EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0159

Zaak C-159/18: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de juge de paix du troisième canton de Charleroi — België) — André Moens/Ryanair Ltd (Prejudiciële verwijzing — Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikel 5, lid 3 — Compensatie voor passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten — Omvang — Vrijstelling van de verplichting tot compensatie — Begrip „buitengewone omstandigheden” — Aanwezigheid van benzine op een start- of landingsbaan van een luchthaven)

PB C 280 van 19.8.2019, p. 6–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.8.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/6


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de juge de paix du troisième canton de Charleroi — België) — André Moens/Ryanair Ltd

(Zaak C-159/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikel 5, lid 3 - Compensatie voor passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten - Omvang - Vrijstelling van de verplichting tot compensatie - Begrip „buitengewone omstandigheden” - Aanwezigheid van benzine op een start- of landingsbaan van een luchthaven)

(2019/C 280/06)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Juge de paix du troisième canton de Charleroi

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: André Moens

Verwerende partij: Ryanair Ltd

Dictum

1)

Artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, gelezen in het licht van de overwegingen 14 en 15 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de aanwezigheid van benzine op een start- of landingsbaan van een luchthaven waardoor deze baan moest worden gesloten en de vlucht van of naar die luchthaven als gevolg daarvan een langdurige vertraging heeft opgelopen, onder het begrip „buitengewone omstandigheden” in de zin van die bepaling valt wanneer die benzine niet afkomstig is van een luchtvaartuig van de luchtvaartmaatschappij die deze vlucht heeft uitgevoerd.

2)

Artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van de overwegingen 14 en 15 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de aanwezigheid van benzine op een start- of landingsbaan van een luchthaven waardoor deze baan moest worden gesloten, waarvan is aangetoond dat dit een „buitengewone omstandigheid” is, moet worden beschouwd als een omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen in de zin van die bepaling niet kon worden voorkomen.


(1)  PB C 166 van 14.5.2018.


Top