This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CA0270
Case C-270/16: Judgment of the Court (Third Chamber) of 18 January 2018 (request for a preliminary ruling from the Juzgado de lo Social No 1 de Cuenca — Spain) — Carlos Enrique Ruiz Conejero v Ferroser Servicios Auxiliares SA, Ministerio Fiscal (Reference for a preliminary ruling — Social policy — Directive 2000/78/EC — Equal treatment in employment and occupation — Article 2(2)(b)(i) — Prohibition of discrimination based on disability — National legislation permitting, subject to certain conditions, the dismissal of an employee by reason of intermittent absences, even where justified — Worker’s absences resulting from illnesses linked to his disability — Difference in treatment based on disability — Indirect discrimination — Whether justified — Combating absenteeism in the workplace — Whether appropriate — Whether proportionate)
Zaak C-270/16: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social n° 1 de Cuenca — Spanje) — Carlos Enrique Ruiz Conejero / Ferroser Servicios Auxiliares SA, Ministerio Fiscal [Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Richtlijn 2000/78/EG — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Artikel 2, lid 2, onder b), i) — Verbod van discriminatie op grond van handicap — Nationale wetgeving op grond waarvan een werknemer onder bepaalde voorwaarden mag worden ontslagen wegens periodieke, zelfs gerechtvaardigde, afwezigheid op het werk — Afwezigheid van de werknemer wegens ziekten die toe te schrijven zijn aan zijn handicap — Verschil in behandeling op grond van handicap — Indirecte discriminatie — Rechtvaardiging — Bestrijding van absenteïsme op het werk — Passend karakter — Evenredigheid]
Zaak C-270/16: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social n° 1 de Cuenca — Spanje) — Carlos Enrique Ruiz Conejero / Ferroser Servicios Auxiliares SA, Ministerio Fiscal [Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Richtlijn 2000/78/EG — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Artikel 2, lid 2, onder b), i) — Verbod van discriminatie op grond van handicap — Nationale wetgeving op grond waarvan een werknemer onder bepaalde voorwaarden mag worden ontslagen wegens periodieke, zelfs gerechtvaardigde, afwezigheid op het werk — Afwezigheid van de werknemer wegens ziekten die toe te schrijven zijn aan zijn handicap — Verschil in behandeling op grond van handicap — Indirecte discriminatie — Rechtvaardiging — Bestrijding van absenteïsme op het werk — Passend karakter — Evenredigheid]
PB C 83 van 5.3.2018, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 83/3 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de lo Social no 1 de Cuenca — Spanje) — Carlos Enrique Ruiz Conejero / Ferroser Servicios Auxiliares SA, Ministerio Fiscal
(Zaak C-270/16) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2000/78/EG - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Artikel 2, lid 2, onder b), i) - Verbod van discriminatie op grond van handicap - Nationale wetgeving op grond waarvan een werknemer onder bepaalde voorwaarden mag worden ontslagen wegens periodieke, zelfs gerechtvaardigde, afwezigheid op het werk - Afwezigheid van de werknemer wegens ziekten die toe te schrijven zijn aan zijn handicap - Verschil in behandeling op grond van handicap - Indirecte discriminatie - Rechtvaardiging - Bestrijding van absenteïsme op het werk - Passend karakter - Evenredigheid])
(2018/C 083/03)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de lo Social no 1 de Cuenca
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Carlos Enrique Ruiz Conejero
Verwerende partijen: Ferroser Servicios Auxiliares SA, Ministerio Fiscal
Dictum
Artikel 2, lid 2, onder b), i), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke bepaling op grond waarvan een werkgever een werknemer kan ontslaan wegens periodieke — zelfs gerechtvaardigde — afwezigheden op zijn werk, wanneer die afwezigheden worden veroorzaakt door ziekten die toe te schrijven zijn aan de handicap van de werknemer, behalve indien die regeling het legitieme doel nastreeft om absenteïsme te bestrijden en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dit doel te bereiken, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat.