Acest document este un extras de pe site-ul EUR-Lex
Document 32020O1554
Guideline (EU) 2020/1554 of the European Central Bank of 14 October 2020 amending Guideline ECB/2011/23 with regard to the frequency of reporting to the European Central Bank on the quality of external statistics (ECB/2020/52)
Richtsnoer (EU) 2020/1554 van de Europese Centrale Bank van 14 oktober 2020 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de frequentie van de rapportage aan de Europese Centrale Bank met betrekking tot de kwaliteit van externe statistieken (ECB/2020/52)
Richtsnoer (EU) 2020/1554 van de Europese Centrale Bank van 14 oktober 2020 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de frequentie van de rapportage aan de Europese Centrale Bank met betrekking tot de kwaliteit van externe statistieken (ECB/2020/52)
PB L 354 van 26.10.2020, p. 26-33
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
care este în vigoare
26.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 354/26 |
RICHTSNOER (EU) 2020/1554 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 14 oktober 2020
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de frequentie van de rapportage aan de Europese Centrale Bank met betrekking tot de kwaliteit van externe statistieken (ECB/2020/52)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1, artikel 3.3, artikel 5.1, artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 16,
Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), en met name artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De kwaliteit van de gegevens met betrekking tot externe statistieken wordt beoordeeld overeenkomstig het Kwaliteitskader voor statistieken van de Europese Centrale Bank (ECB) en omvat een periodiek rapport van de directie aan de Raad van bestuur van de ECB. Het toezicht op de kwaliteit van de gegevens is van cruciaal belang en moet tijdig worden uitgevoerd. |
(2) |
Er moet evenwel een juiste balans worden bereikt tussen de noodzaak van toezicht en de frequentie van de rapportage van de relevante informatie aan de Raad van bestuur. Daarom dient de frequentie waarmee de directie rapporteert aan de Raad van bestuur over de kwaliteit van de financiële kwartaalrekeningen te worden bijgewerkt. Om een gedegen analyse mogelijk te maken, dient de directie na de vaststelling van dit richtsnoer de eerste kwaliteitsrapportage eind 2022 bij de Raad van bestuur in te dienen. |
(3) |
De begrippen die ten grondslag liggen aan de verzameling en samenstelling van externe statistieken zijn deugdelijk en goed verankerd in de zesde editie van het Handboek over de betalingsbalans en de externe vermogenspositie (“Balance of Payments and International Investment Position Manual” — BPM6) van het Internationaal Monetair Fonds (2). Deze begrippen behoeven echter vaak verduidelijking, die in sommige gevallen bijzonder belangrijk is voor een nauwkeurige samenstelling van de aggregaten van het eurogebied. Het is derhalve noodzakelijk om de in bijlage III bij Richtsnoer 2012/120/EU van de Europese Centrale Bank (ECB/2011/23) (3) opgenomen begrippen “financiële rekening” en “internationale investeringspositie” te actualiseren. |
(4) |
Wanneer ernstige problemen in verband met de gegevenskwaliteit worden vastgesteld, dient de directie de mogelijkheid te worden geboden om naar eigen inzicht aanvullende rapporten in te dienen bij de Raad van bestuur. Om dezelfde reden dient ook te worden geregeld dat de directie deze discretionaire bevoegdheid vanaf 2022 kan uitoefenen. |
(5) |
In lijn met het Kwaliteitskader voor statistieken van de ECB is het passend dat bepaalde gegevens uit dergelijke rapportages openbaar worden gemaakt. |
(6) |
Met ingang van 1 maart 2021 schrijft Richtsnoer (EU) 2018/1151 van de Europese Centrale Bank (ECB/2018/19) (4) voor dat de directie jaarlijks aan de Raad van bestuur moeten rapporteren over de kwaliteit van de externe statistieken. Teneinde de juiste balans te bereiken tussen de noodzaak aan toezicht en de frequentie van de rapportage van de relevante informatie aan de Raad van bestuur, dient de in Richtsnoer ECB/2011/23 vastgelegde frequentie verder te worden uitgebreid tot tweejaarlijkse rapportage. Omwille van transparantie dient derhalve voldoende tijd te worden voorzien tussen de toepassing van het vereiste om jaarlijks te rapporteren op grond van Richtsnoer (EU) 2018/1151 en de toepassing van het meest recente vereiste om tweejaarlijks te rapporteren op grond van dit richtsnoer. Derhalve dienen de nationale centrale banken (NCB’s) en de directie vanaf 1 juli 2021 aan dit richtsnoer te voldoen. |
(7) |
Derhalve moet Richtsnoer ECB/2011/23 dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtsnoer ECB/2011/23 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 6, lid 1, wordt vervangen door:
|
2. |
Aan artikel 6 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:
|
3. |
Bijlage III wordt overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd. |
Artikel 2
Vankrachtwording en tenuitvoerlegging
1. Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.
