EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0308

Zaak C-308/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Alicante (Spanje) op 25 juni 2015 — Banco Popular Español, S.A./Emilio Irles López en Teresa Torres Andreu

PB C 279 van 24.8.2015, p. 24–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 279/24


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Alicante (Spanje) op 25 juni 2015 — Banco Popular Español, S.A./Emilio Irles López en Teresa Torres Andreu

(Zaak C-308/15)

(2015/C 279/30)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Alicante

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banco Popular Español, S.A.

Verwerende partijen: Emilio Irles López en Teresa Torres Andreu

Prejudiciële vragen

1)

Is het verenigbaar met het beginsel van onverbindendheid zoals neergelegd in artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG (1) van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, dat de terugbetalingsverplichting voortvloeiend uit de nietigverklaring wegens oneerlijkheid van een bodemrentebeding in een leningovereenkomst niet terugwerkt tot de datum van sluiting van de overeenkomst, maar tot een latere datum?

2)

Is de goede trouw van de belanghebbende kringen, die als voorwaarde geldt voor beperking van de terugwerkende kracht van een oneerlijk beding, een autonoom Unierechtelijk begrip dat door alle lidstaten uniform dient te worden uitgelegd?

3)

Zo ja, aan welke criteria moet worden voldaan om te bepalen dat er sprake is van goede trouw van de belanghebbende kringen?

4)

Is in elk geval het gedrag van de verkoper, dat bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft geleid tot het gebrek aan transparantie dat bepalend is geweest voor de oneerlijkheid van het beding, in overeenstemming met de goede trouw van de belanghebbende kringen?

5)

Is het gevaar van ernstige verstoringen, dat als voorwaarde geldt voor beperking van de terugwerkende kracht van een oneerlijk beding, een autonoom Unierechtelijk begrip dat uniform dient te worden uitgelegd?

6)

Zo ja, aan welke criteria moet dan worden voldaan?

7)

Moet het gevaar van ernstige verstoringen uitsluitend worden beoordeeld als het gevaar dat zich voor de verkoper kan voordoen, of moet ook rekening worden gehouden met de schade die de consumenten kunnen lijden door de niet volledig terugbetaling van de bedragen die op grond van dat bodemrentebeding zijn voldaan?

8)

Is de automatische uitbreiding van dezelfde beperking van de terugbetalingsverplichting voortvloeiend uit de nietigheid van een bodemrentebeding, die is uitgesproken in een door een consumentenvereniging tegen [drie] financiële instellingen aangespannen procedure, tot individuele vorderingen gericht op nietigverklaring van een bodemrentebeding wegens oneerlijkheid, ingesteld door de klanten/consumenten die bij andere financiële instellingen een hypothecaire lening hebben gesloten, verenigbaar met het beginsel van onverbindendheid van oneerlijke bedingen voor de consument, zoals erkend in artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13, en met het recht op effectieve rechtsbescherming zoals erkend in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2)?


(1)  PB L 95, blz. 29.

(2)  PB 2000, C 364, blz. 1.


Top