Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R1230

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1230 van de Commissie van 31 mei 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de additionele objectieve criteria voor de toepassing van een preferentieel percentage voor de uit- of instroom van liquiditeit voor grensoverschrijdende onbenutte krediet- of liquiditeitsfaciliteiten binnen een groep of een institutioneel protectiestelsel (Voor de EER relevante tekst. )

C/2017/3522

PB L 177 van 8.7.2017, p. 7–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/1230/oj

8.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/7


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1230 VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de additionele objectieve criteria voor de toepassing van een preferentieel percentage voor de uit- of instroom van liquiditeit voor grensoverschrijdende onbenutte krediet- of liquiditeitsfaciliteiten binnen een groep of een institutioneel protectiestelsel

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 422, lid 10, en artikel 425, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toepassing van een preferentieel percentage voor de uit- of instroom van liquiditeit voor grensoverschrijdende onbenutte krediet- of liquiditeitsfaciliteiten binnen een groep of een institutioneel protectiestelsel (IPS), overeenkomstig artikel 29 en artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 van de Commissie (2), wordt beperkt tot die gevallen waarin de noodzakelijke waarborgen voorhanden zijn en slechts met de voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteiten. Deze waarborgen zijn opgenomen in artikel 29, lid 2, en artikel 34, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 in de vorm van additionele objectieve criteria die in het kader van deze transacties moeten zijn vervuld. Deze waarborgen moeten nader worden gespecificeerd ter verduidelijking van de voorwaarden voor hun naleving.

(2)

Er moet worden gewaarborgd dat toepassing van deze preferentiële percentages de liquiditeitsituatie van de liquiditeitsverschaffer niet in het gedrang brengt en naleving van de liquiditeitsdekkingsratio door de ontvanger van de liquiditeit effectief vergemakkelijkt. De kredietinstelling moet een laag liquiditeitsrisicoprofiel kunnen aantonen door naleving van de liquiditeitsdekkingsratio en alle andere liquideitsgerelateerde toezichtvoorschriften en -maatregelen op grond van titel VII, hoofdstuk 2, afdelingen III en IV van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3), in combinatie met de beoordeling van de bevoegde autoriteiten volgens het meest recente proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder dat de liquiditeitspositie van de instelling een laag risiconiveau heeft, als objectieve referenties van hun liquiditeitspositie.

(3)

De doeltreffendheid van de liquiditeitssteun binnen een groep of een IPS op grensoverschrijdende basis moet worden gewaarborgd door een degelijk contractueel kader dat wordt onderbouwd door een door het leidinggevend orgaan van de kredietinstelling goedgekeurd juridisch advies. Een minimale resterende looptijd van de lijn moet verzekeren dat de verbintenis niet op een specifieke transactie is toegespitst, maar gedurende een bepaalde minimumperiode blijft gelden.

(4)

De liquiditeitsverschaffer moet de ontvanger tijdig de nodige liquiditeit kunnen verstrekken, zelfs in tijden van stress. Daartoe moet de liquiditeitsverschaffer toezicht houden op de liquiditeitspositie van de liquiditeitsontvanger en moeten eventuele noodfinancieringsplannen van de liquiditeitsverschaffer en -ontvanger de gevolgen van de toepassing van een preferentieel uit- of instroompercentage ondervangen.

(5)

De voorwaarden voor de naleving van de in artikel 29, lid 2, en in artikel 34, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 bedoelde additionele objectieve criteria moeten gericht zijn op het verstrekken van afdoende redenen om uit te gaan van hogere dan normale grensoverschrijdende liquiditeitsstromen binnen een groep of IPS in moeilijkheden, zonder te tornen aan de doeltreffendheid en de effectiviteit van een model waarin de liquiditeit doorgaans centraal wordt beheerd. In bepaalde specifieke gevallen waarin die voorwaarden niet worden nageleefd, namelijk wanneer de liquiditeitsverschaffer of -ontvanger niet voldoet of verwacht niet te zullen voldoen aan de liquiditeitsdekkingsratio of aan liquiditeitsgerelateerde toezichtvoorschriften of maatregelen, of indien de resterende looptijd van de liquiditeits- of de kredietlijn korter is dan het verplichte minimum of indien de lijn wordt opgezegd, moeten de bevoegde autoriteiten opnieuw beoordelen of preferentiële percentages voor de uit- of instroom van liquiditeit blijvend kunnen worden toegepast ter voorkoming van de onbedoelde gevolgen die een automatische schorsing van de preferentiële behandeling zouden kunnen hebben in de vorm van procyclische en besmettingseffecten.