2. De centrale banken van het Eurosysteem voldoen met ingang van 1 juli 2021 aan dit richtsnoer.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
Gedaan te Frankfurt am Main, 14 oktober 2020.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(2) Beschikbaar op: https://www.imf.org/
(3) Richtsnoer 2012/120/EU van de Europese Centrale Bank van 9 december 2011 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2011/23) (PB L 65 van 3.3.2012, blz. 1).
(4) Richtsnoer (EU) 2018/1151 van de Europese Centrale Bank van 2 augustus 2018 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2018/19) (PB L 209 van 20.8.2018, blz. 2).
BIJLAGE
Bijlage III, afdeling 1, onderafdeling C. “ Financiële rekening en internationale investeringspositie ” bij Richtsnoer ECB/2011/23 wordt vervangen door:
“C. Financiële rekening en internationale investeringspositie
In het algemeen worden in de financiële rekening transacties in financiële activa en passiva tussen ingezeten en niet-ingezeten institutionele eenheden geboekt. Voor een correcte samenstelling van de aggregaten van het eurogebied dienen echter alle uitwisselingen tussen ingezeten institutionele eenheden van door niet-ingezetenen uitgegeven financiële instrumenten en tussen niet-ingezeten institutionele eenheden van door ingezetenen uitgegeven financiële instrumenten te worden geboekt als financiële transacties, d.w.z. strikt volgens de debiteuren-/crediteurenbenadering.
In de financiële rekening worden de transacties netto weergegeven: mutaties in financiële activa komen overeen met aankopen van activa minus verminderingen in activa.
De internationale investeringspositie (IIP) geeft op het einde van elk kwartaal de waarde weer van de financiële activa van ingezetenen van een economie die bestaan uit vorderingen op niet-ingezetenen, en de schulden van ingezetenen van een economie aan niet-ingezetenen, plus als reserve aangehouden ongemunt goud. Het verschil tussen de activa en passiva is de nettopositie in de IIP, en is hetzij een nettovordering op of een nettoschuld aan het buitenland.
De waarde van de IIP aan het einde van een periode volgt uit de posities aan het einde van de voorafgaande periode, transacties in de lopende periode, en overige wijzigingen om andere redenen dan transacties tussen ingezetenen en niet-ingezetenen, die kunnen worden toegerekend aan overige volumemutaties en waarderingsverschillen vanwege wijzigingen in wisselkoersen of prijzen.
Volgens de functionele onderverdeling worden grensoverschrijdende financiële transacties en posities ingedeeld als directe investering, beleggingen, financiële derivaten (m.u.v. reserves) en aandelenopties van werknemers, overige investeringen en reserves. Grensoverschrijdende financiële transacties en posities worden verder ingedeeld naar type instrument en institutionele sector.
Marktprijzen vormen de basis voor de waardering van transacties en posities. Posities in niet-verhandelbare instrumenten, namelijk leningen, deposito’s en overige vorderingen/schulden, worden tegen de nominale waarde gewaardeerd. Eventuele transacties in deze instrumenten worden evenwel tegen marktprijzen gewaardeerd. Om de discrepantie tussen de waardering van transacties tegen marktwaarde en de waardering van posities tegen nominale waarde in aanmerking te nemen, registreert de verkoper waarderingsverschillen ten gevolge van overige prijswijzigingen in de periode waarin de verkoop plaatsvindt, als zijnde gelijk aan het verschil tussen de nominale waarde en de transactiewaarde, terwijl de koper een tegengesteld bedrag registreert als waarderingsverschillen ten gevolge van overige prijswijzigingen. Een gelijksoortige registratie vindt plaats voor transacties en posities in directe investeringen in aandelen indien de posities eigen vermogen tegen boekwaarde weergeven (zie volgende afdeling).
