This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012IP0031
EU competition policy European Parliament resolution of 2 February 2012 on the Annual Report on EU Competition Policy (2011/2094(INI))
Mededingingsbeleid van de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over het Jaarverslag inzake het mededingingsbeleid van de EU (2011/2094(INI))
Mededingingsbeleid van de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over het Jaarverslag inzake het mededingingsbeleid van de EU (2011/2094(INI))
PB C 239E van 20.8.2013, p. 97–108
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 239/97 |
Donderdag 2 februari 2012
Mededingingsbeleid van de Europese Unie
P7_TA(2012)0031
Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over het Jaarverslag inzake het mededingingsbeleid van de EU (2011/2094(INI))
2013/C 239 E/15
Het Europees Parlement,
— |
gezien het Commissieverslag over het mededingingsbeleid 2010 (COM(2011)0328) en het begeleidende interne werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2011)0690), |
— |
gezien Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1), |
— |
gezien Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de "EG-concentratieverordening") (2), |
— |
gezien de richtsnoeren van de Commissie voor de berekening van geldboetes die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 (3) (de boeterichtsnoeren) worden opgelegd, |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2008 over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (4) (de mededeling over het bankwezen), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 5 december 2008 over de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen (5) (de mededeling over de herkapitalisatie), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2009 over de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (6) (de mededeling over aan bijzondere waardevermindering onderhevige activa), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2009 betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (7) (de herstructureringsmededeling), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2008 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (8) (de oorspronkelijke tijdelijke kaderregeling), |
— |
gezien de mededeling van de Commissie van 1 december 2010 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (9) (de tijdelijke kaderregeling tot vervanging van de op 31 december 2010 verstreken kaderregeling), |
— |
gezien de in juni 2011 in opdracht van het Parlement uitgebrachte studie met als titel "State aid – Crisis rules for the financial sector and the real economy" (10), |
— |
gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 5 oktober 2011 getiteld "De effecten van tijdelijke staatssteunregels die zijn aangenomen in de context van de financiële en economische crisis" (SEC(2011)1126), |
— |
gezien de ontwerpverordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag met betrekking tot de vereenvoudiging van de rapportageverplichtingen van de lidstaten, |
— |
gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie met als titel "Openbare hoorzitting: op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen" (SEC(2011)0173), |
— |
gezien het door het DG Concurrentie uitgebrachte document met als titel "Best Practices on the conduct of proceedings concerning Articles 101 and 102 TFEU" (11), |
— |
gezien het door het DG Concurrentie uitgebrachte document met als titel "Guidance on procedures of the Hearing Officers in proceedings relating to Articles 101 and 102 TFEU" (12), |
— |
gezien het door het DG Concurrentie uitgebrachte document met als titel "Best practices for the submission of economic evidence and data collection in cases concerning the application of Articles 101 and 102 TFEU and in merger cases" (13), |
— |
gezien de kaderovereenkomst van 20 oktober 2010 over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie (14) (hierna "de kaderovereenkomst" genoemd), en met name de paragrafen 12 (15) en 16 (16) daarvan, |
— |
gezien zijn resoluties van 25 april 2007 over het Groenboek inzake schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels (17) en van 26 maart 2009 over het Witboek inzake schadevorderingen wegens schending van de communautaire antitrustregels (18), en gezien het advies van de Commissie economische en monetaire zaken van 20 oktober 2011 getiteld "Op weg naar een samenhangende aanpak van collectieve verhaalmechanismen", |