(6)

De nadere specificatie van deze additionele objectieve criteria mag niets veranderen aan de verantwoordelijkheid van de kredietinstellingen — als liquiditeitsverschaffer of liquiditeitsontvanger — om hun liquiditeitsrisico's op prudente basis te beheren.

(7)

De nadere specificatie van deze additionele objectieve criteria moet ook tot doel hebben de bevoegde autoriteiten te voorzien van de nodige instrumenten om de toepassing van een preferentieel uit- of instroompercentage te bepalen.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(9)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de additionele objectieve criteria in artikel 29, lid 2, en artikel 34, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 voor de toepassing van de daarin aangegeven vrijstelling nader gespecificeerd.

Artikel 2

Laag liquiditeitsrisicoprofiel van de liquiditeitsverschaffer en -ontvanger

1.   Het in artikel 29, lid 2, onder a), en in artikel 34, lid 2, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 bedoelde lage liquiditeitsrisicoprofiel moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de liquiditeitsverschaffer en -ontvanger hebben voldaan aan het vereiste niveau van de liquiditeitsdekkingsratio, zoals uiteengezet in de artikelen 4 en 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61, alsmede eventuele liquiditeitsgerelateerde toezichtvoorschriften of maatregelen op grond van titel VII, hoofdstuk 2, afdelingen III en IV van Richtlijn 2013/36/EU, doorlopend en gedurende ten minste twaalf maanden voordat toestemming wordt verleend om een preferentieel uit- of instroompercentage toe te passen voor onbenutte krediet- of liquiditeitsfaciliteiten uit hoofde van artikel 29, lid 1, en van artikel 34, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61.

b)

de posities van de liquiditeitsverschaffer en -ontvanger vormen een laag risico op grond van het meest recente proces van toetsing en evaluatie dat is uitgevoerd overeenkomstig titel VII, hoofdstuk 2, afdeling III, van Richtlijn 2013/36/EU.

Om vast te stellen of aan de in punt a) van dit lid bedoelde voorwaarde is voldaan, moet het vereiste niveau van de liquiditeitsdekkingsratio worden berekend op de basis die is toegepast in het preferentiële percentage voor de uit- of instroom van liquiditeit gedurende de in dat punt genoemde periode van twaalf maanden.

2.   Wanneer de liquiditeitsverschaffer of -ontvanger van de bevoegde autoriteiten toestemming heeft gekregen om ontheffing van de voorwaarde in artikel 29, lid 1, onder d), en in artikel 34, lid 1, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 te verlenen en een liquiditeitsverschaffer of -ontvanger niet voldoet of verwacht niet te zullen voldoen aan het vereiste niveau van de liquiditeitsdekkingsratio als bedoeld in de artikelen 4 en 38 van die gedelegeerde verordening, of aan liquiditeitsgerelateerde toezichtvoorschriften of maatregelen uit hoofde van titel VII, hoofdstuk 2, afdelingen III en IV van Richtlijn 2013/36/EU, stelt hij de bevoegde autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis en voegt hij een beschrijving bij van de gevolgen van een dergelijk verzuim om te voldoen aan de liquiditeitsdekkingsratio of liquiditeitsgerelateerde toezichtvoorschriften of maatregelen voor het desbetreffende preferentiële uit- of instroompercentage dat op zijn tegenpartij wordt toegepast.

3.   Wanneer de liquiditeitsverschaffer of -ontvanger van de bevoegde autoriteiten toestemming heeft gekregen om ontheffing van de voorwaarde in artikel 29, lid 1, onder d), en in artikel 34, lid 1, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 te verlenen en een liquiditeitsverschaffer of -ontvanger niet voldoet of verwacht niet te zullen voldoen aan het vereiste niveau van de liquiditeitsdekkingsratio in deze gedelegeerde verordening, wordt de in lid 2 bedoelde kennisgeving in de onmiddellijke kennisgeving en het herstelplan opgenomen zoals vereist uit hoofde van artikel 414 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

4.   In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen beslissen de betrokken bevoegde autoriteiten of de preferentiële uit- of instroompercentages van toepassing blijven overeenkomstig het in artikel 20, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde proces.

