EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1593

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over preventieve maatregelen ter bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik (vervolgadvies)

PB C 24 van 28.1.2012, p. 154–158 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/154


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over preventieve maatregelen ter bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik (vervolgadvies)

2012/C 24/33

Rapporteur: mevrouw SHARMA

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten om overeenkomstig artikel 29, sub a), van de uitvoeringsbepalingen van zijn reglement van orde een vervolgadvies op te stellen over

Preventieve maatregelen ter bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik (vervolgadvies).

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 augustus 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2011 gehouden 475e zitting (vergadering van 26 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 79 stemmen vóór en 0 tegen, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC veroordeelt ten stelligste alle vormen van seksueel misbruik van kinderen en staat dan ook achter het nieuwe voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, waarmee de Europese Commissie de strijd van Europa tegen seksueel kindermisbruik wil opvoeren.

1.2

Het EESC heeft in een eerder advies (1) al een aantal aanbevelingen m.b.t. het richtlijnvoorstel geformuleerd. Preventie is een doelstelling van de richtlijn, maar in het voorstel wordt hieraan onvoldoende aandacht besteed. Preventie op verschillende niveaus is de sleutel tot de bescherming van kinderen. Kinderen die het slachtoffer worden van misbruik krijgen niet alleen te maken met een ontoelaatbare schending van hun lichamelijke integriteit, maar zullen hun hele leven de vreselijke sociale, emotionele en psychologische gevolgen daarvan dragen. Met dit vervolgadvies wil het EESC een aantal aanbevelingen op het vlak van preventie formuleren.

1.3

Nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden doet het EESC opnieuw een oproep aan alle lidstaten en de EU om het Verdrag van de Raad van Europa over de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik  (2) en het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie  (3) bij het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind onverwijld te ondertekenen en te ratificeren, zodat de EU meer middelen in handen krijgt om kindermisbruik te voorkomen.

1.4

De EU moet een uniforme, samenhangende aanpak uitwerken om kinderen in de lidstaten tegen seksueel misbruik te beschermen. Het EESC verzoekt de Commissie als aanjager te fungeren van een Strategie van de EU ter preventie van seksueel misbruik van kinderen, zodat de EU en de lidstaten beschikken over duidelijke richtsnoeren om kinderen te beschermen en weerbaarder te maken. De strategie zou zich op de volgende vier actiegebieden moeten richten:

1.

Voorlichting

educatieve bewustwordingsprogramma's voor kinderen

training en ondersteuning van personen die beroepsmatig of als vrijwilliger met kinderen werken

training voor de media

programma's op het vlak van „positief ouderschap”

veilig gebruik van internet

2.

Wetshandhaving en andere ondersteunende structuren

doorlichting

hulplijn vermiste kinderen

alarmsysteem vermiste kinderen

internationaal wetshandhavingssysteem

3.

Rol van het maatschappelijk middenveld

financiële steun om bestaande programma's verder uit te bouwen

campagnes om het publiek bewust te maken van de problematiek

4.

Onderzoek en normen

Europees uitwisselingscentrum

ideeën en standpunten van kinderen

internetveiligheidsnormen en verwijdering van internetmateriaal waarin kinderen seksueel misbruikt worden.

1.5

De in dit advies genoemde maatregelen zijn slechts een greep uit wat allemaal mogelijk is (4). Het EESC wijst erop dat tal van maatschappelijke actoren, met name ngo's, lovenswaardige inspanningen leveren om preventiemaatregelen in te voeren. Er zijn te veel navolgenswaardige voorbeelden om ze hier allemaal op te sommen, maar zeker is dat er heel wat van elkaar kan worden geleerd. Het EESC heeft daarom een databank met informatie (5) opgezet.

2.   Achtergrond en doelstellingen

2.1

Preventieve maatregelen moeten er in essentie op gericht zijn om seksueel misbruik van kinderen uit te bannen. Alle beleidsmaatregelen moeten berusten op de beginselen van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Een kind is volgens de definitie van dit Verdrag al wie minder dan 18 jaar oud is.

2.2

Seksueel misbruik van kinderen kan vele vormen aannemen: incest en seksueel misbruik, pornografie, prostitutie, kinderhandel, omkoping, en aanranding door leeftijdsgenoten (6). Misbruik moet zowel op lokaal als op nationaal, Europees en internationaal niveau worden aangepakt. Preventieve maatregelen moeten wel altijd samenhangend en op elkaar afgestemd zijn. Er moet voortdurend op worden toegezien dat die maatregelen aansluiten op nieuwe ontwikkelingen en goede praktijken en dat wordt ingespeeld op nieuwe mogelijkheden voor kindermisbruik (zoals nieuwe technologieën).

2.3

Kinderen zijn bijzonder kwetsbaar voor alle vormen van misbruik en lopen vaker dan volwassenen het risico om slachtoffer te worden van misdrijven, inclusief aanranding en verkrachting. Ondanks het gebrek aan statistieken kan uit de beschikbare gegevens toch worden afgeleid dat ongeveer 1 op de 5 kinderen in Europa in hun jeugd minstens één keer het slachtoffer wordt van seksueel misbruik  (7). Geschat wordt dat de dader in 70 à 85 % van de gevallen een bekende is van het slachtoffer. Bij preventieve maatregelen moet hiermee terdege rekening worden gehouden. De slachtoffers zijn zowel jongens als meisjes en afkomstig uit alle etnische groepen en bevolkingslagen. Uit sommige studies zou blijken dat seksueel misbruik vaak start op twaalf- à dertienjarige leeftijd. Heel wat preventiestrategieën zijn echter hoofdzakelijk op jongere kinderen gericht. „Kwetsbare” kinderen lopen het grootste risico het slachtoffer te worden van misbruik, zoals kinderen met een handicap, kinderen in zorginstellingen, van hun ouders gescheiden kinderen en kinderen die verhandeld worden, kinderen met drug- of alcoholgerelateerde problemen, kinderen uit sociale-achterstandsmilieus en kinderen die al eerder te maken kregen met misbruik.

2.4

De rechten van kinderen worden door de EU erkend in artikel 3 (VEU) van het Verdrag van Lissabon en in het Handvest van de grondrechten, met name in artikel 24, waarin de uitdrukkelijke verplichting is vastgelegd om kinderen te beschermen, uitgaande van de belangen van het kind. Deze beginselen zijn omgezet in beleid dat gericht is op de bevordering, bescherming en naleving van de rechten van kinderen (8).

2.5

Het EESC is ingenomen met de onlangs door de Commissie gepubliceerde EU-agenda voor de rechten van het kind, die uitgaat van de beginselen van het Handvest van de grondrechten. De Commissie wijst er in deze agenda op dat de rechten van het kind centraal moeten staan op een aantal cruciale beleidsgebieden, waaronder internetveiligheid en bescherming tegen mensenhandel.

2.6

Doel van dit advies is vooral ook om te benadrukken dat preventiemaatregelen mogelijk zijn en dat er op dit terrein door tal van betrokkenen veel goed werk wordt verricht. Het EESC wijst erop dat heel wat maatschappelijke actoren, met name ngo's, lovenswaardige inspanningen leveren om preventiemaatregelen in te voeren. Er zijn te veel navolgenswaardige voorbeelden om ze hier allemaal op te sommen, maar zeker is dat er heel wat van elkaar kan worden geleerd, dat er kan worden voortgebouwd op de bestaande expertise en dat maatschappelijke actoren tot actie kunnen worden aangezet. Het EESC heeft daarom een databank met informatie (9) opgezet.