— |
gezien zijn resolutie van 15 november 2011 over hervorming van de EU-regels inzake staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang (19), |
— |
gezien zijn resoluties van 22 februari 2005 over het 33ste verslag van de Commissie inzake het mededingingsbeleid 2003 (20), van 4 april 2006 over het Commissieverslag inzake het mededingingsbeleid 2004 (21), van 19 juni 2007 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2005 (22), van 10 maart 2009 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2006 en 2007 (23), van 9 maart 2010 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2008 (24) en van 20 januari 2011 over het verslag inzake het mededingingsbeleid 2009 (25), |
— |
gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2010 (INT/594 - CESE 1461/2011), |
— |
gezien artikel 48 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en de Commissie vervoer en toerisme (A7-0424/2011), |
A. |
overwegende dat de financiële en economische crisis die in het najaar van 2008 is uitgebroken, nog niet is overwonnen; overwegende dat de financiële onrust en angst voor recessie de afgelopen maanden weer nijpend zijn geworden; |
B. |
overwegende dat de Commissie op een alerte en doordachte manier op het uitbreken van de crisis heeft gereageerd door een speciale regeling voor staatssteun vast te stellen en het concurrentiebeleid als een crisisbeheersingsinstrument te gebruiken; overwegende dat dit was – en nog steeds is – bedoeld als een tijdelijke oplossing hoewel de periode die hier oorspronkelijk voor was gepland, is verstreken; |
C. |
overwegende dat de Commissie tussen 1 oktober 2008 en 1 oktober 2010 meer dan 200 beslissingen heeft genomen over staatssteun voor de financiële sector; overwegende dat het nominale bedrag van de steun aan de financiële sector die de lidstaten in 2009 hebben ingezet 1.107 miljard EUR (9,3% van het bbp van de EU) bedroeg; overwegende dat met alle maatregelen (zowel regelingen als ad-hocmaatregelen) die de lidstaten sinds het begin van de financiële crisis tot 1 oktober 2010 hebben genomen en die door de Commissie zijn goedgekeurd, in totaal 4 588,90 miljard EUR is gemoeid; |
D. |
overwegende dat de Commissie de voorwaarde heeft ingevoerd - toepasselijk met ingang van 1 januari 2011 - dat iedere begunstigde van een herkapitalisatiemaatregel of een maatregel voor activaondersteuning een herstructureringsplan moet indienen, ongeacht of de bank als fundamenteel gezond of als een probleembank geldt; |
E. |
overwegende dat de aanzienlijke hoeveelheden staatssteun die tijdens de crisis zijn verleend, bijvoorbeeld in de vorm van garantieregelingen, herkapitalisatieregelingen en aanvullende vormen van liquiditeitssteun voor de financiering van banken, hebben bijgedragen aan ernstige verstoringen van het evenwicht in de overheidsfinanciën; overwegende dat nog steeds niet bekend is hoe verreikend het effect van deze staatssteun, in het bijzonder van de aan de banken verleende garanties, in de toekomst precies zou kunnen zijn van zodra er daadwerkelijk op een of meer van deze garanties een beroep wordt gedaan; |
F. |
overwegende dat protectionisme en niet-handhaving van de mededingingregels de crisis alleen maar zouden verergeren en verlengen; overwegende dat het mededingingsbeleid een essentieel instrument vormt om de EU in staat te stellen over een dynamische, efficiënte en innovatieve interne markt te beschikken en wereldwijd de concurrentie aan te gaan; |
G. |
overwegende dat kartelvorming, ongeacht alle inspanningen die worden ondernomen om de economische crisis te boven te komen, nog steeds de zwaarste bedreiging vormt voor de vrije concurrentie, de belangen van de consument en het correcte functioneren van de markten, en dat kartels dus zelfs in tijden van economische crisis onaanvaardbaar zijn; |
Verslag van de Commissie inzake het mededingingsbeleid 2010
1. |
is ingenomen met het verslag van de Commissie inzake het mededingingsbeleid 2010; wijst er ter gelegenheid van de veertigste verschijning van dit rapport op dat het EU-mededingingsbeleid tal van voordelen in termen van consumentenwelzijn heeft opgeleverd en een essentieel instrument is gebleken voor het elimineren van obstakels voor het vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal; wijst erop dat het mededingingsbeleid nog steeds een essentieel instrument is voor de instandhouding van de interne markt en de bescherming van de consumentenbelangen; onderstreept dat sommige regels moeten worden aangepast aan de nieuwe uitdagingen die zich aandienen; |
