This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32007D0070
Commission Decision of 20 December 2006 concerning the extension of the deadline for placing on the market of biocidal products containing certain active substances not examined during the ten-year work programme referred to in Article 16(2) of Directive 98/8/EC (notified under document number C(2006) 6707)
Beschikking van de Commissie van 20 december 2006 betreffende de verlenging van de termijn voor het op de markt brengen van biociden die bepaalde werkzame stoffen bevatten die niet in de loop van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma worden onderzocht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6707)
Beschikking van de Commissie van 20 december 2006 betreffende de verlenging van de termijn voor het op de markt brengen van biociden die bepaalde werkzame stoffen bevatten die niet in de loop van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma worden onderzocht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6707)
PB L 32 van 6.2.2007, p. 174–176
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 32 van 6.2.2007, p. 20–20
(BG, RO)
In force
6.2.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 32/174 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2006
betreffende de verlenging van de termijn voor het op de markt brengen van biociden die bepaalde werkzame stoffen bevatten die niet in de loop van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma worden onderzocht
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6707)
(Slechts de teksten in de Tsjechische, Deense, Engelse, Finse, Griekse en Zweedse taal zijn authentiek)
(2007/70/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 16, lid 2, tweede alinea, en lid 3, van Richtlijn 98/8/EG (hierna „de richtlijn” te noemen) wordt bepaald dat wanneer de vereiste informatie en gegevens voor de beoordeling van een werkzame stof niet binnen de voorgeschreven periode zijn verstrekt, kan worden besloten deze werkzame stof niet in bijlage I, IA of IB van de richtlijn op te nemen. Nadat een dergelijk besluit is genomen, dienen de lidstaten alle toelatingen voor biociden die de werkzame stof bevatten, in te trekken. |
(2) |
In de Verordeningen (EG) nr. 1896/2000 en (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie worden de gedetailleerde regels vastgesteld voor de uitvoering van de eerste en tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van de richtlijn bedoelde tienjarige werkprogramma. In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie wordt de datum met ingang waarvan de lidstaten bestaande toelatingen dienen in te trekken voor biociden die werkzame stoffen bevatten waarvoor geen sprake is van een aanvaarde kennisgeving of een aanmelding van een lidstaat als belanghebbende, vastgesteld op 1 september 2006. |
(3) |
In artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/2005 van de Commissie, wordt bepaald onder welke voorwaarden de lidstaten bij de Commissie een verlenging van de in artikel 4, lid 2, vastgestelde eliminatieperiode kunnen aanvragen en onder welke voorwaarden een dergelijke verlenging wordt toegestaan. |
(4) |
Voor sommige van de werkzame stoffen waarvan het gebruik in biociden na 1 september 2006 dient te worden verboden, zijn door bepaalde lidstaten aanvragen voor een verlenging van deze eliminatieperiode bij de Commissie ingediend met informatie waaruit blijkt dat voortzetting van het gebruik van de betrokken stoffen nodig is. |
(5) |
Finland, Denemarken, Noorwegen en IJsland hebben informatie ingediend waaruit blijkt dat er geen geschikte alternatieven zijn voor het gebruik van pijnboomteer als houtconserveringsmiddel op historische houten gebouwen, schepen en voorwerpen. Een verlenging van de eliminatieperiode voor deze stof lijkt met het oog op het behoud van het culturele erfgoed van deze lidstaten en landen terecht. |
(6) |
Tsjechië heeft informatie ingediend waaruit blijkt dat natrium-N-chloorbenzeensulfonamide/chlooramine B zeer frequent door de Tsjechische strijdkrachten en volksgezondheidsdiensten wordt gebruikt als desinfecterend middel. De vervanging van deze stof door andere stoffen waarvan wel kennisgeving is gedaan, zou problemen kunnen opleveren als dit aan het eind van de eliminatieperiode zou moeten gebeuren, vooral als er procedures voor overheidsopdrachten moeten worden gevolgd. Een verlenging van de eliminatieperiode voor deze stof om een overschakeling op andere desinfecterende middelen mogelijk te maken lijkt terecht. |