De financiële rekening van de betalingsbalans en de IIP bevat compenserende boekingsposten voor gecumuleerde inkomsten uit in de respectieve functionele categorieën ingedeelde instrumenten.
6.1.
Directe investering heeft betrekking op een ingezetene in de ene economie die zeggenschap over of invloed van betekenis heeft op het beheer van een onderneming die ingezeten is in een andere economie. In aansluiting op internationale standaarden (BPM6) is sprake van een dergelijk verband, indien een in een economie ingezeten investeerder 10 %, of meer, direct of indirect stemrechtenbezit heeft in een in een andere economie ingezeten onderneming. Op basis van dit criterium kan er een vervlechting van directe investeringen bestaan tussen een aantal verbonden ondernemingen, ongeacht of die vervlechting één of meerdere ketens omvat. De vervlechting kan zich uitstrekken tot dochterondernemingen, dochters van dochterondernemingen en partnerondernemingen van de directe-investeringsmaatschappij. Zodra de directe investering vaststaat, worden alle daaruit voortvloeiende financiële stromen/deelnemingen tussen de verbonden entiteiten geboekt als transacties/posities in verband met directe investeringen.
Kapitaaldeelnemingen omvat deelnemingen in bijkantoren, alsmede alle aandelen in dochter- en partnerondernemingen. Herbelegde winsten bestaan uit de compenserende boekingspost voor het aandeel van de directe investeerder in winsten die door dochter- of partnerondernemingen niet als dividenden zijn uitgekeerd, alsmede winsten van bijkantoren die niet aan de directe investeerder zijn afgedragen en die zijn geboekt onder “inkomsten uit investeringen” (zie punt 3.2.3).
Directe investeringen in de vorm van deelnemingen en schuld worden verder uitgesplitst naar de soort relatie tussen entiteiten en naar het oogmerk van de investering. Drie typen van directe-investeringsrelaties kunnen worden onderscheiden:
a) |
investeringen door directe investeerders in directe-investeringsmaatschappijen. Deze categorie omvat investeringsstromen (en -standen) van de directe investeerder naar diens directe-investeringsmaatschappijen (ongeacht of daarover direct of indirect zeggenschap of invloed wordt uitgeoefend); |
b) |
tegengestelde investering. Dit type relatie bestrijkt investeringsstromen (en -standen) van de directe-investeringsmaatschappijen naar de directe investeerder; |
c) |
tussen zusterondernemingen. Dit bestrijkt stromen (en standen) tussen ondernemingen die geen zeggenschap over of invloed op elkaar uitoefenen, maar dezelfde directe investeerder oefent zeggenschap over of invloed op beide uit. |
Wat betreft de waardering van directe investeringsposities worden de beursgenoteerde aandelen gewaardeerd tegen marktprijzen. Indien het niet-beursgenoteerde directe-investeringsmaatschappijen betreft, worden aandelen daarentegen gewaardeerd op basis van de boekwaarde onder toepassing van een gangbare definitie die de volgende boekingsposten omvat:
i) |
gestort kapitaal (met uitzondering van eigen aandelen en met inbegrip van agioreserves); |
ii) |
alle typen reserves (met inbegrip van investeringsbijdragen, indien richtlijnen voor financiële administratie deze als bedrijfsreserves beschouwen); |
iii) |
niet-uitgekeerde winsten minus verliezen (met inbegrip van het resultaat voor het lopende jaar). |
Voor aandelen van niet-beursgenoteerde ondernemingen kunnen de in de financiële rekening geboekte transacties verschillen van het in de IIP tegen boekwaarde geregistreerde eigen vermogen. Dergelijke verschillen worden geboekt als herwaarderingen ten gevolge van overige prijsmutaties.
Als beste praktijk wordt aanbevolen dat alle lidstaten een begin maken met de samenstelling van de effectenstanden inzake directe buitenlandse investeringen en de herbelegde winsten op basis van de resultaten van de ten minste jaarlijks te verzamelen enquêtes inzake directe buitenlandse investeringen (*).
__________
(*) |
De volgende niet-aanvaardbare praktijken dienen gestaakt te worden: i) de keuze van het waarderingscriterium aan de informatieplichtigen overlaten (markt- of boekwaarde); ii) de toepassing van een permanente-inventarismethode/accumulatie van betalingsbalansstromen voor de samenstelling van standen. |
6.2.
Beleggingen omvatten transacties en posities inzake schuldbewijzen of aandelen, m.u.v. die welke vallen onder directe investeringen of reserves. Beleggingen omvatten deelnemingen, aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen en schuldbewijzen, tenzij ze zijn ingedeeld hetzij als directe investeringen, hetzij als reserves. Transacties zoals repo’s en effecten-uitleen vallen niet onder beleggingen. Effectentransacties en -posities worden gewaardeerd tegen marktprijzen. In het geval van beleggingen in niet-beursgenoteerde effecten kunnen echter verschillen optreden in de waardering van transacties en posities in het geval van directe investering in niet-beursgenoteerde aandelen. Ook in dit geval dienen dergelijke verschillen te worden geboekt als waarderingsverschillen ten gevolge van andere prijswijzigingen.
Een gemeenschappelijke aanpak voor het verzamelen van gegevens inzake beleggingen is vastgelegd in bijlage VI.
6.2.1. AANDELEN
Aandelen omvatten alle instrumenten die een aanspraak op de restwaarde van een vennootschap of een quasivennootschap vormen, nadat aan de aanspraken van alle crediteuren is voldaan. In tegenstelling tot schulden geven aandelen de eigenaar in het algemeen geen recht op een vooraf bepaald bedrag of een bedrag dat volgens een vaste formule wordt bepaald. Aandelen zijn onderverdeeld in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen.
Beursgenoteerde aandelen zijn aandelen die genoteerd staan aan een erkende aandelenbeurs of op enigerlei andere vorm van secundaire markt. Niet-beursgenoteerde aandelen zijn aandelen die niet genoteerd staan aan een aandelenbeurs.
6.2.2. AANDELEN IN BELEGGINGSFONDSEN
Aandelen in beleggingsfondsen worden uitgegeven door beleggingsfondsen. Als het fonds een trust is, worden zij rechten van deelneming genoemd. Beleggingsfondsen zijn collectieve beleggingsinstellingen via welke beleggers middelen bundelen om in financiële en/of niet-financiële activa te beleggen. Aandelen in beleggingsfondsen hebben een speciale rol in financiële intermediatie als een soort collectieve investering in overige activa, en worden daarom worden onderscheiden van de overige aandelen. Daarnaast verschilt de behandeling van hun inkomsten omdat ingehouden winsten moeten worden toegerekend.
6.2.3. SCHULDBEWIJZEN
Schuldbewijzen zijn verhandelbare instrumenten die als bewijs van een schuld dienen. Hiertoe behoren wissels, promessen, verhandelbare depositocertificaten, commercial paper, obligaties, effecten op onderpand van activa, geldmarktinstrumenten en soortgelijke instrumenten die normaliter op de financiële markten worden verhandeld. Transacties en posities in schuldbewijzen worden naar oorspronkelijke looptijd ingedeeld in kortlopend en langlopend.
6.2.3.1. KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN
Kortlopende schuldbewijzen zijn direct opvraagbaar of uitgegeven met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of korter. Ze geven de houder in het algemeen het onvoorwaardelijke recht om op een bepaalde datum een bepaald vast bedrag aan geld te ontvangen. Dergelijke instrumenten worden meestal op georganiseerde markten met disconto verhandeld; het disconto is afhankelijk van de rentevoet en de resterende looptijd.
6.2.3.2. LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN
Langlopende schuldbewijzen worden uitgegeven met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar of zonder aangegeven looptijd (met uitzondering van direct opvraagbare schuldbewijzen die worden opgenomen onder kortlopende schuldbewijzen). Ze geven de houder in het algemeen: a) het onvoorwaardelijke recht op een vast geldelijk inkomen of op een contractueel bepaald variabel geldelijk inkomen (betaling van de rente staat los van de winst van de schuldenaar), en b) het onvoorwaardelijke recht op een vast bedrag als terugbetaling van de hoofdsom op een bepaalde datum of op bepaalde datums.
Transacties worden in de betalingsbalans opgenomen wanneer de crediteuren of debiteuren de vordering of de schuld boeken. Transacties worden geboekt tegen de werkelijk ontvangen of betaalde prijs na aftrek van commissie en kosten. Voor schuldbewijzen met coupons wordt derhalve de na de laatste rentebetaling opgebouwde rente geboekt en, voor met disconto uitgegeven effecten, de na de uitgifte gecumuleerde rente. Lopende rente dient te worden opgenomen voor zowel de financiële rekening van de betalingsbalans als de IIP; deze boekingen vereisen compenserende boekingsposten in de respectieve inkomensrekeningen.
6.3.
Een financieel-derivatencontract is een financieel instrument dat gekoppeld is aan een ander specifiek financieel instrument, indexcijfer of goed en door middel waarvan specifieke financiële risico’s (zoals rentevoet-, wisselkoers-, vermogens-, goederenprijs-, kredietrisico’s enz.) zelfstandig op financiële markten kunnen worden verhandeld. Deze categorie wordt apart van andere categorieën geïdentificeerd omdat ze verband houdt met risico-overdracht, in plaats van met de beschikbaarstelling van gelden of andere middelen. Anders dan bij andere functioneel afgebakende categorieën wordt op financiële derivaten geen primair inkomen opgebouwd. Aan rentederivaten verbonden nettostromen worden geboekt als financiële derivaten, niet als inkomen uit investeringen. Transacties en posities in financiële derivaten worden los van de waarde van de onderliggende posten waarmee ze zijn verbonden behandeld. Voor opties moet de volledige premie (d.w.z. de aan-/verkoopprijs van de opties en de impliciete commissie) worden geboekt. Opeisbare margestortingen bestaan uit geld of ander onderpand dat gedeponeerd wordt om een tegenpartij te beschermen tegen het risico van wanbetaling. Ze worden als deposito’s ingedeeld onder overige investeringen (indien de schulden van de schuldenaar zijn inbegrepen in de geldhoeveelheid in ruime zin) of in overige vorderingen/schulden. Niet-opeisbare margestortingen (ook wel variatiemarge genoemd) verminderen de via een derivaat gecreëerde financiële aansprakelijkheid; ze worden daarom ingedeeld als transacties in financiële derivaten.
De waardering van financiële derivaten moet geschieden op basis van de actuele marktwaarde. Mutaties in de prijs van derivaten worden geboekt als waarderingsverschillen (waarderingsverschillen ten gevolge van prijswijzigingen). De registratie van transacties in financiële derivaten vindt plaats wanneer de crediteuren en de debiteuren de vordering, respectievelijk de schuld boeken. Gelet op de praktische problemen met het maken van een onderscheid tussen activa- en passivastromen voor sommige derivateninstrumenten, worden alle transacties in financiële derivaten in de betalingsbalans van het eurogebied op nettobasis geboekt. Activa- en passivaposities uit hoofde van financiële derivaten worden in de statistieken inzake de IIP op brutobasis opgenomen, met uitzondering van de financiële derivaten die tot de reserves behoren; deze worden op nettobasis opgenomen. Om praktische redenen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de besloten derivaten en het onderliggende instrument waaraan ze gekoppeld zijn.
Aandelenopties voor werknemers zijn opties voor het kopen van aandelen van een onderneming, die aan werknemers worden aangeboden als een vorm van beloning. Indien een aan werknemers verleende aandelenoptie zonder beperking op financiële markten kan worden verhandeld, wordt die optie ingedeeld als financieel derivaat.
6.4.
