Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0062

    Beschikking van de Commissie van 8 december 2006 betreffende door Denemarken aangemelde nationale regelgeving inzake industriële broeikasgassen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5934)

    PB L 32 van 6.2.2007, p. 130–134 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 32 van 6.2.2007, p. 12–12 (BG, RO)
    PB L 219M van 24.8.2007, p. 150–154 (MT)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/62(1)/oj

    6.2.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 32/130


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 8 december 2006

    betreffende door Denemarken aangemelde nationale regelgeving inzake industriële broeikasgassen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5934)

    (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)

    (2007/62/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 95, lid 6,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I.   FEITEN EN PROCEDURE

    (1)

    Bij schrijven van 2 juni 2006 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk Denemarken bij de Europese Unie, heeft de Deense regering, onder verwijzing naar artikel 9, lid 3, onder b) van Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1), de Commissie in kennis gesteld van haar nationale bepalingen betreffende bepaalde industriële broeikasgassen waarvan zij de handhaving na de vaststelling van die verordening noodzakelijk acht, onder opgave van de redenen waarom zij die bepalingen wenst te handhaven.

    (2)

    In dit schrijven wijst het Koninkrijk Denemarken erop dat zij haar nationale bepalingen, die strenger zijn dan die in Verordening (EG) nr. 842/2006, wenst te handhaven, overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder a), van die verordening.

    1.   Wetgeving van de Gemeenschap

    1.1.   Artikel 95, leden 4 en 6, van het EG-Verdrag

    (3)

    Artikel 95, lid 4, van het Verdrag luidt als volgt: „Wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.”.

    (4)

    Volgens artikel 95, lid 6, keurt de Commissie binnen zes maanden na de kennisgeving de betrokken nationale bepalingen goed of wijst zij die af na te hebben nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

    1.2.   Verordening (EG) nr. 842/2006

    (5)

    Verordening (EG) nr. 842/2006 betreffende bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) heeft ten doel de emissie van bepaalde F-gassen (HFK's, PFK's en SF6) waarop het Protocol van Kyoto betrekking heeft, te voorkomen en te beheersen.

    (6)

    De verordening bevat tevens een aantal verbodsbepalingen voor het gebruik en het op de markt brengen, wanneer kosteneffectieve alternatieven op EG-niveau beschikbaar en verbeteringen op het vlak van beperking en terugwinning onhaalbaar zijn.

    (7)

    De verordening heeft een dubbele rechtsgrond: artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag voor alle bepalingen behalve de artikelen 7, 8 en 9, die gebaseerd zijn op artikel 95 van het EG-Verdrag, gezien de gevolgen voor het vrije verkeer van goederen binnen de EG-markt.

    (8)

    Artikel 9 van de verordening regelt het op de markt brengen en verbiedt met name het op de markt brengen van een aantal producten en apparatuur die F-gassen bevatten die onder toepassing van de verordening vallen of waarvan de werking op zulke gassen berust. Bovendien is bij lid 3, onder a), van dat artikel bepaald dat lidstaten die vóór 31 december 2005 nationale bepalingen hebben vastgesteld die verder gaan dan het bepaalde in het artikel en die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen, deze bepalingen tot en met 31 december 2012 mogen handhaven. Overeenkomstig lid 3, onder b), van dat artikel moeten dergelijke nationale bepalingen, onder opgave van redenen, bij de Commissie worden aangemeld en mogen deze niet in strijd zijn met het verdrag.

    (9)

    De verordening is vanaf 4 juli 2007 van toepassing, behalve artikel 9 en bijlage II die vanaf 4 juli 2006 van toepassing zijn.

    2.   Aangemelde nationale bepalingen

    (10)

    De door Denemarken aangemelde nationale bepalingen werden vastgesteld bij Besluit nr. 552 van 2 juli 2002.

    (11)

    Het besluit heeft betrekking op drie broeikasgassen die onder het Protocol van Kyoto vallen en waarvan de meeste een hoog aardopwarmingsvermogen hebben: fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6).

    (12)

    Het besluit behelst een algemeen verbod op de invoer, de verkoop en het gebruik na 1 januari 2006 van nieuwe producten die genoemde broeikasgassen bevatten en een verbod op de invoer, verkoop en het gebruik van deze broeikasgassen, nieuw en herwonnen, na 1 januari 2006.

