendement of energieverlies niet worden bereikt ;

Overwegende dat de voor de uitvoering van deze richtlijn getroffen maatregelen de maatregelen moeten omvatten die zijn getroffen in verband met de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten op de door deze richtlijn bestreken gebieden en dat deze moeten bijdragen tot een vergemakkelijking van de reeds ondernomen dan wel nog te ondernemen werkzaamheden in verband met de harmonisatie of normalisatie op deze gebieden in communautair of internationaal verband ;

Overwegende derhalve dat Richtlijn 78/170/EEG dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd .

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Richtlijn 78/170/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1 . aan artikel 1 , lid 1 , eerste alinea , worden in fine de volgende woorden toegevoegd : " dat economisch verantwoord is " ;

2 . artikel 1 , lid 1 , vierde alinea , wordt als volgt gelezen :

" Uitgesloten zijn elektrische verwarmingsapparatuur op basis van een weerstand , warmtepompen en aansluitingen op een afstandsverwarmingsnet . " ;

3 . de laatste alinea van artikel 1 , lid 1 , wordt geschrapt ;

4 . in artikel 1 worden de volgende leden ingelast :

" 3 . bis Ten aanzien van verwarmingstoestellen die bij ingebruikneming aan controle zijn onderworpen en niet aan het minimumrendement voldoen , neemt de bevoegde overheidsinstantie een beslissing die kan gaan tot het buiten bedrijf stellen ervan ; dat zij wel aan het minimumrendement voldoen blijkt uit een kenplaatje waarop ten minste de in lid 3 bedoelde gegevens zijn aangebracht , met uitzondering van het bij het laatste streepje bedoelde verbruik van het verwarmingstoestel bij thermisch vermogen .

De vermelding van de bij het vijfde streepje bedoelde maximumtemperatuur van het warmtetransportmedium kan achterwege blijven indien de temperatuur in een ander document is aangegeven .

De controle-instantie dient aan de gebruiker een controleverslag te overhandigen overeenkomstig een door de Lid-Staat voorgeschreven model ; dit verslag moet in het bijzonder de gegevens bevatten die moeten voorkomen op het in de eerste alinea bedoelde kenplaatje ; het kan in de plaats komen van het plaatje .

Wanneer in het controleverslag wordt geconstateerd dat het verwarmingstoestel niet aan het minimumrendement voldoet , doet de controle-instantie een exemplaar van het verslag toekomen aan de bevoegde overheidsinstantie . Voor uit een andere Lid-Staat afkomstige verwarmingstoestellen verstrekt de bevoegde overheidsinstantie van de plaats van controle , met toestemming van de eigenaar , aan de leverancier op diens verzoek een afschrift van het controleverslag .

3 ter . De controle van verwarmingstoestellen bij ingebruikneming geschiedt volgens de bepalingen van de in de bijlage opgenomen praktijkvoorschriften . Die bepalingen vormen de gemeenschappelijke minimale basis voor de controleprocedure in de gehele Gemeenschap . Zij mogen door bepalingen van de Lid-Staten worden aangevuld , maar niet worden geannuleerd of tegengesproken . Zij zijn niet van toepassing op met vaste brandstoffen gestookte verwarmingstoestellen noch op condensatieketels . " ;

5 . artikel 1 , lid 4 , wordt als volgt gelezen :

" 4 . Voor verwarmingstoestellen die bij ingebruikneming aan een controle zijn onderworpen , kunnen de Lid-Staten , in plaats van minimumpercentages voor het rendement , maximumpercentages voor het energieverlies vaststellen overeenkomstig punt 3.1 van de praktijkvoorschriften .

In dit geval zijn de leden 3 bis en 3 ter van toepassing . " .

Artikel 2

Richtlijn 78/170/EEG wordt aangevuld met de bijlage bij de onderhavige richtlijn .

Artikel 3

De Lid-Staten stellen uiterlijk achttien maanden na de kennisgeving van deze richtlijn de maatregelen vast met betrekking tot de controle van verwarmingstoestellen bij ingebruikneming .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 10 december 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . FENGER MOELLER

( 1 ) PB nr . C 175 van 14 . 7 . 1980 , blz . 12 .

( 2 ) PB nr . C 300 van 18 . 11 . 1980 , blz . 6 .

( 3 ) PB nr . L 52 van 23 . 2 . 1978 , blz . 32 .

BIJLAGE

PRAKTIJKVOORSCHRIFTEN VOOR DE CONTROLE OP HET RENDEMENT , OP HET TIJDSTIP VAN DE INSTALLATIE , VAN EEN MET VLOEIBARE OF GASVORMIGE BRANDSTOFFEN GESTOOKT VERWARMINGSTOESTEL , DAT IN EEN NIET-INDUSTRIEEL GEBOUW GEBRUIKT WORDT VOOR DE VERWARMING VAN RUIMTEN EN/OF VOOR DE PRODUKTIE VAN WARM WATER VOOR HUISHOUDELIJKE DOELEINDEN

PROCEDURE VOOR DE BEPROEVING EN BEPALING VAN HET WARMTEVERLIES

1 . ALGEMEEN

1.1 . Indien voor een verwarmingstoestel verschillende soorten brandstoffen ( vloeistoffen of gassen ) kunnen worden gebruikt , dan dient de proef , overeenkomstig de specificaties van de fabrikant , met elke brandstofsoort die op het ogenblik van de proef voorhanden is , te worden verricht .

1.2 . Het rookgasafvoerkanaal moet een opening omvatten voor het inbrengen van meetsonden en voor de bemonstering van rookgassen .

1.3 . Elke meting moet een zodanige precisie hebben dat daarmee de globale precisie van de door de Lid-Staten vastgestelde resultaten kan worden verkregen .

1.4 . Het verwarmingstoestel moet binnen een redelijke tijd na de installatie en bij voorkeur bij nominale warmteontwikkeling worden beproefd . Indien dit niet mogelijk is wordt de vermogensstand gekozen die daar het dichtst op volgt . Indien het toestel op twee of meer vermogens kan werken , kan op verzoek van de Lid-Staten ook een proef met beperkt vermogen worden uitgevoerd . De gebruikte vermogens worden geschat volgens een beproefde methode .

1.5 . Het rendement , ongeacht of het met de directe of de indirecte methode werd bepaald , wordt uitgedrukt in percenten van de onderste of bovenste verbrandingswaarde van de brandstof die in de brander wordt geinjecteerd bij het overeenkomstig punt 1.4 geschatte vermogen .

2 . BEPROEVINGSOMSTANDIGHEDEN

2.1 . Voorbehandeling van het verwarmingstoestel

2.1.1 . Het behoort tot de taak van de exploitant , eventueel bijgestaan door de fabrikant en of de installateur om , voor zover hij zulks nodig acht , het verwarmingstoestel voor de proef schoon te maken , af te stellen en in te stellen . De bevoegde overheidsinstanties kunnen het schoonmaken verplicht stellen .

2.1.2 . Het verwarmingstoestel en de verbinding met de rookgasafvoer moeten op lekdichtheid worden gecontroleerd .

2.2 . Identificatie van het verwarmingstoestel

2.2.1 . Voor de proef registreert de controle-instantie , hierna " instantie " te noemen , alle gegevens die nodig zijn om het verwarmingstoestel te kunnen identificeren , maar ten minste de kenmerken of specificaties van het verwarmingstoestel die bij voorbeeld voorkomen op het kenplaatje en of de aan de gebruiker ter hand gestelde montage - en exploitatievoorschriften , de fabrikant , de fabricage , het bouwjaar , alsmede het thermisch vermogen .

2.2.2 . De instantie moet nagaan of aan alle voorwaarden is voldaan , opdat er tijdens de proef geen enkele storing kan optreden die afbreuk doet aan de waarde ervan , met name met dit doel verlangt hij van de exploitant de certificaten - of andere bewijsstukken - waaruit blijkt dat de voorgeschreven veiligheidscontroles voor de verwarmingsinstallatie en de stookplaats zijn uitgevoerd . Aan deze voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan in de Lid-Staten waar een verwarmingstoestel niet zonder voorafgaande veiligheidscontrole mag worden geïnstalleerd of in bedrijf gesteld . Als die controles niet verplicht zijn volgens de nationale wetgeving , mag de instantie een redelijke garantie eisen dat zij de controle in veilige omstandigheden kan uitvoeren .