Artikel 3

Juridisch bindende overeenkomsten en verbintenissen tussen de entiteiten van de groep met betrekking tot de onbenutte krediet- of liquiditeitslijn

1.   De in artikel 29, lid 2, onder b), en in artikel 34, lid 2, onder b), bedoelde juridisch bindende overeenkomsten en verbintenissen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de krediet- of liquiditeitslijn is een gecommitteerde lijn die rechtens en feitelijk op ieder tijdstip gedurende de looptijd van de regeling grensoverschrijdend beschikbaar is, zelfs in tijden van stress. Zij is specifiek gericht op de toepassing van het in de artikelen 29 en 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 bedoelde preferentiële uit- of instroompercentage en is op afroep beschikbaar. Daartoe hebben kredietinstellingen voldoende juridisch onderzoek verricht, ondersteund door een schriftelijk en met redenen omkleed juridisch advies dat is goedgekeurd door hun leidinggevende organen, waarin de rechtsgeldigheid en de afdwingbaarheid van de krediet- of liquiditeitslijnovereenkomst of -verbintenis in alle relevante rechtsgebieden wordt bevestigd;

b)

de munteenheid van de gecommitteerde krediet- of liquiditeitslijn is consistent met de verdeling naar valuta van de netto-liquiditeitsuitstromen van de liquiditeitsontvanger die los staan van de lijn;

c)

het bedrag en de kosten van de gecommitteerde krediet- of liquiditeitslijn worden duidelijk gespecificeerd in het desbetreffende contract;

d)

de overeenkomsten en verbintenissen bevatten geen bepaling op grond waarvan de liquiditeitsverschaffer:

i)

kan verlangen dat alle voorwaarden moeten zijn vervuld voordat de liquiditeit wordt verstrekt;

ii)

zich kan onttrekken aan de verplichting om deze overeenkomsten en verbintenissen na te leven;

iii)

de voorwaarden van de overeenkomsten en verbintenissen kan wijzigen zonder voorafgaande goedkeuring van de betrokken bevoegde autoriteiten.

e)

de krediet- of liquiditeitslijn heeft steeds een resterende looptijd van meer dan zes maanden. Indien de krediet- of liquiditeitslijn geen vervaldatum heeft, geldt een minimale opzegtermijn van zes maanden.

2.   De in lid 1, onder a), bedoelde juridische toetsing wordt regelmatig geactualiseerd om rekening te kunnen houden met eventuele wijzigingen in de wetgeving van alle desbetreffende rechtsgebieden. De bevoegde autoriteiten worden in kennis gesteld van de resultaten van deze juridische toetsingen.

3.   Het bedrag van de in lid 1, onder c), bedoelde krediet- of liquiditeitslijn mag niet worden herzien zonder de voorafgaande toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten.

4.   Indien de in lid 1, onder e), bedoelde resterende looptijd korter is geworden dan zes maanden of wanneer de krediet- of liquiditeitslijn wordt opgezegd, stellen kredietinstellingen de betrokken bevoegde autoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis. Deze autoriteiten bepalen of de preferentiële uit- of instroompercentages van toepassing blijven overeenkomstig de in artikel 20, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde procedure.

Artikel 4

Omgang met het liquiditeitsrisicoprofiel van de liquiditeitsontvanger bij het beheer van het liquiditeitsrisico door de liquiditeitsverschaffer

Het liquiditeitsrisicoprofiel van de liquiditeitsontvanger wordt meegenomen bij het beheer van het liquiditeitsrisico door de liquiditeitsverschaffer als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder c), en in artikel 34, lid 2, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de liquiditeitsverschaffer oefent dagelijks toezicht en controle uit op de liquiditeitspositie van de ontvanger. In het geval van correspondentbankieren kunnen het toezicht en de controle op de liquiditeitspositie van de ontvanger worden beperkt tot het saldo van de vostro-rekeningen van de liquiditeitsontvanger.

b)

de gevolgen van het preferentiële uit- of instroompercentage worden volledig in aanmerking genomen en geïntegreerd in de noodfinancieringsplannen van de liquiditeitsverschaffer en -ontvanger, waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke belemmeringen voor de overdracht van die liquiditeit en met de tijd die nodig is voor het uitvoeren van een dergelijke overdracht. Daartoe toont de liquiditeitsverschaffer de betrokken bevoegde autoriteiten aan dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de liquiditeitsfaciliteit doorlopend kan worden verstrekt aan de liquiditeitsontvanger, zelfs in tijden van stress, zonder significante negatieve gevolgen voor zijn eigen liquiditeitspositie. Het noodfinancieringsplan van de liquiditeitsverschaffer waarborgt dat hij niet afhankelijk is van de benodigde liquiditeit om de gecommitteerde krediet- of liquiditeitslijn van de liquiditeitsontvanger te honoreren.

c)

het noodfinancieringsplan van de liquiditeitsverschaffer houdt rekening met het preferentiële uitstroom- of instroompercentage zodat indien nodig in de vereiste liquiditeit kan worden voorzien.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 321 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


Top