    (13)

    Er zijn uitzonderingen mogelijk op het algemene verbod op nieuwe producten die betrokken F-gassen bevatten; deze zijn vermeld in bijlage I bij het besluit.

    (14)

    Volgens het besluit kan het Deense Bureau voor Milieubescherming in „zeer bijzondere gevallen” uitzonderingen toestaan. In de kennisgeving is vermeld in welke gevallen uitzonderingen kunnen worden aangevraagd, bijvoorbeeld wanneer het verbod niet-voorziene onevenredige gevolgen heeft, wanneer alternatieven niet voorhanden of ongeschikt zijn of wanneer het algemene niveau van in koolstofdioxide-equivalenten omgerekende broeikasgasemissies lager is bij gebruik van een systeem dat F-gassen bevat. De kennisgeving bevat ook een door het Deense Bureau voor Milieubescherming uitgegeven gids voor bedrijven die voor een uitzondering in aanmerking wensen te komen. In deze gids zijn de criteria opgesomd aan de hand waarvan het Deense Bureau voor Milieubescherming uitzonderingen toestaat of weigert en een overzicht van alle tot dusver ingediende aanvragen en het gevolg dat het Deense Bureau voor Milieubescherming daaraan heeft gegeven.

    (15)

    Bij schrijven van 26 oktober 2006 heeft de Commissie de Deense regering meegedeeld dat zij de kennisgeving had ontvangen en dat de termijn van zes maanden voor de beoordeling, overeenkomstig artikel 95, lid 6, een dag na ontvangst, dat wil zeggen op 9 juni 2006, was ingegaan.

    (16)

    Bij schrijven van 19 september 2006 heeft de Commissie de andere lidstaten van de kennisgeving in kennis gesteld en verzocht eventuele opmerkingen binnen 30 dagen toe te zenden. De Commissie heeft ook een mededeling betreffende de kennisgeving gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) om andere belanghebbenden te informeren over de nationale bepalingen die Denemarken wenst te handhaven en de redenen die het land daarvoor aanvoert.

    II.   BEOORDELING

    1.   Ontvankelijkheid

    (17)

    Artikel 95, lid 4, heeft betrekking op gevallen waarin een lidstaat, na de vaststelling van een harmonisatiemaatregel, het nodig acht nationale bepalingen te handhaven om redenen van de in artikel 30 bedoelde gewichtige eisen of in verband met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.

    (18)

    De Deense kennisgeving heeft betrekking op nationale bepalingen die afwijken van die in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 842/2006. Deze nationale bepalingen zijn in 2002 vastgesteld en in werking getreden, dus vóór de goedkeuring van die verordening.

    (19)

    Het op de markt brengen van producten en apparatuur die F-gassen bevatten is op EG-niveau geharmoniseerd bij Verordening (EG) nr. 842/2006, en met name bij artikel 9 van en bijlage II bij die verordening.

    (20)

    Het Deense besluit bevat strengere bepalingen dan Verordening (EG) nr. 842/2006, daar het een algemeen verbod bevat op de invoer, de verkoop en het gebruik van nieuwe producten die F-gassen bevatten vanaf 1 januari 2006 en een verbod op de invoer, de verkoop en het gebruik van F-gassen, nieuw en herwonnen, vanaf 1 januari 2006, terwijl de verordening een beperkt verbod op het op de markt brengen bevat, daar zij uitsluitend van toepassing is op de in bijlage II genoemde producten.

    (21)

    Als gevolg hiervan, en met name artikel 9, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 842/2006, moeten de lidstaten hun maatregelen bij de Commissie aanmelden, onder opgave van redenen. Dergelijke maatregelen mogen niet in strijd zijn met het Verdrag.

    (22)

    Of de maatregelen in overeenstemming zijn met het verdrag wordt onderzocht overeenkomstig de procedure van artikel 95, leden 4 en 6, waarbij Verordening (EG) nr. 842/2006 in aanmerking wordt genomen. Volgens artikel 95, lid 4, moet de kennisgeving vergezeld gaan van een beschrijving van de redenen waarom een of meer gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 aanwezig worden geacht of waarom het gaat om de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.

    (23)

    In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat het verzoek van Denemarken om toestemming te verkrijgen voor de handhaving van zijn nationale bepalingen inzake industriële broeikasgassen ontvankelijk is krachtens artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag.