2. |
stelt dat dit gezamenlijke effect van rigide beginselen en flexibele processen het mogelijk heeft gemaakt dat het concurrentiebeleid een constructieve en stabiliserende factor is in het financiële stelsel van de EU en over het algemeen in de reële economie; |
Aanbevelingen inzake het mededingingsbeleid
3. |
gelooft dat meer prijstransparantie essentieel is om de concurrentie in de interne markt aan te zwengelen en de consument bewuster te laten kiezen; |
4. |
juicht toe dat de Commissie en consumentenorganisaties goede praktijken uitwisselen op het gebied van het Europees mededingingsrecht en moedigt de Commissie aan dit soort uitwisselingen verder te bevorderen, ook, indien geëigend, met andere betrokken partijen; |
Toezicht op staatssteun
5. |
is verheugd over het werkdocument van de diensten van de Commissie dat is opgesteld voor het evalueren van de effecten van tijdelijke staatssteunregels die zijn aangenomen in de context van de financiële en economische crisis; neemt nota van de beoordeling van de Commissie dat op mondiaal niveau staatssteun doeltreffend is geweest voor het reduceren van instabiliteit, het verbeteren van de werking van de financiële markten en het opvangen van de effecten van de crisis op de reële economie; vraagt zich evenwel af of deze optimistische analyse kan worden gehandhaafd; |
6. |
wijst er met nadruk op dat de tijdelijke regeling voor staatssteun als initiële reactie op de crisis positief heeft uitgepakt, maar dat zij niet onnodig mag worden verlengd; onderstreept dat tijdelijke maatregelen en uitzonderingen zo snel mogelijk, en zodra de economische situatie het toelaat, moeten worden afgeschaft; |
7. |
geeft aan dat er behoefte is aan een nieuw, permanent regelgevingsstelsel voor staatssteun om de manco's die zijn geconstateerd in het van voor de crisis daterende rechtssysteem te kunnen rechtzetten, met name wat betreft de financiële sector, en om tijdens de financieel-economische crisis ontstane distorsies te corrigeren; |
8. |
neemt kennis van de aangekondigde specifieke reddings- en herstructureringsrichtsnoeren voor de bankensector; beveelt de Commissie aan rekening te houden met het effect, in termen van verstoring van de concurrentie, van de tijdens de reddingsfase door de centrale banken verleende liquiditeitssteun en zorg te dragen voor een ordelijke herstructurering van de banken waarbij ook de aandeel- en obligatiehouders moeten worden betrokken, alvorens er tot overheidskapitaalinjecties wordt overgegaan; |
9. |
dringt er bij de Commissie op aan om de uitbreiding van de tijdelijke staatssteun na 2011 te koppelen aan de banksector met verbeterde en striktere voorwaarden die zijn gerelateerd aan de inperking van de samenstelling en de grootte van de balans, met inbegrip van de juiste focus op particuliere leningen alsmede strengere beperkingen van bonussen, de verdeling van dividend, en andere cruciale factoren; is van oordeel dat deze voorwaarden expliciet moeten zijn, en dat de naleving ervan ex post door de Commissie moet worden beoordeeld en samengevat; |
10. |
neemt nota van de tot nu toe door de Commissie genomen maatregelen ter vermindering van de balans van bepaalde instellingen die te groot of te verweven zijn om failliet te gaan en die tijdens de crisis staatssteun hebben ontvangen; is van mening dat meer maatregelen vereist zijn voor dat doel; |
11. |
wijst er niettemin op dat de huidige consolidatie in de banksector het marktaandeel van verscheidene grote financiële instellingen heeft doen toenemen, en vraagt de Commissie daarom met aandrang om de sector goed in het oog te houden, met als doel de concurrentie in de Europese banksectoren te bevorderen, onder meer door het opleggen van herstructureringsplannen die inhouden dat bankactiviteiten gescheiden worden wanneer het deze instellingen door middel van deposito's van particulieren mogelijk wordt gemaakt om riskantere beleggingsactiviteiten te financieren; |
12. |
merkt op dat de ECB diverse niet-standaard liquiditeitsinjecties heeft uitgevoerd tijdens de crisis; neemt nota van de beoordeling van de Commissie - in haar studie - dat dit soort maatregelen strikt genomen geen staatssteun zijn; onderstreept evenwel dat beleidsmaatregelen op EU-niveau moeten worden gecoördineerd en dat de Commissie bij het beoordelen van staatssteun die aan banken is toegekend die ook steun van de ECB of andere centrale banken ontvangen rekening moet houden met de effecten van steun van de ECB of andere centrale banken, en van andere overheidsinterventies; |