Als aan de bovenstaande punten niet is voldaan , kan de instantie weigeren de controle uit te voeren ; zij stelt dan een ad hoc-verslag op .

2.3 . Proefdraaien

2.3.1 . Voor de proef kan de instantie de installatie laten proefdraaien om de werking van de voor controledoeleinden geïnstalleerde meetapparatuur te testen en af te stellen . De instantie dient er zich van te vergewissen dat alle metingen met de vereiste nauwkeurigheid worden verricht . Vooral indien zij meetinstrumenten moet gebruiken die deel uitmaken van de normale uitrusting van de installatie , moet zij controleren of deze qua precisie en betrouwbaarheid aan de eisen voldoen .

2.3.2 . Het behoort tot de taak van de exploitant , eventueel bijgestaan door de fabrikant en/of de installateur , daartoe gemachtigd door de eigenaar van het verwarmingstoestel , de eventueel noodzakelijke laatste afstelling van het verwarmingstoestel te verrichten en alle nadere uitleg over de verschillende voorschriften te geven zodat de proef optimaal kan verlopen .

2.4 . Proef

2.4.1 . De proeven vallen onder de uitsluitende bevoegdheid van de instantie .

2.4.2 . De proef wordt uitgevoerd bij stationair draaien , waarbij het debiet van de brandstof en verbrandingslucht constant wordt gehouden .

2.4.3 . De instantie verricht tijdens de proef de in punt 3 bedoelde verplichte metingen en in voorkomend geval de in punt 4 bedoelde facultatieve metingen . Zij stelt een verslag op overeenkomstig punt 5 .

3 . BEPALING VAN HET WARMTEVERLIES DOOR ROOKGASSEN

3.1 . Meting van het verlies door vrije warmte

Wanneer het rendement met de indirecte methode wordt bepaald , is de instantie gemachtigd om in de rookgassen het volumepercentage kooldioxyde , dan wel zuurstof te meten .

Vervolgens maakt zij gebruik van een formule waarin , naast het temperatuurverschil tussen de rookgassen en de verbrandingslucht , passende constanten zijn opgenomen . De formule en de constanten moeten bekend zijn gemaakt door de Lid-Staat waaronder de instantie valt , of moeten bij een norm zijn vastgesteld .

Bij gebreke van officiële voorschriften of normen , mag het verlies door vrije warmte worden berekend op grond van de samenstelling en de verbrandingswaarde van de brandstof alsmede van de waarde van het luchtoverschot met behulp van tabellen die de soortelijke warmte van verbrandingsgassen aangeven zoals vastgesteld door het 12e Wereldgascongres ( doc . IGU/E/17/73 ) .

Bovenstaande regels zijn niet van toepassing op condensatieketels .

3.2 . Meting van de opaciteit van de rookgassen

De instantie verricht deze meting wanneer het verwarmingstoestel een vloeibare brandstof of een in vloeibare vorm geïnjecteerd LPG verbruikt ; de meting geschiedt met behulp van een geschikt apparaat ; het meetresultaat wordt weergegeven met behulp van de conventionele zwartingsindex ( getallen 0 tot en met 9 ) .

4 . ANDERE ( FACULTATIEVE ) CONTROLES

4.1 . Sporen van koolmonoxyde

De instantie kan worden gemachtigd te bepalen of de rookgassen van het verwarmingstoestel geen sporen van koolmonoxyde bevatten in die mate dat zij het resultaat van de overeenkomstig punt 3.1 verrichte meting kunnen vervalsen .

4.2 . Warmteverlies via de wanden

In de Lid-Staten waar geen bestuursrechtelijke bepalingen en evenmin technische voorschriften of andere bepalingen ter zake bestaan , kan de instantie worden gemachtigd het warmteverlies via de wanden te schatten aan de hand van de door de fabrikant verstrekte waarden en/of van de oppervlaktetemperaturen die tijdens de controle worden gemeten .

5 . CONTROLEVERSLAG

Na de proef stelt de instantie een controleverslag op volgens het door de Lid-Staat vastgestelde model ; het verslag bevat de voornaamste kenmerken van het verwarmingstoestel , de verrichte metingen , de voor de berekening van de verliezen gebruikte formule en het rendement van het verwarmingstoestel .

Top