(7) |
Griekenland heeft informatie ingediend waaruit blijkt dat temefos frequent wordt gebruikt voor de bestrijding van muggen met het oog op hinder en bescherming van de volksgezondheid door de overheid. De vervanging van deze stof door andere stoffen waarvan wel kennisgeving is gedaan, zou problemen kunnen opleveren als dit aan het eind van de eliminatieperiode zou moeten gebeuren, vooral als er procedures voor overheidsopdrachten moeten worden gevolgd. Een verlenging van de eliminatieperiode voor deze stof om een overschakeling op andere beschikbare stoffen mogelijk te maken lijkt terecht. |
(8) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft informatie ingediend waaruit blijkt dat het gebruik van ammoniak als biocide voor veterinaire hygiënedoeleinden om infecties door coccidia, cryptosporidia en nematoden bij vee te voorkomen tijdelijk dient te worden voortgezet. Een verlenging van de eliminatieperiode voor deze stof om een geleidelijke vervanging mogelijk te maken door andere beschikbare stoffen waarvan wel kennisgeving is gedaan voor beoordeling in het kader van het evaluatieprogramma van de richtlijn, lijkt terecht. |
(9) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In afwijking van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie mogen de in kolom B van de bijlage van deze beschikking vermelde lidstaten toelating verlenen of een bestaande toelating handhaven voor het op de markt brengen van biociden die in kolom A van de bijlage vermelde stoffen bevatten, en wel voor de in kolom D vermelde essentiële toepassingen en tot de in kolom C van de bijlage vermelde data.
Artikel 2
1. De lidstaten die gebruik maken van de in artikel 1 van deze beschikking vastgestelde afwijking, zorgen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
voortzetting van het gebruik is uitsluitend mogelijk mits producten die de stof bevatten voor de beoogde essentiële toepassing worden goedgekeurd; |
b) |
voortzetting van het gebruik wordt alleen geaccepteerd als dit geen onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu heeft; |
c) |
alle nodige maatregelen ter beperking van de risico's worden bij de verlening van de toelating verplicht gesteld; |
d) |
dergelijke biociden die na 1 september 2006 op de markt blijven, worden opnieuw geëtiketteerd teneinde aan de voorwaarden voor beperkt gebruik te voldoen; |
e) |
indien van toepassing zorgen de lidstaten ervoor dat er door de houders van de toelatingen of de betrokken lidstaten naar alternatieven voor dergelijke toepassingen wordt gezocht of dat er een dossier wordt samengesteld om uiterlijk op 14 mei 2008 volgens de in artikel 11 van Richtlijn 98/8/EG vastgestelde procedure te worden ingediend. |
2. De betrokken lidstaten stellen de Commissie jaarlijks in kennis van de toepassing van lid 1 en met name van de maatregelen die krachtens punt e) worden genomen.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Finland, het Koninkrijk Denemarken, de Tsjechische Republiek, de Helleense Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, op 20 december 2006
Voor de Commissie
Stavros DIAMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
BIJLAGE
Lijst van de in artikel 1 bedoelde toelatingen
Kolom A |
Kolom B |
Kolom C |
Kolom D |
Werkzame stof |
Lidstaat |
Data |
Toepassing |
Pijnboomteer |
Finland |
14.5.2010 |
Als houtconserveringsmiddel voor gebouwen, schepen en voorwerpen die deel uitmaken van het cultureel erfgoed van de aanvragende lidstaten |
EC-nr. 232-374-8 CAS-nr. 8011-48-1 |
Denemarken |
14.5.2010 |
|
Natrium-N-chloorbenzeensulfonamide/chlooramine B EC-nr. 204-847-9 CAS-nr. 127-52-6 |
Tsjechië |
1.11.2007 |
Desinfecterend middel voor gebruik door de dienst voor de volksgezondheid, de veterinaire dienst en de strijdkrachten (civiele toepassingen) van de aanvragende lidstaat |
Temefos EC-nr. 222-191-1 CAS-nr. 3383-96-8 |
Griekenland |
1.11.2007 |
Voor de bestrijding van muggen (Culicidae) met het oog op hinder en de volksgezondheid |
Ammoniak EC-nr. 231-635-3 CAS-nr. 7664-41-7 |
Verenigd Koninkrijk |
14.5.2008 |
Biocide voor veterinaire hygiënedoeleinden om infecties door coccidia, cryptosporidia en nematoden bij vee te voorkomen; uitsluitend als er geen andere middelen met een vergelijkbaar effect kunnen worden gebruikt |