13. |
wijst erop dat in de compatibiliteitsbeoordeling van de Commissie geen rekening is gehouden met de effecten van door banken tijdens de crisis ontvangen ECB-steun en andere overheidsinterventies; verzoekt de Commissie dit soort operaties ex post te beoordelen; |
14. |
roept de Commissie op om snel het verwachte wetsvoorstel in te dienen om binnen een echt Europees kader de resolutie van failliet gaande banken aan te pakken, waarbij een gemeenschappelijk reglement, alsmede een gemeenschappelijke set interventie-instrumenten en -triggers worden gegarandeerd, en de betrokkenheid van belastingbetalers zo klein mogelijk wordt gehouden, namelijk via de oprichting van geharmoniseerde resolutiefondsen die door de sectoren zelf worden gefinancierd (met een op risico's gebaseerde aanpak); |
15. |
onderstreept dat staatssteun op zodanige wijze moet worden toegekend dat de concurrentie niet verstoord raakt en gevestigde bedrijven niet worden begunstigd ten koste van nieuw opgerichte bedrijven; |
16. |
is van oordeel dat staatssteun moet dienen ter ondersteuning van innovatie- en onderzoeksclusters, en derhalve ondernemerschap ten goede moet komen; |
17. |
roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de beoogde vereenvoudiging van de voorschriften inzake staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang (DEAB) niet tot een minder goede controle op overcompensatie zal leiden; |
18. |
neemt kennis van de intentie van de Commissie om een "de minimis"-regeling in te voeren met betrekking tot staatssteun voor DEAB; onderstreept dat duidelijke en eenduidige criteria nodig zijn om te bepalen welke diensten hierdoor zouden worden gedekt; |
19. |
stelt met klem dat voor elk voorstel om voor andere categorieën van DEAB stelselmatig een ontheffing van de kennisgevingsplicht in te voeren, moet zijn aangetoond dat deze uitzondering op de regels gerechtvaardigd en noodzakelijk is en de concurrentie niet onevenredig verstoort; |
20. |
benadrukt hoe belangrijk het is om concurrentie in alle sectoren te bevorderen, niet in de laatste plaats in de dienstensector die 70% van de Europese economie beslaat; legt verder de nadruk op het recht om nieuwe bedrijven op te richten en nieuwe diensten te gaan verlenen; |
Antitrustbeleid
21. |
stelt voor dat, mocht de Commissie met een voorstel voor een horizontaal kader voor collectief verhaal komen, er indien nodig een beginsel inzake vervolgmaatregelen wordt aangenomen waarbij particuliere afdwinging op grond van collectieve verhaalmechanismen kan worden ingesteld wanneer er sprake is van een voorafgaand niet-nalevingsbesluit van de Commissie of van een nationale mededingingsautoriteit; merkt op dat het in principe toestaan van vervolgvorderingen in de regel niet uitsluit dat er zowel losstaande als vervolgvorderingen kunnen worden ingeleid; |
22. |
merkt op dat mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting vaak afhankelijk zijn van de bereidheid tot medewerking van de handelaar en is van oordeel dat een doeltreffend juridisch verhaalsysteem een sterke prikkel voor de partijen zou vormen om hun geschil buitengerechtelijk te schikken, waardoor waarschijnlijk een aanzienlijk aantal zaken niet langer nodig zal zijn, en het aantal gerechtelijke procedures zal afnemen; moedigt het opzetten van systemen voor alternatieve geschillenbeslechting op Europees niveau aan om te zorgen voor snelle en goedkope geschillenbeslechting als een aantrekkelijkere optie dan gerechtelijke procedures; benadrukt echter dat dergelijke mechanismen, zoals de naam het al aangeeft, alleen bij wijze van alternatief voor een gerechtelijke verhaalprocedure mogen worden ingezet, en daarvoor geen voorwaarde mogen vormen; |
23. |
benadrukt dat ingevolge het arrest van het Hof in Zaak C-360/09, Pfleiderer, en in Zaak C-437/08, CDC Hydrogen Peroxide, de Commissie erop moet toezien dat collectief verhaal niet ten koste gaat van de effectiviteit van het in het kader van het mededingingsrecht gehanteerde clementiebeleid, noch van de afwikkelingsprocedure; |
24. |