Overige investeringen is een restcategorie die posities en transacties omvat die niet zijn opgenomen onder directe investeringen, beleggingen, financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers of reserves. Voor zover de volgende klassen financiële activa en passiva niet zijn opgenomen onder directe investeringen of reserves, omvat overige investeringen: a) overige deelnemingen, b) chartaal geld en deposito’s, c) leningen (met inbegrip van het gebruik van IMF-krediet en leningen van het IMF), d) verzekeringen, pensioenstelsels en standaardgarantieregelingen, e) handelskrediet en voorschotten, f) overige vorderingen/schulden en g) toewijzingen van bijzondere trekkingsrechten (SDR’s — special drawing rights) (bezit van SDR’s wordt opgenomen in reserves).
Voor met disconto verkochte leningen, deposito’s en overige vorderingen/schulden kan de in de financiële rekening geboekte transactiewaarde verschillen van de in de IIP geregistreerde nominale waarde. Dergelijke verschillen worden geboekt als herwaarderingen ten gevolge van overige prijsmutaties.
6.4.1. OVERIGE DEELNEMINGEN
Overige deelnemingen omvatten deelnemingen anders dan in de vorm van effecten, en is daarom niet opgenomen onder beleggingen. Deelneming in het kapitaal van sommige internationale organisaties is niet in de vorm van effecten en wordt dus ingedeeld als overige deelnemingen.
6.4.2. CHARTAAL GELD EN DEPOSITO’S
Chartaal geld en deposito’s omvatten chartaal geld in omloop en deposito’s. Deposito’s zijn gestandaardiseerde niet-verhandelbare contracten die in het algemeen worden aangeboden door deposito-instellingen, waarbij de crediteur een variabel bedrag aan geld kan plaatsen en later weer kan opnemen. Deposito’s houden normaliter een garantie van de debiteur in om de hoofdsom aan de belegger terug te geven.
Voor het onderscheid tussen “leningen” en “chartaal geld en deposito’s” is de aard van de geldnemer bepalend. Zulks houdt in dat aan de actiefzijde door de ingezeten geldhoudende sector aan niet-ingezeten banken verstrekt geld dient te worden ingedeeld als “deposito’s”, en dat door de ingezeten geldhoudende sector aan niet-ingezeten niet-banken (d.w.z. institutionele eenheden met uitzondering van banken) verstrekt geld dient te worden ingedeeld als “leningen”. Aan de passiefzijde dient door ingezeten niet-banken (d.w.z. niet-monetaire financiële instellingen (MFI’s)) opgenomen geld steeds te worden ingedeeld als “leningen”. Ten slotte houdt dit onderscheid in dat alle transacties met ingezeten MFI’s en niet-ingezeten banken dienen te worden ingedeeld als “deposito’s”.
6.4.3. LENINGEN
Leningen zijn financiële activa die: a) worden gecreëerd wanneer een crediteur gelden direct aan een debiteur leent, en b) zijn belichaamd in documenten die niet verhandelbaar zijn. Deze categorie omvat alle leningen, met inbegrip van hypothecaire leningen, financiële leases en repo-achtige transacties. Alle repo-achtige transacties, d.w.z. repo-overeenkomsten, verkoop/terugkoop-transacties en effecten-uitleen (onder verstrekking van contanten als onderpand), worden behandeld als leningen tegen onderpand en niet als rechtstreekse aan- of verkopen van effecten en worden onder “overige investeringen” geboekt voor de ingezeten sector die de transactie uitvoert. Deze behandeling beoogt de economische beweegredenen van deze financiële instrumenten nauwkeuriger weer te geven en strookt tevens met de accountingpraktijk van banken en andere financiële vennootschappen.
6.4.4. VERZEKERINGS-, PENSIOEN- EN STANDAARDGARANTIEREGELINGEN
Deze categorie omvat het volgende: a) technische reserves van schadeverzekeringen, b) aanspraken uit levensverzekering en annuïteiten, c) pensioenrechten, vorderingen van pensioenfondsen op pensioenbeheerders, en aanspraken op niet-pensioenfondsen, en d) voorzieningen voor claims in het kader van standaardgaranties.
6.4.5. HANDELSKREDIETEN EN VOORSCHOTTEN
Handelskredieten en voorschotten zijn financiële aanspraken die voortvloeien uit de rechtstreekse kredietverlening door aanbieders van goederen en diensten aan hun klanten, en voorschotten voor werk in uitvoering of nog uit te voeren werk, in de vorm van vooruitbetalingen door klanten voor nog niet geleverde goederen en diensten. Handelskredieten en voorschotten ontstaan wanneer de betaling van goederen of diensten niet plaatsvindt op het tijdstip van de eigendomsoverdracht van een goed of de verlening van een dienst.
6.4.6. OVERIGE VORDERINGEN/SCHULDEN
Deze categorie bestaat uit te ontvangen of te betalen posten die niet onder handelskredieten en voorschotten of andere instrumenten worden geboekt. Ze omvat financiële activa en passiva die als tegenboeking van transacties ontstaan indien er sprake is van een tijdsverschil tussen deze transacties en de daarmee samenhangende betalingen. Hiertoe behoren belastingschulden, koop en verkoop van effecten, vergoedingen voor effecten-uitleen of voor goudleningen, lonen, dividenden en sociale premies die zijn opgebouwd maar nog niet zijn betaald.
6.4.7. TOEWIJZINGEN VAN BIJZONDERE TREKKIGSRECHTEN (SDR’s)
De toewijzing van SDR’s aan IMF-leden wordt weergegeven in overige investeringen onder SDR’s, als een door de ontvanger opgelopen schuld, met een overeenkomstige boeking onder SDR’s in reserves.
6.5.
Reserves zijn externe activa die gemakkelijk ter beschikking en onder toezicht staan van monetaire autoriteiten en bestemd zijn om te voldoen aan financieringsbehoeften in verband met de betalingsbalans, voor interventie op valutamarkten om de wisselkoers te reguleren en voor dergelijke doelen (zoals het handhaven van het vertrouwen in de munteenheid en de economie, of om te dienen als basis voor kredietopneming in het buitenland). Reserves moeten activa in vreemde valuta, vorderingen ten opzichte van niet-ingezetenen en werkelijk bestaande activa zijn. Potentiële activa blijven buiten beschouwing. De begrippen “toezicht” en “beschikbaarheid voor gebruik” door de monetaire autoriteiten liggen ten grondslag aan het begrip reserves.
De reserves van het eurogebied bestaan uit de reserves van het Eurosysteem, d.w.z. de reserves van de ECB en de door de nationale centrale banken (NCB’s) van het eurogebied aangehouden reserves.
Reserves moeten: i) onder effectief toezicht staan van een monetaire autoriteit van het Eurosysteem, d.w.z. hetzij de ECB of een NCB van het eurogebied, en ii) zeer liquide, verhandelbare en kredietwaardige vorderingen zijn die het Eurosysteem aanhoudt ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied en die luiden in andere converteerbare valuta dan euro, plus monetair goud, reserveposities in het IMF en SDR’s.
Deze definitie sluit expliciet uit dat in buitenlandse valuta luidende vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, en in euro luidende vorderingen op nationaal niveau of op het niveau van het eurogebied worden beschouwd als reserves. Deviezenposities van de overheid en/of de ministeries van financiën worden evenmin opgenomen in de definitie van reserves voor het eurogebied, zulks overeenkomstig de institutionele bepalingen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Reserves van de ECB zijn overeenkomstig artikel 30 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken gepoold en worden derhalve geacht onder de directe en effectieve controle van de ECB te staan. Zolang geen verdere eigendomsoverdracht plaatsvindt, staan de door de NCB’s aangehouden reserves onder hun directe en effectieve controle en worden behandeld als reserves van elke afzonderlijke NCB.
De reserves van het Eurosysteem worden op brutobasis samengesteld zonder verrekening van met reserves verband houdende verplichtingen, met uitzondering van in de subcategorie “financiële derivaten” opgenomen reserves, die op nettobasis worden geboekt.
De waardering wordt gebaseerd op marktprijzen door toepassing: a) voor transacties, van de marktprijzen die gelden op het moment van de transactie, en b) voor aangehouden reserves, de slotwisselkoersen (middenkoersen) die op het einde van de referentieperiode van toepassing waren. Ten tijde van de transactie geldende wisselkoersen en slotwisselkoersen (middenkoersen) op het einde van de referentieperiode, worden toegepast bij de conversie in euro van transacties en in vreemde valuta luidende activa.
De zienswijze dat andere deviezenliquiditeiten die niet zijn opgenomen in de post reserves van de betalingsbalansstatistieken en van statistieken betreffende de internationale investeringspositie ook een belangrijke aanwijzing zouden kunnen vormen voor het vermogen van een land om aan zijn deviezenverplichtingen te voldoen, heeft aan belang gewonnen en is in de “Special Data Dissemination Standard” van het IMF opgenomen. Om de deviezenliquiditeiten te berekenen, moeten de gegevens betreffende de brutoreserves worden aangevuld met informatie over andere activa in vreemde valuta en met reserves verband houdende passiva. Daarom worden maandelijkse gegevens over (bruto)reserves van het Eurosysteem aangevuld met informatie betreffende overige activa in vreemde valuta, alsmede vaststaande en mogelijke netto korte-termijnaanspraken op de brutoreserves, die worden ingedeeld naar resterende looptijd. Bovendien wordt, met een vertraging van een kwartaal, eveneens een valuta-uitsplitsing vereist tussen brutoreserves luidende in SDR-valuta’s (totaal) en andere valuta’s (totaal).
6.5.1. MONETAIR GOUD
Monetair goud is goud dat eigendom is van de monetaire autoriteiten (of anderen die onderworpen zijn aan daadwerkelijk toezicht van de monetaire autoriteiten) en dat wordt aangehouden als reserve. Het omvat ongemunt goud en niet-toegewezen goud op rekeningen die worden aangehouden bij niet-ingezetenen en die recht geven levering van het goud te vorderen.
Bezit van monetair goud dient ongewijzigd te blijven in alle omkeerbare goudtransacties (goudswaps, repo’s, leningen en deposito’s).
6.5.1.1. |
Ongemunt goud heeft de vorm van munten, ingots of baren met een zuiverheid van ten minste 995 delen per 1 000, met inbegrip van ongemunt goud dat wordt aangehouden op rekeningen van toegewezen goud. |
6.5.1.2. |
Rekeningen van niet-toegewezen goud vertegenwoordigen een aanspraak op de rekeningbeheerder om goud te leveren. Voor deze rekeningen is de rekeningverstrekker rechthebbende op een reservebasis van fysiek toegewezen goud en vaardigt in goud luidende vorderingen uit aan rekeninghouders. Rekeningen van niet-toegewezen goud die niet als monetair goud zijn ingedeeld, worden opgenomen onder chartaal geld en deposito’s in overige investeringen. |
6.5.2. SDR’s
SDR’s zijn door het IMF gecreëerde internationale reserves, die als aanvulling op bestaande reserves aan de leden van het Fonds worden toegewezen. SDR’s worden alleen aangehouden door de monetaire autoriteiten van IMF-leden en door een beperkt aantal internationale financiële instellingen die gemachtigde houders zijn.
6.5.3. RESERVEPOSITIE IN HET IMF
Dit is de som van a) de “reservetranche”, d.w.z. de bedragen aan vreemde valuta (met inbegrip van SDR’s), die een lid op korte termijn kan onttrekken aan het IMF; en b) een schuldverplichting van het IMF (op grond van een leenovereenkomst) in de “General Resources Account”, waarover het lid gemakkelijk kan beschikken.
6.5.4. OVERIGE RESERVES
Overige reserves omvatten chartaal geld en deposito’s, effecten, financiële derivaten en overige vorderingen. Deposito’s betreffen direct opvraagbare deposito’s. Effecten omvatten liquide en verhandelbare deelnemingen en schuldbewijzen uitgegeven door niet-ingezetenen, met inbegrip van aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen. Financiële derivaten worden alleen onder reserves geboekt indien de derivaten die deel uitmaken van het beheer van de reserves, van fundamenteel belang zijn voor de waardering van dergelijke activa. Overige vorderingen omvatten leningen aan niet-ingezeten niet-banken, langlopende leningen aan een IMF-trustrekening en andere financiële activa die niet onder bovengenoemde categorieën zijn opgenomen, maar wel voldoen aan de definitie van reserves.”.