EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0325

Zaak T-325/16: Beroep ingesteld op 24 juni 2016 — České dráhy/Commissie

PB C 314 van 29.8.2016, p. 26–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 314/26


Beroep ingesteld op 24 juni 2016 — České dráhy/Commissie

(Zaak T-325/16)

(2016/C 314/36)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Verzoekende partij: České dráhy, a.s. (Praag, Tsjechië) (vertegenwoordigers: K. Muzikář, J. Kindl, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2016) 2417 final van de Europese Commissie van 18 april 2016 (zaak AT.40156 — Falcon) nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in alle kosten van České dráhy in deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

1.

Eerste middel, inhoudend dat het bestreden besluit inzake een inspectie in verband met de deelname aan mededingingsverstorend gedrag, dan wel de inspectie zelf, een willekeurige en onevenredige inmenging in verzoeksters privésfeer vormt

Het bestreden besluit is in strijd met het evenredigheidsbeginsel vastgesteld, aangezien de wezenlijke informatie al voorhanden is in het dossier van de procedure bij de nationale mededingingsautoriteit, en in dezelfde zaak ook twee civielrechtelijke procedures worden gevoerd. Het met het bestreden besluit nagestreefde doel zou bovendien ook kunnen worden bereikt op een minder ingrijpende manier die de omvang van de inbreuk op verzoeksters grondrechten zou beperken.

2.

Tweede middel, inhoudend dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen inzake de kwaliteit van de motivering en de afbakening van het voorwerp en doel van de inspectie

In het bestreden besluit heeft de Commissie het voorwerp en doel van de inspectie op ontoelaatbaar ruime wijze afgebakend. Zij heeft het bestreden besluit ook onvoldoende gemotiveerd. In de motivering van het bestreden besluit heeft de Commissie de bij de inspectie te verifiëren feiten en aannames niet concreet duidelijk gemaakt. Ook heeft zij voor haar verdenkingen geen indirect bewijsmateriaal aangedragen. Verzoekster heeft aan de hand van de wijze waarop in het bestreden besluit en de motivering ervan het voorwerp en doel van de inspectie zijn afgebakend, niet met voldoende duidelijkheid kunnen vaststellen welke verplichtingen daarmee gepaard gingen. Het bestreden besluit maakt dusdoende ook inbreuk op verzoeksters rechten van verdediging.

3.

Derde middel, inhoudend dat er geen bewijs, ook geen indirect bewijs, voorhanden is waarop de verdenking kan worden gebaseerd dat verzoekster zich schuldig heeft gemaakt aan mededingingsverstorend gedrag dat de grondslag zou kunnen vormen voor de vaststelling van het bestreden besluit en het uitvoeren van een inspectie. Het in de procedure bij de nationale mededingingsautoriteit bijgebrachte bewijs sluit deze verdenking zelfs uit.

4.

Vierde middel, inhoudend dat de Commissie niet bevoegd was om het bestreden besluit vast te stellen of de inspectie te verrichten, aangezien het beweerde mededingingsverstorende gedrag van verzoekster de handel tussen lidstaten in elk geval niet kan beïnvloeden en verzoekster in deze zaak geen machtspositie kan hebben op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan.

5.

Vijfde middel, inhoudend dat het in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen om meer dan vier jaar na aanvang van de procedure bij de nationale mededingingsautoriteit het bestreden besluit vast te stellen en een inspectie uit te voeren.

6.

Zesde middel, inhoudend dat het bestreden besluit en de daarmee samenhangende benadering van de Commissie inbreuk hebben gemaakt op de rechten die verzoekster geniet uit hoofde van artikel 7 van het Handvest (of artikel 8 van het EVRM) en artikel 48 van het Handvest (of artikel 6 van het EVRM).


Top