is van mening dat voldoende rekening moet worden gehouden met de specifieke problemen die zich voordoen op mededingingsgebied en dat alle instrumenten in de sfeer van collectief verhaal ten volle moeten zijn berekend op de specifieke kenmerken van de antitrustsector; |
25. |
wijst er nogmaals op dat er met betrekking tot collectieve verhaalmechanismen in het kader van het mededingingsbeleid voorzorgen moeten worden ingebouwd om te voorkomen dat er een systeem van collectieve schadevergoedingsacties ontstaat met kansloze vorderingen en buitensporig procederen, en dat moet worden gegarandeerd dat de partijen in een gerechtelijke procedure over dezelfde wapens beschikken; onderstreept dat daarbij o.a. de volgende punten in acht moeten worden genomen:
|
26. |
benadrukt dat elk horizontaal kader moet voldoen aan twee basisvoorwaarden:
|
27. |
is ingenomen met het door de Commissie in haar werkprogramma voor 2012 aangekondigde wetgevingsinstrument inzake schadevergoedingsacties voor schendingen van het mededingingsrecht; benadrukt dat hierbij rekening moet worden gehouden met eerdere resoluties van het Parlement over dit onderwerp, en onderstreept dat het instrument moet worden aangenomen in het kader van de gewone wetgevingsprocedure; |
28. |
is van oordeel dat het boetebeleid een belangrijk en zichtbaar instrument is voor handhaving en afschrikking; |
29. |
wijst erop dat gedrag niet alleen wordt bepaald door sancties, maar ook het resultaat is van maatregelen gericht op het bevorderen van naleving; is voorstander van een benadering die dient als een doeltreffende afschrikking, in combinatie met op bevordering van naleving gerichte maatregelen; |
30. |
benadrukt dat een beleid van hoge boetes nu en in de toekomst niet mag worden gebruikt als alternatief financieringsmechanisme voor de EU-begroting; |
31. |
wijst erop dat de methode voor het bepalen van de hoogte van boetes is vastgelegd in een niet-wetgevingsdocument - de boeterichtsnoeren 2006 - en verzoekt de Commissie nogmaals met klem een gedetailleerde basis voor het bepalen van de hoogte van boetes, samen met nieuwe boetebeginselen, op te nemen in Verordening (EG) nr. 1/2003; |
32. |
spoort de Commissie aan haar boeterichtsnoeren te herzien en daarbij in het bijzonder te kijken naar beginselen als:
|
33. |
neemt nota van het feit dat het aantal verzoeken tot verlaging van de opgelegde boetes wegens onvermogen om te betalen, met name van de zijde van monoproducenten en mkb-bedrijven, is toegenomen; is van mening dat een systeem van latere betaling en/of betaling in termijnen als een alternatief kan worden gezien voor verlaging van de opgelegde boetes, om te voorkomen dat ondernemingen failliet gaan; |
34. |
verwacht dat de boeterichtsnoeren voor monoproducenten en mkb-bedrijven zullen worden aangepast, zoals aangekondigd door ondervoorzitter Joaquín Almunia van de Commissie; |
35. |
is ingenomen met het feit dat bij kartelzaken met het oog op een doelmatiger procesverloop gebruik wordt gemaakt van de schikkingsprocedure; |
36. |
dringt er bij de Commissie op aan nauwkeuriger te kijken naar het zgn. "doorsijpeleffect" ("trickle-down economics") bij het analyseren van mogelijk misbruik van dominante posities, wanneer zij heeft ontdekt dat er geen misbruik is gemaakt van de dominante positie; |
Concentratiecontrole
37. |
is van oordeel dat de economische en financiële crisis geen reden mag zijn voor een versoepeling van het controlebeleid van de EU op het gebied van fusies; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat fusies, met name fusies die de redding of herstructurering van noodlijdende banken beogen, niet resulteren in nog meer instellingen die te groot zijn om failliet te gaan en systemische instellingen in meer algemene zin; |
38. |
benadrukt dat de toepassing van mededingingsregels op concentraties geëvalueerd moet worden vanuit het perspectief van de gehele interne markt; |
Internationale samenwerking
39. |
wijst met name op de noodzaak tot bevordering van de mondiale convergentie van de concurrentieregelgeving; spoort de Commissie ertoe aan actief deel te nemen aan het International Competition Network; |
40. |
spoort de Commissie ertoe aan bilaterale samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan omtrent de handhaving van de mededingingsregels; is verheugd over de aankondiging dat er met Zwitserland over een dergelijke overeenkomst wordt onderhandeld, en pleit voor nauwere coördinatie van de beleids- en handhavingsaspecten die daaraan zijn verbonden; |