    2.   Beoordeling ten gronde

    (24)

    Overeenkomstig artikel 95, lid 4, en lid 6, eerste alinea, van het EG-Verdrag moet de Commissie nagaan of is voldaan aan alle in dat artikel genoemde voorwaarden waarop een lidstaat nationale bepalingen mag handhaven die afwijken van een EG- harmonisatiemaatregel. Die nationale bepalingen moeten hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 van het verdrag of verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, mogen geen middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten of een onnodige of onevenredige hinderpaal voor de werking van de interne markt zijn.

    2.1.   Bewijslast

    (25)

    De Commissie moet bij het onderzoek of de op grond van artikel 95, lid 4, aangemelde nationale bepalingen gerechtvaardigd zijn, de door de betrokken lidstaat opgegeven redenen als basis nemen. Volgens het EG-Verdrag moet de lidstaat die het verzoek indient dus het bewijs leveren dat de handhaving van de nationale maatregelen gerechtvaardigd is.

    (26)

    De betrokken lidstaat moet voldoende redenen aanvoeren en feiten en wetenschappelijke gegevens verstrekken om toestemming te verkrijgen strengere nationale wetgeving te handhaven. Het is derhalve in het belang van die lidstaat om bij de kennisgeving alle feitelijke en juridische informatie ter ondersteuning van het verzoek te voegen (3). Indien dergelijke informatie niet bij de kennisgeving is gevoegd, gaat de Commissie ervan uit dat het verzoek niet gegrond is.

    2.2.   Rechtvaardiging op grond van de in artikel 30 bedoelde gewichtige eisen of de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu

    2.2.1.   Het standpunt van Denemarken

    (27)

    Ter rechtvaardiging van de handhaving van de nationale bepalingen hebben de Deense autoriteiten een toelichting verstrekt waarin de volgende redenen worden aangevoerd.

    (28)

    Besluit nr. 552 van 2 juli 2002 betreft de regulering van bepaalde industriële broeikasgassen (HFK's, PFK's en SF6) die alle krachtige broeikasgassen zijn. Zo komt 1 kg van de twee meest gebruikte HFK-gassen in Denemarken (HFK-134a en HFK-404A) overeen met respectievelijk 1 300 en 3 780 kg CO2, terwijl 1 kg SF6 equivalent is met meer dan 22 000 kg CO2.

    (29)

    Bij het Protocol van Kyoto heeft de EG zich ertoe verbonden de emissie van broeikasgassen in alle lidstaten tezamen in de periode 2008-2012 met ten minste 8 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Tijdens de daarop volgende besprekingen binnen de EG (Besluit 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (4) heeft Denemarken zich ertoe verbonden zijn emissie van broeikasgassen in die periode met 21 % te verminderen.

    (30)

    In hun kennisgeving wijzen de Deense autoriteiten op hun streven het milieu te beschermen en met name op de noodzaak om met alle mogelijke middelen het streefcijfer te behalen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, zoals vermeld in Besluit 2002/358/EG.

    (31)

    Doel van het bedoelde Deense besluit is bij te dragen tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te voorkomen.

    (32)

    De Deense autoriteiten wijzen erop dat het Deense besluit inzake industriële broeikasgassen ten doel heeft het gebruik, en daardoor de emissie, van industriële broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken, om bij te dragen aan de vermindering van deze emissie, waardoor zij aan hun internationale verplichtingen kunnen voldoen. De Deense autoriteiten zijn van oordeel dat het ambitieuze streefcijfer voor de vermindering van broeikasgasemissies waartoe Denemarken zich bij Besluit 2002/358/EG heeft verbonden een gezamenlijke inspanning vergt om alle bronnen van broeikasgasemissies aan te pakken.

    (33)

    HFK's worden in Denemarken voornamelijk gebruik als koelvloeistof in koelinrichtingen. PFK's worden in Denemarken niet meer gebruikt. SF6 werd vroeger gebruikt om glas geluidsdicht te maken en in bepaalde soorten elektrische schakelingen. Tegenwoordig worden zij uitsluitend voor het laatste doel toegepast en dat betekent dat slechts een paar ton per jaar worden gebruikt.

    (34)

    In hun kennisgeving verwijzen de Deense autoriteiten naar prognoses volgens welke het niveau van de emissies, zonder verdere regulering, in 2010 zou zijn verdubbeld, hetgeen neerkomt op 0,5-0,7 miljoen ton meer koolstofdioxide-equivalenten dan wanneer de aangemelde regelgeving wordt toegepast.

