This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0404
Case C-404/15: Request for a preliminary ruling from the Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Germany) lodged on 24 July 2015 — Criminal proceedings against Pál Aranyosi
Zaak C-404/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 24 juli 2015 — Strafzaak tegen Pál Aranyosi
Zaak C-404/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 24 juli 2015 — Strafzaak tegen Pál Aranyosi
PB C 320 van 28.9.2015, pp. 18–19
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
28.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 320/18 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 24 juli 2015 — Strafzaak tegen Pál Aranyosi
(Zaak C-404/15)
(2015/C 320/26)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen
Partijen in de strafzaak
Pál Aranyosi
Andere partij in de procedure: Generalstaatsanwaltschaft Bremen
Prejudiciële vragen
|
1) |
Dient artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (1) aldus te worden uitgelegd dat een uitlevering met het oog op strafvervolging ontoelaatbaar is wanneer ernstige aanwijzingen bestaan dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat inbreuk maken op de grondrechten van de betrokkene en de algemene rechtsbeginselen zoals die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn neergelegd, of dient het aldus te worden uitgelegd dat de uitvoerende staat in die gevallen de beslissing over de toelaatbaarheid van een uitlevering afhankelijk kan of moet maken van de garantie om detentievoorwaarden na te leven? Kan of moet de uitvoerende staat daartoe minimumeisen stellen aan de detentieomstandigheden die dienen te worden gegarandeerd? |
|
2) |
Dienen de artikelen 5 en 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten aldus te worden uitgelegd dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit ook bevoegd is om garanties inzake de naleving van detentievoorwaarden te verstrekken, of hangt dat af van de bevoegdheidsverdeling binnen de uitvaardigende lidstaat? |