This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32003D1152
Decision No 1152/2003/EC of the European Parliament and of the Council of 16 June 2003 on computerising the movement and surveillance of excisable products
Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen
Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen
PB L 162 van 1.7.2003, p. 5–8
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 17/03/2020; opgeheven door 32020D0263
Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen
Publicatieblad Nr. L 162 van 01/07/2003 blz. 0005 - 0008
Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2), Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(4) bepaalt dat producten die zich onder schorsing van accijns in het verkeer tussen de grondgebieden van verschillende lidstaten bevinden, vergezeld dienen te gaan van een door de afzender opgesteld document. (2) Bij Verordening (EEG) nr. 2719/92 van de Commissie van 11 september 1992 betreffende het geleidedocument voor het verkeer onder schorsing van rechten van accijnsproducten(5) is het door Richtlijn 92/12/EEG voorgeschreven administratieve document ingesteld. (3) Er dient een geautomatiseerd systeem voor de uitoefening van toezicht ingevoerd te worden voor het verkeer van accijnsgoederen, waardoor de lidstaten in werkelijke tijd kennis kunnen nemen van deze goederenbewegingen en de noodzakelijke controles kunnen verrichten, onder meer wat het verkeer in de zin van artikel 15 van Richtlijn 92/12/EEG betreft. (4) Door de invoering van een geautomatiseerd systeem moet het intracommunautaire verkeer van goederen onder schorsing van accijns kunnen worden vereenvoudigd. (5) Een geautomatiseerd systeem voor het intracommunautaire verkeer van en de controle op accijnsgoederen (EMCS) dient compatibel te zijn en, indien technisch mogelijk, te worden samengevoegd met het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS) teneinde de procedures voor het beheer en de handel te vergemakkelijken. (6) Voor de uitvoering van deze beschikking dient de Commissie de werkzaamheden van de lidstaten te coördineren, teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen. (7) Gezien de complexiteit en de omvang van een dergelijk geautomatiseerd systeem zijn aanzienlijk meer investeringen in menselijke en financiële middelen vereist, zowel op communautair vlak als in de lidstaten. Daarom dient te worden bepaald dat de Commissie en de lidstaten voor de ontwikkeling en invoering van het systeem alle noodzakelijke middelen ter beschikking moeten stellen. (8) Bij de ontwikkeling van de nationale componenten dienen de lidstaten de beginselen voor elektronische overheidssystemen toe te passen en ondernemers op dezelfde manier te behandelen als in de andere sectoren waarin geautomatiseerde systemen worden ingevoerd. De lidstaten dienen ondernemers, met name de kleine en middelgrote ondernemingen die in deze sector actief zijn, in de gelegenheid te stellen deze nationale componenten tegen zo laag mogelijke kosten te gebruiken en alle maatregelen gericht op het behoud van hun concurrentievermogen te bevorderen. (9) Tevens dient te worden vastgesteld welke de communautaire componenten en de niet-communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem zijn, en welke taken in het kader van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem door de Commissie en door de lidstaten moeten worden uitgevoerd. In dit verband dient de Commissie, bijgestaan door het betrokken comité, op het gebied van coördinatie, organisatie en beheer een belangrijke rol te vervullen. (10) Er dienen procedures te worden opgesteld voor de evaluatie van de uitvoering van het geautomatiseerde systeem voor de uitoefening van toezicht op accijnsgoederen. (11) De financiering van het systeem dient te worden verdeeld tussen de Gemeenschap en de lidstaten, en de financiële bijdrage van de Gemeenschap moet als zodanig in de algemene begroting van de Europese Unie worden opgenomen. (12) Het geautomatiseerde systeem zal het verkeer van accijnsgoederen binnen de interne markt stimuleren. De fiscale aspecten van het verkeer van accijnsgoederen dienen te worden geregeld door een wijziging van Richtlijn 92/12/EEG. Deze beschikking laat de rechtsgrond voor toekomstige wijzigingen van Richtlijn 92/12/EEG onverlet. (13) Voordat het geautomatiseerde systeem voor het intracommunautaire verkeer van en de controle op accijnsgoederen in werking treedt, en gezien de problemen die zich hebben voorgedaan, dient de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en rekening houdend met de opvattingen van de betrokken bedrijfstakken, na te gaan hoe het huidige, op papier gebaseerde systeem kan worden verbeterd. (14) Deze beschikking stelt voor de gehele duur van de ontwikkeling en de invoering van het systeem de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(6). (15) (15) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7), HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Er wordt een geautomatiseerd systeem ingesteld voor de verwerking van gegevens over het verkeer van en de controle op de accijnsproducten bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn 92/12/EEG, hierna "geautomatiseerd systeem" genoemd. 2. Dit geautomatiseerde systeem heeft ten doel: a) elektronische doorgifte van het administratief geleidedocument bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2719/92 en verbetering van de controle mogelijk te maken; b) het functioneren van de interne markt te verbeteren door het intracommunautaire verkeer van goederen onder schorsing van accijns te vereenvoudigen en door de lidstaten in staat te stellen in werkelijke tijd het verkeer van accijnsgoederen te volgen en, indien nodig, de noodzakelijke controles te verrichten; Artikel 2 De lidstaten en de Commissie voeren het geautomatiseerde systeem binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking in. De werkzaamheden in verband met de ingebruikneming van het geautomatiseerde systeem vangen uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking aan. Artikel 3 1. Het geautomatiseerde systeem omvat communautaire en niet-communautaire componenten. 2. De Commissie ziet erop toe dat bij de werkzaamheden betreffende de communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem al het nodige wordt gedaan om zoveel mogelijk gebruik te blijven maken van het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS) en te waarborgen dat het EMCS-systeem met het NCTS compatibel is en, indien technisch mogelijk, ermee wordt samengevoegd, teneinde één geïntegreerd computersysteem te vormen voor de controle op zowel het intracommunautair verkeer van accijnsgoederen als op het verkeer van accijns- en belastbare goederen die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor derde landen. 3. De communautaire componenten zijn de gemeenschappelijke specificaties, de technische producten, de CCN/CSI-netwerkdiensten (Common Communication Network/Common Systems Interface) en de voor alle lidstaten gemeenschappelijke coördinatiediensten, met uitzondering van varianten of aanpassingen hiervan om in nationale behoeften te voorzien. 4. De niet-communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem zijn de nationale specificaties, de nationale gegevensbanken die onderdeel zijn van het systeem, de netwerkverbindingen tussen de communautaire en niet-communautaire componenten, alsmede de apparatuur en de programmatuur die elke lidstaat nuttig acht voor het gebruik van het systeem in zijn gehele bestuursorganisatie. Artikel 4 1. In overeenstemming met de in artikel 7, lid 2, genoemde procedure coördineert de Commissie de invoering en het functioneren van de communautaire en niet-communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem, met name wat betreft: a) de infrastructuur en de noodzakelijke hulpmiddelen voor de algemene interconnectie en interoperabiliteit van het systeem; b) de ontwikkeling van een zeer streng veiligheidsbeleid, teneinde ongeoorloofde toegang tot gegevens te voorkomen en de integriteit van het systeem te waarborgen; c) de instrumenten voor het gebruik van gegevens ten behoeve van fraudebestrijding. 2. Voor de toepassing van lid 1 sluit de Commissie de nodige contracten voor de invoering van de communautaire componenten van het systeem en werkt zij in samenwerking met de lidstaten in het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité een richtplan en de voor de invoering en het functioneren van het systeem noodzakelijke beheersplannen uit. Het richtplan en de beheersplannen geven aan welke initiële en terugkerende taken de Commissie en de lidstaten dienen uit te voeren. De beheersplannen geven ook de termijnen aan waarbinnen de taken moeten worden uitgevoerd die nodig zijn voor de voltooiing van elke in het richtplan vermelde werkopdracht. Artikel 5 1. De lidstaten zien erop toe dat de initiële en de terugkerende taken die hun zijn opgedragen worden uitgevoerd binnen de termijn die is vastgesteld in de in artikel 4, lid 2, bedoelde beheersplannen. Zij brengen de Commissie verslag uit over de resultaten van die taken, onder vermelding van de datum waarop de taken zijn voltooid. De Commissie brengt daarover op haar beurt verslag uit aan het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité. 2. De lidstaten onthouden zich van maatregelen in verband met de invoering of het functioneren van het geautomatiseerde systeem, wanneer dergelijke maatregelen ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de algemene interconnectie of interoperabiliteit van het systeem, dan wel voor het algehele functioneren ervan. Maatregelen die een lidstaat wenst te nemen en die ongunstige gevolgen kunnen hebben voor de algemene interconnectie of interoperabiliteit van het systeem, dan wel voor het algehele functioneren ervan, mogen slechts worden genomen na voorafgaande toestemming van de Commissie die handelt in overeenstemming met de in artikel 7, lid 2, bedoelde procedure. 3. De lidstaten stellen de Commissie regelmatig op de hoogte van alle maatregelen die zij hebben genomen om de volledige exploitatie van het geautomatiseerde systeem door hun gehele bestuursorganisatie mogelijk te maken. De Commissie brengt daarover op haar beurt verslag uit aan het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité. Artikel 6 De voor de uitvoering van deze beschikking noodzakelijke maatregelen in verband met de invoering of het functioneren van het geautomatiseerde systeem en met de in artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde aangelegenheden worden vastgesteld volgens de beheersprocedure in artikel 7, lid 2. Die uitvoeringsbepalingen doen geen afbreuk aan de communautaire bepalingen inzake inning en controle van indirecte belastingen of administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand op het gebied van indirecte belastingen. Artikel 7 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 24 van Richtlijn 92/12/EEG ingestelde Accijnscomité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 8 1. De Commissie neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om te verifiëren of de uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde maatregelen correct en overeenkomstig deze beschikking zijn uitgevoerd. Zij volgt regelmatig, in samenwerking met de lidstaten, in het kader van het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité, de voortgang van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem om vast te stellen of de daarvoor gestelde doelstellingen zijn bereikt en om richtsnoeren op te stellen voor de verbetering van de doeltreffendheid van de maatregelen ter uitvoering van het systeem. 2. De Commissie legt 30 maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking het in artikel 7, lid 1, bedoelde comité een tussentijds verslag over de door haar gevolgde activiteiten voor. Indien nodig, stelt dit rapport de procedures en de criteria voor de latere evaluatie van het functioneren van het geautomatiseerde systeem vast. 3. Na afloop van de periode van zes jaar bedoeld in artikel 2, eerste alinea, dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de uitvoering van het geautomatiseerde systeem. Dit verslag stelt onder meer de procedures en de criteria voor de latere evaluatie van het functioneren van het geautomatiseerde systeem vast. Artikel 9 De kandidaat-lidstaten van de Europese Unie worden door de Commissie op de hoogte gesteld van de ontwikkeling en de invoering van het geautomatiseerde systeem en kunnen, als zij dat wensen, aan de daarmee genomen proeven deelnemen. Artikel 10 1. De kosten in verband met de invoering van het geautomatiseerde systeem worden gedeeld door de Gemeenschap en de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3. 2. De kosten in verband met het ontwerp, de aanschaf, de installatie en het onderhoud van de communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem, alsmede de kosten in verband met de lopende exploitatie van de communautaire componenten die in de gebouwen van de Commissie of van een door de Commissie aangewezen subcontractant zijn geïnstalleerd, komen ten laste van de Gemeenschap. 3. De kosten in verband met de invoering en het functioneren van de niet-communautaire componenten van het geautomatiseerde systeem, alsmede de kosten in verband met de lopende exploitatie van de communautaire componenten die in de gebouwen van de lidstaten of van een door de betrokken lidstaat aangewezen subcontractant zijn geïnstalleerd, komen ten laste van de lidstaten. Artikel 11 1. De financiële middelen voor de invoering van het geautomatiseerde systeem in de in artikel 2, eerste alinea, bedoelde periode worden vastgesteld op 35 miljoen EUR voor de algemene begroting van de Europese Unie. De jaarlijkse kredieten, met inbegrip van de kredieten die worden toegewezen voor de exploitatie en het functioneren van het systeem na de voornoemde invoeringsperiode, worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten. 2. De lidstaten begroten de financiële en menselijke middelen die voor de vervulling van de in artikel 5 omschreven verplichtingen benodigd zijn en stellen deze ter beschikking. De Commissie en de lidstaten stellen de voor de invoering en de exploitatie van het geautomatiseerde systeem vereiste menselijke, budgettaire en technische middelen ter beschikking. Artikel 12 Deze beschikking treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 13 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2003. Voor het Europees Parlement De voorzitter P. Cox Voor de Raad De voorzitter G. Papandreou (1) PB C 51 E van 26.2.2002, blz. 372. (2) PB C 221 van 17.9.2002, blz. 1. (3) Advies van het Europees Parlement van 24 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 januari 2003 (PB C 64 van 18.3.2003, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 8 april 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 3 juni 2003. (4) PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/47/EG (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 73). (5) PB L 276 van 19.9.1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2225/93 (PB L 198 van 7.8.1993, blz. 5). (6) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. (7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.