Specifieke bedrijfstakken
41. |
neemt kennis van het Energie 2020-initiatief van de Commissie; dringt er bij de Commissie op aan volledige uitvoering te geven aan het interne energiemarktpakket; spoort de Commissie ertoe aan om, zolang de totstandbrenging van een open en concurrerende interne markt voor energie nog niet volledig is gerealiseerd, nauwlettend toezicht te houden op de concurrentieverhoudingen in de energiemarkten, in concreto als de privatisering van nutsbedrijven leidt tot monopolistische of oligopolistische markten; |
42. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om in de eerste uitvoeringsfase van het derde energiepakket het concurrentieniveau nauwlettend te volgen, omdat de drie grootste spelers nog steeds ongeveer 75% (stroom) en meer dan 60% (gas) van de markt in handen hebben, hoewel de markten sinds medio jaren negentig geleidelijk zijn opengesteld; verzoekt de Commissie richtsnoeren vast te stellen om de hernieuwbare energie een betere toegang tot het energienet te geven; |
43. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om bij haar volgende jaarverslag te onderzoeken in welke mate de concentratie van leveranciers van essentiële grondstoffen schadelijk kan zijn voor de activiteiten van klantensectoren en voor een ecologisch verantwoorde economie, aangezien een aantal van deze grondstoffen onmisbaar is voor de ontwikkeling van ecologisch verantwoorde technologieën zoals fotovoltaïsche panelen en lithium-ion-batterijen; |
44. |
verzoekt de Commissie haar inspanningen gericht op het tot stand brengen van concurrentie in de sector van ratingbureaus te intensiveren,, met name wat betreft barrières voor toegang, vermeende heimelijke afspraken en misbruik van dominante posities; roept de Commissie op ervoor te zorgen dat alle ratingbureaus zich schikken naar de hoogste normen van integriteit, openbaarmaking, transparantie en belangenconflicten, zoals vastgelegd in de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (26), om de kwaliteit van ratings te bewaken; |
45. |
roept de Commissie op de ontwikkelingen op de aan grondstoffen gerelateerde markten actief te volgen naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van juni 2008 (paragraaf 40) en ambitieuze wetsvoorstellen in te dienen in het kader van de herziening van MiFID en MAD, om speculatieve praktijken aan te pakken die de Europese industrie nadelig beïnvloeden en tot een verstoring leiden op de interne markt; |
46. |
onderstreept dat recent onderzoek dat is uitgevoerd door toezichthouders in de VS, Groot-Brittannië en Japan heeft uitgewezen dat er tijdens de crisis bewijs aan het licht is gekomen dat banken in de VS en Europa Libor-tarieven hebben gemanipuleerd; is daarom bezorgd over mogelijke verstoringen op de markt tengevolge van dergelijke praktijken; |
47. |
spoort de Commissie aan om de concurrentiesituatie in de detailhandel te onderzoeken, met name de consequenties van vermeend misbruik van marktmacht door dominante detailhandelketens met nadelige gevolgen voor kleine winkeliers en producenten, met name op de markt voor landbouwproducten en voeding; |
48. |
herhaalt zijn eisen aan de Commissie om onderzoek te doen naar de concurrentiesituatie in de agrovoedingssector om vast te stellen welke gevolgen de marktmacht van grote leveranciers en detailhandelaren heeft voor de werking van die markt; |
49. |
wijst op de complexiteit van de voedselvoorzieningsketen en op het gebrek aan transparantie in de bepaling van voedselprijzen; gelooft dat meer kwaliteitstransparantie en een betere analyse van de kosten, processen, toegevoegde waarde, volumes, prijzen en marges in alle schakels van de voedselvoorzieningsketen, in overeenstemming met het mededingingsrecht en de regels inzake vertrouwelijkheid van handelsgegevens, zullen leiden tot een beter informatieaanbod voor de consument en tot transparantere prijzen in de voedselvoorzieningsketen, waardoor de consument meer keuzemogelijkheden zal krijgen en niet zal moet vrezen voor discriminatie; is verheugd over de oprichting van het Forum op hoog niveau voor een beter werkende voedselvoorzieningsketen, en over de gunstige invloed van dit forum op handelspraktijken; |
50. |
herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een sectoronderzoek in te stellen naar online reclame en zoekmachines; |
51. |
roept nogmaals op tot een onderzoek naar de toepassing van de voorschriften voor openbare aanbestedingen en naar de vraag of nationale verschillen leiden tot concurrentieverstoring; |
52. |
benadrukt dat de voltooiing van de interne markt voor alle takken van vervoer het hoofddoel van het Europese vervoerbeleid moet zijn en blijven; |
53. |
deelt het standpunt van de Commissie dat het de EU nog altijd ontbreekt aan een interoperabel en doeltreffend infrastructuurnetwerk voor grensoverschrijdend vervoer met voldoende onderlinge aansluitingen, dat onontbeerlijk is voor eerlijke concurrentie binnen een voltooide interne markt; |
54. |
is van mening dat het mededingingsbeleid moet bijdragen tot de bevordering en handhaving van open normen en interoperabiliteit, om te vermijden een handvol marktdeelnemers bepaalt welke technologieën consumenten en klanten dienen te gebruiken; |
55. |
wijst op het gebrek aan concurrentie in de roamingmarkt en dringt aan op meer prijstransparantie; is in dit verband verheugd over het nieuwe regelgevingskader van de EU voor telecommunicatie en over het voorstel van de Commissie voor een nieuwe roamingverordening (COM(2011)0402), dat structurele maatregelen bevat om de mededinging in de groothandel te verbeteren, en dat ook gunstig kan zijn voor de concurrentie in de detailhandel, de prijzen en het keuzeaanbod van de consument; dringt meer specifiek aan op de verwezenlijking door de Commissie van de in de digitale agenda voor Europa (COM(2010)0245) geformuleerde doelstelling om het verschil tussen roaming- en nationale tarieven tegen 2015 weg te werken; |
56. |
benadrukt dat meer concurrentie nodig is in de breedbandsector opdat alle Europese burgers over een breedbandverbinding kunnen beschikken, zoals vooropgesteld in de Europa 2020-strategie, wat de consument en het bedrijfsleven ten goede zou komen; verzoekt de Commissie na te gaan of er lidstaten zijn die de toegang tot breedbanddiensten beperken; |
57. |
vraagt de Commissie met klem te onderzoeken in hoeverre de te royale toekenning van gratis permissies voor EU-subsidies in bepaalde sectoren tot verstoring van de concurrentie kan leiden, gezien het feit dat deze permissies, die minder efficiënt zijn geworden sinds de vertraging van de economische activiteit, voor sommige bedrijven onverhoopte winst hebben gegenereerd maar deze bedrijven er tegelijk minder toe stimuleerden een bijdrage te leveren aan de overgang naar een ecologisch verantwoorde economie; |
58. |
herinnert eraan dat de Commissie tegen een aantal lidstaten inbreukprocedures heeft ingeleid wegens een gebrekkige tenuitvoerlegging van het eerste spoorwegpakket; |
59. |
roept de Commissie op ervoor te zorgen dat in bilaterale verdragen tussen landen in de luchtvaartsector geen formele voorkeur wordt gegeven aan een specifiek vliegveld voor vluchten van het ene naar het andere land; |
60. |
dringt er bij de Commissie op aan om de luchtvaartsector te analyseren, in het bijzonder codeshareovereenkomsten tussen luchtvaartmaatschappijen, die in veel gevallen geen voordelen opleveren voor de consumenten, maar slechts bijdragen aan een grotere afscherming van de markt, met als gevolg misbruik van dominante posities en onderling afgestemde praktijken tussen ondernemingen die anders concurrerend zouden moeten opereren; |
61. |
kijkt uit naar de resultaten van de openbare raadpleging over de toepassing van de richtsnoeren in de luchtvaartsector van 2005; spoort de Commissie aan de bepalingen inzake de beoordeling van sociale en herstructureringssteun voor luchtvaartmaatschappijen grondig te bestuderen en uit te zoeken of deze bepalingen in de huidige marktsituatie nog altijd een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschappijen kunnen waarborgen, of dat zij toe zijn aan herziening; |
62. |
verzoekt de Commissie en de lidstaten op te treden tegen alle mogelijke discriminerende beleidsmaatregelen die in het kader van overeenkomsten tussen EU-lidstaten en derde landen worden toegepast, om verstoring van de mededinging tussen internationale luchtvaartmaatschappijen te vermijden en eerlijke concurrentie te waarborgen; |
63. |
dringt aan op de voltooiing van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, dat zal voorzien in een prestatieregeling die de transparantie van de prijsstelling van diensten moet garanderen; |
64. |
herhaalt dat de regels inzake het verplicht aangeven van reële, transparante en volledige prijzen van vliegtickets strikt moeten worden nageleefd omwille van een eerlijkere concurrentie tussen en binnen vervoerswijzen; |
65. |
is benieuwd naar de resultaten van het onderzoek van de Commissie en het Parlement naar de financiering van zeehavenstructuren, op grond waarvan beide instellingen zouden moeten kunnen beoordelen of de huidige regels consequent worden toegepast of dat zij moeten worden herzien; |
Concurrentiedialoog tussen Parlement en Commissie
Concurrentiedialoog
66. |
is verheugd over het feit dat vicevoorzitter Joaquín Almunia van de Commissie aan het overleg met het Parlement deelneemt, alsook over de bereidheid tot positieve samenwerking waarvan de Commissie dit jaar via de door DG Concurrentie georganiseerde briefings blijk heeft gegeven; beschouwt de jaarlijkse ontmoeting tussen leden van het EP en de directeur-generaal van DG Concurrentie als een goed initiatief dat moet worden voortgezet; |
67. |
roept ter gelegenheid van de 40ste verschijning van het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid op tot de sluiting van een overeenkomst tussen het Parlement en de Commissie die de rol van het Europees Parlement moet versterken als rechtstreeks gekozen orgaan dat de Europese burgers vertegenwoordigt; wijst erop dat deze praktische regeling zou moeten leiden tot verdieping van de bestaande dialoog en, onverminderd de exclusieve bevoegdheden van de Commissie krachtens het Verdrag, tot institutionalisering van de dialoog tussen het Parlement en de Commissie door procedures en toezeggingen vast te leggen met betrekking tot de follow-up die wordt gegeven aan aanbevelingen van het Europees Parlement; |
Jaarlijks mededingingsverslag
68. |
dringt er bij de Commissie op aan in haar jaarverslag de volgende elementen op te nemen:
|
Jaarlijks werkprogramma mededinging
69. |
dringt er bij de Commissie op aan, aan het begin van elk jaar met een werkprogramma mededinging te komen, dat o.a. een gedetailleerd overzicht moet omvatten van de bindende en niet-bindende mededingingsinstrumenten die naar verwachting tijdens het daaropvolgende jaar zullen worden aangenomen, alsmede van de te organiseren publieke raadplegingen; |
70. |
onderstreept dat zowel het verslag als het werkprogramma aan de Commissie economische en monetaire zaken en aan de commissaris voor Mededinging moeten worden voorgelegd; |
*
* *
71. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.
(3) PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.
(4) PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.
(5) PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.
(6) PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.
(7) PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.
(8) PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.
(9) PB C 6 van 11.1.2011, blz. 5.
(10) http://www.europarl.europa.eu/activities/committees/studies/download.do?language=en&file=42288.
(11) http://ec.europa.eu/competition/consultations/2010_best_practices/best_practice_articles.pdf.
(12) http://ec.europa.eu/competition/consultations/2010_best_practices/hearing_officers.pdf.
(13) http://ec.europa.eu/competition/consultations/2010_best_practices/best_practice_submissions.pdf.
(14) PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.
(15) "Elk lid van de Commissie ziet toe op een regelmatige en rechtstreekse informatievoorziening tussen het lid van de Commissie en de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie.".
(16) "Binnen drie maanden na de aanneming van een resolutie van het Parlement verstrekt de Commissie het Parlement schriftelijke informatie over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van specifieke verzoeken die het Parlement in resoluties tot haar heeft gericht, ook in gevallen waarin zij zich niet achter de standpunten van het Parlement kon scharen. […]".
(17) PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 653.
(18) PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 161.
(19) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0494.
(20) PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 114.
(21) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 143.
(22) PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 105.
(23) PB C 87 E van 1.4.2010, blz. 43.
(24) PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 16.
(25) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0023.
(26) PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1.