EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0573

Zaak C-573/17: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Daniel Adam Popławski (Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in strafzaken — Europees aanhoudingsbevel — Kaderbesluiten — Geen rechtstreekse werking — Voorrang van het Unierecht — Gevolgen — Kaderbesluit 2002/584/JBZ — Artikel 4, punt 6 — Kaderbesluit 2008/909/JBZ — Artikel 28, lid 2 — Verklaring van een lidstaat op grond waarvan deze lidstaat de bestaande, vóór 5 december 2011 toepasselijke, rechtsinstrumenten op het gebied van overbrenging van gevonniste personen mag blijven toepassen — Tardieve verklaring — Gevolgen)

PB C 280 van 19.8.2019, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.8.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 280/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 24 juni 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de rechtbank Amsterdam — Nederland) — Tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Daniel Adam Popławski

(Zaak C-573/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Europees aanhoudingsbevel - Kaderbesluiten - Geen rechtstreekse werking - Voorrang van het Unierecht - Gevolgen - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Artikel 4, punt 6 - Kaderbesluit 2008/909/JBZ - Artikel 28, lid 2 - Verklaring van een lidstaat op grond waarvan deze lidstaat de bestaande, vóór 5 december 2011 toepasselijke, rechtsinstrumenten op het gebied van overbrenging van gevonniste personen mag blijven toepassen - Tardieve verklaring - Gevolgen)

(2019/C 280/02)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partij in het hoofdgeding

Daniel Adam Popławsk

in tegenwoordigheid van: Openbaar Ministerie

Dictum

1)

Artikel 28, lid 2, van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat een verklaring die krachtens deze bepaling door een lidstaat is afgelegd na het tijdstip van aanneming van dit kaderbesluit, geen rechtsgevolgen kan sorteren.

2)

Het beginsel van voorrang van het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het een nationale rechterlijke instantie niet verplicht om een bepaling van nationaal recht die onverenigbaar is met bepalingen van een kaderbesluit, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kaderbesluiten, waarvan de rechtsgevolgen worden gehandhaafd overeenkomstig artikel 9 van het aan de Verdragen gehechte Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen, buiten toepassing te laten, aangezien die bepalingen geen rechtstreekse werking hebben. De autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de rechterlijke instanties, zijn evenwel verplicht om hun nationale recht zo veel mogelijk conform uit te leggen, waardoor zij een resultaat kunnen garanderen dat verenigbaar is met het door het betrokken kaderbesluit nagestreefde doel.


(1)  PB C 412 van 4.12.2017.


Top