    (35)

    De Deense autoriteiten vermelden dat de principes die bij Verordening (EG) nr. 842/2006 op EG-niveau werden ingevoerd om emissies door insluiting te verminderen meer dan 50 jaar geleden reeds in de Deense wetgeving werden opgenomen en sindsdien werden toegepast op F-gassen; het is daarom onwaarschijnlijk dat deze tot verdere verlagingen van de uitstoot zullen leiden.

    (36)

    In zijn kennisgeving geeft Denemarken een korte beschrijving gegeven van enkele toepassingsgebieden waarop alternatieve oplossingen zijn gevonden en die daarom onder de Deense wetgeving vallen. Denemarken gaat ervan uit dat alternatieven beschikbaar zijn voor de in de toepassingen gebruikte industriële broeikasgassen die vanaf 1 januari 2006 of vanaf 1 januari 2007 zijn verboden.

    (37)

    Er zijn uitzonderingen op het algemene verbod op nieuwe producten die de betrokken F-gassen bevatten; deze zijn vermeld in bijlage I bij het besluit. Deze uitzonderingen hebben betrekking op een aantal zeer specifieke toepassingen; voor een aantal meer gewone toepassingen zijn deze gebaseerd op de hoeveelheid broeikasgassen die in de respectieve systemen worden gebruikt, zo is het verbod bijvoorbeeld niet van toepassing op koelinrichtingen, warmtepompen of klimaatregelingsinstallaties met een lading van 0,15 kg tot 10 kg en koelsystemen voor het terugwinnen van warmte met een lading van 50 kg of minder. Producten voor schepen of voor militaire doeleinden en SF6 in hoogspanningskasten zijn ook uitgezonderd.

    (38)

    Naast de hierboven genoemde uitzonderingen voorziet het Deense besluit in de mogelijkheid van uitzonderingen op het algemene verbod in „zeer bijzondere gevallen”. In deze mogelijkheid werd voorzien om te voorkomen dat het verbod in bepaalde gevallen tot onevenredig ernstige gevolgen zou leiden (in gevallen die niet waren voorzien toen het besluit werd vastgesteld, wanneer de installatie van een koeluitrusting gebaseerd op alternatieven voor HFK's uitzonderlijke en onredelijke extra uitgaven voor de installateur/eigenaar met zich zou brengen of wanneer het algemene niveau van in koolstofequivalenten omgerekende broeikasgasemissies lager is voor een systeem dat F-gassen bevat).

    (39)

    De mogelijke uitzonderingen moeten zo worden gebruikt dat de milieuverbetering die met het verbod wordt beoogd op de beste en meest doelmatige wijze wordt verkregen vanuit een algemeen milieuperspectief, de energieaspecten daarbij in aanmerking genomen.

    (40)

    Overeenkomstig artikel 8 van de „Wet op chemische stoffen en producten, nr. 21 van 16 januari 1996” is het verbod niet van toepassing op de invoer, de productie en de verkoop van producten die uitsluitend voor de export zijn bestemd.

    (41)

    Voorts is er geen verbod op de invoer van industriële broeikasgassen voor gebruik bij de vervaardiging van voor de export bestemde producten.

    (42)

    De Deense regering is van oordeel dat het besluit ten doel heeft het milieu te beschermen en dat dit besluit noodzakelijk is en evenredig in termen van het voorkomen en het verminderen van de emissie van gefluoreerde gassen. Daarom is het in haar oordeel niet in strijd met het verdrag.

    2.2.2.   Beoordeling van het standpunt van Denemarken

    (43)

    Na de door Denemarken verstrekte informatie te hebben onderzocht, is de Commissie van oordeel dat het verzoek om handhaving van strengere bepalingen dan die welke zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 842/2006 om de volgende redenen niet in strijd is met het verdrag.

    2.2.2.1.   Om redenen van het milieu:

    (44)

    Het besluit is een onderdeel van de Deense strategie om de emissiereductie te realiseren overeenkomstig het Protocol van Kyoto en de overeenkomst inzake de lastenverdeling binnen de EG. Volgens de EG-overeenkomst moet Denemarken de emissie van broeikasgassen in de periode 2008-2012 met 21 % verminderen ten opzichte van 1990.

    (45)

    Op grond hiervan is Denemarken een klimaatstrategie aan het uitwerken om zijn afspraken na te komen die betrekking hebben op elke bron van broeikasgasemissies. Maatregelen in verband met F-gassen maken daarom deel uit van de Deense werkzaamheden om aan de verplichtingen van Denemarken te voldoen. Opgemerkt wordt dat de emissie van deze F-gassen met het toenemende gebruik van koelsystemen naar raming in 2010 verdubbeld zal zijn indien geen maatregelen worden genomen, ook als gevolg van de geleidelijke stopzetting van het gebruik van HCFK's in koelsystemen op grond van Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (5).

    (46)

    Naar verwachting zal Verordening (EG) nr. 842/2006 leiden tot een aanmerkelijke daling van de emissie van F-gassen in de gehele EG, en vooral in die lidstaten waar nog geen passende maatregelen zijn genomen om de emissie van F-gassen te verminderen, vooral door maatregelen ter verbetering van de insluiting en herwinning van in bepaalde toepassingen gebruikte F-gassen. In de Deense wetgeving waren echter meer dan 50 jaar geleden reeds vergelijkbare bepalingen opgenomen (insluitingsbeleid dat met name was gebaseerd op verplichte opleidingsprogramma's, regelmatige controles op lekkages) ten aanzien van toepassingen die F-gassen bevatten; het is daarom onwaarschijnlijk dat deze tot verdere dalingen zullen leiden die de verwachte groei van de emissie van F-gassen in Denemarken kunnen tegengaan.

    (47)

    Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de door Denemarken aangevoerde motivatie op grond van het milieu, namelijk het verminderen en voorkomen van de emissie van gefluoreerde gassen, geldig is.

    2.2.2.2.   Relevantie en evenredigheid van het Deense besluit in verband met de doelstelling van een verdere vermindering van gefluoreerde broeikasgassen:

    (48)

    In deze omstandigheden en om de emissie van F-gassen verder te verminderen en te voorkomen, heeft Denemarken in 2002 reeds besloten te kiezen voor selectieve verboden om nieuwe uitrusting op de markt te brengen. Deze selectie was gebaseerd op onderzoek naar de aanwezigheid en beschikbaarheid van F-gasvrije alternatieven.

    (49)

    Op grond van dit onderzoek behelst het besluit een algemeen verbod op de invoer, de verkoop en het gebruik van nieuwe producten die F-gassen bevatten vanaf 1 januari 2006, met een significant aantal afwijkingen en uitzonderingen volgens welke bepaalde producten en uitrustingen automatisch zijn vrijgesteld of op bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld, of volgens welke de inwerkingtreding van het verbod kan worden vervroegd of uitgesteld. Volgens bijlage I bij het besluit zijn er uitzonderingen voor een aantal zeer specifieke toepassingen (bv. spuitbussen voor medische doeleinden, laboratoriumuitrusting); voor een aantal meer gewone toepassingen zijn de uitzonderingen gebaseerd op de hoeveelheid broeikasgassen die in de systemen worden gebruikt, waardoor koelinrichtingen, warmtepompen of klimaatregelingsinstallaties met een lading van 0,15 kg tot 10 kg en koelsystemen voor het terugwinnen van warmte met een lading van 50 kg of minder zijn vrijgesteld. Producten voor schepen en voor militaire doeleinden en SF6 in hoogspanningskasten zijn eveneens vrijgesteld.

    (50)

    Daarnaast voorziet het besluit in uitzonderingen die het Deense Bureau voor Milieubescherming kan toestaan in „zeer bijzondere gevallen”, namelijk in gevallen die niet waren voorzien toen het besluit werd vastgesteld, wanneer alternatieven niet voorhanden of geschikt zijn of wanneer het algemene niveau van in koolstofdioxide-equivalenten omgerekende broeikasgasemissies (met inbegrip van „indirecte emissies” als gevolg van energieverbruik) lager zijn voor systemen die F-gassen bevatten.

    (51)

    De procedure en de criteria die het Bureau voor Milieubescherming toepast om uitzonderingen toe te staan of te weigeren zijn duidelijk beschreven. Bij de toepassing van de criteria wordt rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel.

    (52)

    Ook moet erop worden gewezen dat het Deense besluit het gebruik van F-gassen toestaat voor het onderhoud van bestaande uitrusting zodat deze niet onnodig moet worden weggedaan.

    (53)

    Hoewel het besluit gevolgen heeft voor het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap, trekt de Commissie uit het vorenstaande toch de conclusie dat het besluit vanuit milieustandpunt gerechtvaardigd is, de gevolgen van de voorgenomen verboden voor de interne markt in aanmerking genomen, des te meer omdat uitzonderingen kunnen worden toegestaan.

    (54)

    Ook wordt eraan herinnerd dat volgens artikel 9, lid 3, onder a) van Verordening (EG) nr. 842/2006 nationale bepalingen slechts tot en met 31 december 2012 kunnen worden gehandhaafd en dat bijgevolg, mede gezien het feit dat in de kennisgeving van het Koninkrijk Denemarken naar dit artikel wordt verwezen, het besluit slechts voor een beperkte periode van toepassing is.

    2.3.   Afwezigheid van willekeurige discriminatie en van verkapte handelsbeperkingen tussen lidstaten

    (55)

    Overeenkomstig artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst zij deze af na te hebben nagegaan of zij geen middel zijn tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten.

    (56)

    Opgemerkt wordt dat een verzoek uit hoofde van artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag moet worden getoetst aan de voorwaarden van zowel lid 4 als lid 6 van dat artikel. Is aan één van die voorwaarden niet voldaan, dan moet het verzoek worden afgewezen en behoeft niet te worden onderzocht of aan de andere voorwaarden is voldaan.

    (57)

    De aangemelde nationale bepalingen zijn algemeen en zijn zowel van toepassing op binnenlandse als op ingevoerde goederen. Er zijn geen aanwijzingen dat bedoelde bepalingen kunnen worden gebruikt als een middel voor willekeurige discriminatie tussen bedrijven in de Gemeenschap.

    (58)

    Het besluit is gericht op de bescherming van het milieu. Er zijn geen aanwijzingen dat het besluit, in bedoelingen of uitvoering, tot willekeurige discriminatie zal leiden of een verkapte handelsbelemmering zal vormen.

    (59)

    Gelet op de risico's van bepaalde F-gassen voor het milieu is de Commissie van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de door Denemarken aangemelde nationale bepalingen een belemmering vormen voor de werking van de interne markt die niet in verhouding staat tot het nagestreefde doel.

    III.   CONCLUSIE

    (60)

    Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de opmerkingen van de lidstaten en andere derden over de kennisgeving van de Deense autoriteiten, is de Commissie van oordeel dat het op 2 juni 2006 door Denemarken ingediende verzoek om tot en met 31 december 2012 nationale bepalingen te mogen handhaven die strenger zijn dan die in Verordening (EG) nr. 842/2006 wat het op de markt brengen van producten en uitrusting betreft die F-gassen bevatten of waarvan de werking op F-gassen berust, ontvankelijk is.

    De Commissie is voorts van oordeel dat de nationale bepalingen:

    voldoen aan eisen inzake de bescherming van het milieu,

    rekening houden met het bestaan en de technische en economische beschikbaarheid van alternatieven voor de verboden toepassing in Denemarken en waarschijnlijk slechts beperkte economische gevolgen zullen hebben,

    geen middel tot willekeurige discriminatie zijn, en

    geen verkapte beperking van de handel tussen lidstaten vormen,

    en daarom niet in strijd zijn met het verdrag.

    De Commissie meent daarom dat zij kunnen worden goedgekeurd,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De nationale bepalingen inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen die het Koninkrijk Denemarken bij schrijven van 2 juni 2006 heeft aangemeld bij de Commissie en die strenger zijn dan die in Verordening (EG) nr. 842/2006 wat het op de markt brengen van producten en apparatuur betreft die F-gassen bevatten of waarvan de werking op F-gassen berust, worden goedgekeurd. Het Koninkrijk Denemarken mag deze tot en met 31 december 2012 handhaven.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

    Gedaan te Brussel, 8 december 2006.

    Voor de Commissie

    Stavros DIMAS

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 161 van 16.4.2006, blz. 1.

    (2)  PB C 228 van 22.9.2006, blz. 4.

    (3)  Zie de mededeling van de Commissie betreffende artikel 95 (leden 4, 5 en 6) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (COM(2002) 760 def. van 23.12.2002), en met name punt 13.

    (4)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

    (5)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.


    Top