3.   Algemene opmerkingen – Preventieve maatregelen

3.1

Preventieve maatregelen moeten breed worden opgezet, kindgericht zijn en in een zo vroeg mogelijk stadium worden genomen, waarbij het optreden tot een minimum moet worden beperkt. Er bestaan al veel uitstekende initiatieven die steun verdienen. Het EESC verzoekt de Commissie een Strategie van de EU ter preventie van seksueel misbruik van kinderen goed te keuren en uit te voeren. Bedoeling is dat de lidstaten in hun beleid blijk gaan geven van een gecoördineerde visie op basis van de doelstellingen van de vier actiegebieden van de strategie (zie hoofdstuk 4).

3.2

Het EESC is zich ervan bewust dat de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen heel wat voeten in de aarde heeft. Misbruik is illegaal en daarom vaak niet zichtbaar en het is dus moeilijk er de vinger op te leggen. Bovendien wordt weinig aangifte gedaan omdat de slachtoffers met complexe angst- of schaamtegevoelens kampen of niet weten wat hun rechten zijn. Internet en andere technologieën geven seksuele delinquenten vrij spel en zetten de deur open voor de productie en distributie van kinderpornografie. De vrijheid van reizen biedt daders bovendien de kans de meest kwetsbare kinderen op te zoeken. Seksuele delinquenten gaan op steeds geavanceerdere wijze te werk en zijn steeds beter georganiseerd, zodat het risico voor jonge kinderen alsmaar groter wordt. Circa 10 % van de gevallen komt de diensten voor kinderbescherming ter ore (10). Daders van seksueel misbruik van kinderen zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking en de meeste van hen zijn nog nooit veroordeeld geweest voor een seksueel misdrijf (11).

3.3

Primaire preventie (ingrijpen nog voor het misbruik plaatsvindt) moet zich richten op de kinderen die nu en in de toekomst de grootste kans lopen het slachtoffer te worden van misbruik. Rechtstreekse maatregelen, zoals voorlichten en vroeg ingrijpen, zijn echter maar een eerste stap. Er moeten ook maatregelen worden genomen om de „cyclus van misbruik” te doorbreken en te voorkomen dat mensen voor de tweede keer slachtoffer worden. Daarnaast moet de nodige aandacht uitgaan naar de behandeling van (potentiële) daders.

3.4

Hoewel de dader in de meeste gevallen een familielid of bekende is (12), kan het ook om een sterk georganiseerde vorm van misdaad gaan waarbij meerdere daders betrokken zijn. Dit soort criminaliteit kan zeer winstgevend zijn; mensenhandel is wereldwijd de derde meest verspreide vorm van misdaad (13). Het aantal slachtoffers van mensenhandel wereldwijd wordt op 2,5 miljoen geraamd (14). Volgens schattingen is zowat 43 % van hen ook het slachtoffer van seksueel misbruik; in de helft van de gevallen gaat het om kinderen (15). Seksueel kindermisbruik trekt zich vaak niets aan van landsgrenzen en moet dus internationaal worden aangepakt.

3.5

Bij het opstellen van preventiestrategieën dienen kinderen en jongeren te worden betrokken, zodat het mogelijk wordt hun standpunten te horen en in de strategieën te verwerken. Er bestaan al tal van initiatieven op dit gebied (16). Door een voor kinderen begrijpelijke taal te gebruiken, wordt het voor hen gemakkelijker om open over dit onderwerp te praten, zodat het niet in de taboesfeer blijft.

4.   Actiegebied 1: voorlichting

4.1

Volgens het EESC zouden alle kinderen in de lidstaten voorlichting moeten krijgen over seksueel misbruik. Het is van cruciaal belang dat kinderen op hun leeftijd afgestemde informatie krijgen en mondig worden gemaakt.

4.2

Op andere gebieden is al afdoende gebleken dat voorlichting een succesvolle vorm is van primaire preventie. Voorlichtingsprogramma's zijn bij uitstek geschikt om aan preventie te doen en mensen ertoe aan te zetten misbruik aan te geven. Waar mogelijk kunnen voorlichtingsprogramma's worden opgenomen in bestaande programma's zoals Stay Safe (17) en SPHE (18). Voorlichtingsprogramma's moeten:

aangepast zijn aan het ontwikkelingsniveau, informatie geven over een gezonde seksuele ontwikkeling en kinderen weerbaar maken zodat ze geen slachtoffer worden;

specifiek gericht zijn op kinderen, m.n. oudere kinderen, en niet zozeer op ouders;

ruimte bieden voor een preventieve aanpak gericht op de kinderen die het grootste risico lopen;

gericht zijn op samenwerking met kindvriendelijke, laagdrempelige diensten voor bijstand en gekoppeld zijn aan mechanismen voor klachten en aangifte (19);

gericht zijn op samenwerking met begeleidende diensten, die over voldoende personeel moeten beschikken;

regelmatig worden geëvalueerd in het licht van nieuwe goede praktijkervaringen.

4.3

Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan om eenieder die beroepsmatig of als vrijwilliger met kinderen werkt, te verplichten een opleiding te volgen die gericht is op preventie van seksueel misbruik. Dat is met name belangrijk in de rechtshandhaving, gezondheidszorg en het (formeel en informeel) onderwijs. Hierbij is een taak weggelegd voor beroepsorganisaties, vakbonden en sociale partners, alsook voor religieuze organisaties, sport- en hobbyclubs. Er moeten adequate ondersteuningsmechanismen in het leven worden geroepen voor personeel dat met jonge slachtoffers werkt; daarbij dient ook te worden gedacht aan geregeld toezicht en psychologische bijstand.

4.4

Het EESC beveelt aan om mediapersoneel te trainen in de omgang met deze problematiek. Ook zouden er ethische richtsnoeren moeten komen voor de berichtgeving ter zake.

4.5

Er moeten programma's voor positief ouderschap (positive parenting) worden aangeboden om ouders en familie te helpen seksueel kindermisbruik te voorkomen. Ouders moeten al in het kader van de prenatale en kraamzorg informatie krijgen over preventieve maatregelen.

4.6

Initiatieven waarmee beoogd wordt zowel kinderen als volwassenen veilig te leren omgaan met internet, zoals het Safer Internet Programma (20) van de Commissie en netwerken als Insafe (21) en INHOPE (22), kunnen op bijval van het EESC rekenen (23).

5.   Actiegebied 2: wetshandhaving en andere ondersteunende structuren

5.1

Volgens het EESC zouden de lidstaten een gezamenlijke aanpak moeten uitwerken voor wetshandhaving, informatie-uitwisseling en samenwerking tussen politiediensten en officiële internationale organisaties. Dit impliceert bilaterale samenwerkingsovereenkomsten, een efficiënt IT-instrumentarium voor opsporing, en betere doorlichtingsmechanismen. Justitiële vertragingen kunnen ertoe leiden dat mensen minder geneigd zijn misbruik aan te geven. Om lange wachttijden te vermijden moeten gevallen van seksueel misbruik van kinderen voorrang krijgen. Serieuze aandacht verdient de mogelijkheid voor slachtoffers om niet bij rechtszaken aanwezig te hoeven zijn. Er is dringend behoefte aan specifieke training voor rechtshandhavingspersoneel dat zich met seksueel kindermisbruik bezighoudt. Door het opstellen van verhoorprotocollen kan mede worden voorkomen dat een getroffene ten tweeden male slachtoffer wordt. Als overal in Europa dezelfde regels gelden, zal dat daders ervan weerhouden van de ene lidstaat naar de andere te trekken. Het recente optreden van o.m. Europol (Operation Rescue), waarbij de identiteit van meer dan 200 kinderen werd achterhaald (24), laat zien hoe de EU het voortouw kan nemen.

5.2

De doorlichting van alle mensen die met kinderen werken, moet op samenhangende wijze gebeuren, zodat er geen gebruik kan worden gemaakt van mazen in de wetgeving van lidstaten. Er zou verplicht moeten worden nagegaan of de betrokkenen in het verleden al delicten tegen kinderen hebben begaan, en ook „zachte informatie” (informatie over mensen van wie bekend is dat ze een risico voor kinderen vormen maar die nooit strafrechtelijk voor kindermisbruik zijn veroordeeld) moet in aanmerking worden genomen. Net als in zijn vorige advies (25) wil het EESC ook hier aandacht vragen voor het model van burgerbescherming via verschillende instanties (MAPPA - Multi-Agency Public Protection Arrangements Model) (26).

5.3

Er is een Europees noodnummer voor vermiste kinderen ingesteld. Dat kan echter maar in 16 lidstaten worden gebruikt. De overige 11 lidstaten moeten dan ook onmiddellijk actie ondernemen om een vlot werkende hulplijn in te stellen (27). In dit verband moeten voldoende middelen worden vrijgemaakt en moet worden samengewerkt met de nodige begeleidende diensten. Voorts dient te worden nagegaan of deze dienst kan worden uitgebreid tot derde landen.

5.4

Hoewel in een aantal lidstaten al doeltreffende systemen bestaan (28), pleit het EESC voor de invoering van een gecoördineerd Europees alarmsysteem voor vermiste kinderen, vergelijkbaar met het Amber Alert in de VS (29).

5.5

Het EESC roept hier nogmaals op tot de oprichting van een internationaal agentschap voor wetshandhaving dat overal ter wereld onderzoek doet naar seksueel kindermisbruik, slachtoffers identificeert en daders vervolgt (30).

6.   Actiegebied 3: rol van het maatschappelijk middenveld

6.1

Iedereen in de samenleving heeft de plicht om seksueel kindermisbruik te helpen voorkomen. Overheid en maatschappelijke organisaties moeten samen aan preventie blijven doen. Het EESC staat achter initiatieven als de „1 in 5-campagne” (31) en „De Ondergoedregel” (32) van de Raad van Europa. Belangwekkende voorbeelden van initiatieven van het maatschappelijk middenveld zijn de ngo-actie „Stop It Now” (33) en specifieke campagnes als „Cut Them Free” van Barnardo's UK (34) en de campagne van ECPAT International en The Body Shop „Stop Sex Trafficking of Children and Young People” (35).

6.2

Het is de taak van werkgevers, vakbonden en andere maatschappelijk organisaties om strikte regels voor de werkplek in te stellen teneinde duidelijk te maken dat seksueel misbruik van kinderen niet door de beugel kan (36). Werkgevers moeten het aanpakken van deze misdaad steunen in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook voor bedrijfstakken zoals het toerisme en de hotelsector is een belangrijke rol weggelegd (37). Het EESC roept organisaties op tot het ondertekenen van zijn eerder voorgestelde ethische verklaring (38), die is opgenomen in de door de EESC gecreëerde databank van goede praktijken van de lidstaten. Het EESC (39) herhaalt dat er meer financiële middelen nodig zijn om voor maatschappelijke organisaties bestemde programma's te ontwikkelen en uit te breiden.

6.3

Er moet een brede bewustmakingscampagne worden opgezet om het grote publiek te doen inzien dat het belangrijk is seksueel kindermisbruik aan te geven, waarbij ook een gratis internationale hulplijn moet worden ingesteld met een online-meldingssysteem (40). In dit verband kan een voorbeeld worden genomen aan de manier waarop het netwerk van Child Helpline International werkt. Een dergelijke hulplijn moet de nodige ondersteuning van begeleidende diensten krijgen.

6.4

Maatschappelijke organisaties en overheden kunnen de bewustwording inzake seksueel kindermisbruik vergroten en een preventiecultuur tot stand helpen brengen door de Werelddag voor de preventie van kindermisbruik (41), die ieder jaar op 19 november wordt gehouden, actief te promoten.

7.   Actiegebied 4: onderzoek en normen

7.1

Het EESC pleit voor verder onderzoek teneinde wat te doen aan het gebrek aan gegevens over seksueel kindermisbruik, een beter beeld van slachtoffers en daders te krijgen en voorbeelden van goede praktijken uit te wisselen. Op dit moment zijn de meeste gegevens afkomstig van rechtshandhavingsinstanties. Er zou een Europees uitwisselingscentrum moeten worden opgericht om onderzoek, beleid en praktijkvoorbeelden inzake de preventie van kindermisbruik onder de aandacht te brengen, naar analogie van het National Child Protection Clearinghouse in Australië (42) of de Child Welfare Information Gateway in de VS (43). Daarbij zou kunnen worden voortgeborduurd op de resultaten van afzonderlijke projecten, zoals het European Online Grooming Project (ter bestrijding van kinderlokkers op het internet) en op nationale werkzaamheden, bv. van Child Focus België (44). Gemeenschappelijke Europese definities zouden de uitwisseling en vergelijking van gegevens ten goede komen.

7.2

Bij onderzoek naar seksueel misbruik van kinderen dienen ook de standpunten en meningen van kinderen in aanmerking te worden genomen (45).

7.3

Het EESC dringt aan op duidelijk omschreven Europese normen voor de veiligheid op internet. Wat betreft het „stimuleren van providers van internetdiensten om op vrijwillige basis gedragscodes en richtsnoeren te ontwikkelen om de toegang tot die webpagina's te blokkeren” (46) stelt het EESC dat kindermisbruikcontent in eerste instantie aan de bron moet worden verwijderd en dat pas daarna, als verwijdering (buiten de EU) niet mogelijk is, tot blokkering van de toegang tot websites moet worden overgegaan. Daarvan zou in de EU een juridisch vereiste moeten worden gemaakt, als de uitspraken van bedrijven, internetproviders en economische en financiële actoren (zoals creditcardbedrijven) dat ze kindermisbruik willen tegengaan, tenminste gemeend zijn. Het EESC moedigt aanbieders van socialenetwerksites aan om de Safer Social Networking Principles for the EU (2009) te ondertekenen (47).

7.4

Het EESC verzoekt de Commissie haar optreden te coördineren, zodat een coherente aanpak voor de hele EU tot stand komt.

Brussel, 26 oktober 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  EESC-advies over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit 2004/68/JBZ” – PB C 48 van 15.2.2011, blz. 138-144.

(2)  Tsjechië en Letland hebben dit verdrag nog niet ondertekend; 15 lidstaten hebben het nog niet geratificeerd. (http://conventions.coe.int/Treaty/Commun/ChercheSig.asp?NT=201&CM=&DF=&CL=ENG).

(3)  Finland, Ierland en Tsjechië hebben dit protocol nog niet geratificeerd. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=IV-11-c&chapter=4&lang=en.

(4)  Ze zijn opgesteld in overleg Children's Rights Alliance Ireland, een samenwerkingsverband van meer dan 90 ngo's die zich bezighouden met de bescherming van de rechten en de behoeften van kinderen in Ierland, in het kader van de campagne voor de volledige uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (www.childrensrights.ie), alsook met Europese ngo's die op dit terrein actief zijn.

(5)  http://www.eesc.europa.eu/prevent-child-abuse

(6)  Raad van Europa: campagne om seksueel geweld tegen kinderen te stoppen www.coe.int/t/dg3/children/1in5/source/Outline_en.pdf.

(7)  Ibid.

(8)  Een voorbeeld is de EU-strategie voor jongeren die uitgaat van een horizontale aanpak van jongerenzaken en de samenwerking tussen beleidsmakers versterkt: http://europa.eu/legislation_summaries/education_training_youth/youth/ef0015_en.htm.

(9)  Zie voetnoot 6.

(10)  Toespraak van de adjunct-secretaris-generaal van de Raad van Europa tijdens het 5e EU-forum over de rechten van het kind, Italië, (november 2010): www.coe.int/t/dc/press/news/20101129_disc_sga_en.asp.

(11)  Finkelhor, The Prevention of Childhood Sexual Abuse (2009), blz. 178.

(12)  Zie voetnoot 6.

(13)  ECPAT International, Factsheet – Sex Trafficking of Children in the UK.

(14)  IAO, Forced Labour Statistics Factsheet (2007).

(15)  „A renewed commitment to children's rights”, toespraak door Viviane Reding, oktober 2010. http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/10/550&format=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en.

(16)  Bv. „Kiko en de hand” van de Raad van Europa.

(17)  Een Iers programma om lagereschoolkinderen mondiger en assertiever te maken en zo misbruik te voorkomen: www.staysafe.ie.

(18)  Het SPHE-programma (Social, Personal and Health Education) wordt op Ierse middelbare scholen ten uitvoer gelegd en moet zelfontplooiing, gezondheid en welzijn ten goede komen: http://www.sphe.ie/.

(19)  Bv. het gezamenlijk verslag van de speciale rapporteur voor kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie en van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal, belast met geweld tegen kinderen, over kindvriendelijke mechanismen voor advies, klachten en aangifte: http://www2.ohchr.org/english/bodies/hrcouncil/docs/16session/A-HRC-16-56.pdf. Zie ook VN-ECOSOC-resolutie 2005/20 Guidelines on Justice in Matters involving Child Victims and Witnesses of Crime www.un.org/docs/ecosoc/documents/2005/resolutions/Resolution%202005-20.pdf.

(20)  http://ec.europa.eu/information_society/activities/sip/index_en.htm.

(21)  Europees netwerk van voorlichtingscentra om jongeren te leren veilig en verantwoord om te gaan met internet: www.saferinternet.org.

(22)  Bedoeld om anoniem melding te maken van o.m. misbruik van kinderen op het internet: www.inhope.org.

(23)  De ngo Child Focus België ontplooit een soortgelijk initiatief.

(24)  Meer dan 200 kinderen werden geïdentificeerd en gered bij een internationale politieoperatie. www.europol.europa.eu/index.asp?page=news&news=pr110316.htm https://www.europol.europa.eu/content/press/more-200-children-identified-and-rescued-worldwide-police-operation-465.

(25)  PB C 317 van 23.12.2009, blz. 43-48.

(26)  Met dit model wordt in het VK via verschillende instanties nagegaan welke risico's seksuele delinquenten meebrengen voor de gemeenschap en hoe hiermee moet worden omgegaan.

(27)  http://www.missingchildreneurope.eu/index.php?option=com_content&view=article&id=46:news01&catid=1:latest-news&20 Itemid=68

(28)  Bv. Child Alert in België: www.childalert.be.

(29)  www.amberalert.gov.

(30)  Zie voetnoot 1.

(31)  Het EESC heeft ermee ingestemd om documenten voor deze campagne van de Raad van Europa in diverse talen te vertalen.

(32)  www.coe.int/t/dg3/children/1in5/default_en.asp en www.underwearrule.org.

(33)  Campagne van het VK en Ierland om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen, onder auspiciën van de Lucy Faithfull Foundation: www.stopitnow.org.uk. Zie ook www.lucyfaithfull.orgwww.lucyfaithfull.org.

(34)  www.barnardos.org.uk/get_involved/campaign_form/cutthemfree.htm.

(35)  Via deze wereldwijde campagne zijn in de EU 2,3 miljoen handtekeningen verzameld (22 juni 2011).

(36)  Artikel 3, facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, over de handel in kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie.

(37)  Bv. Accor Hotels en de Wereldorganisatie voor Toerisme.

(38)  Bijlage 1 bij het EESC-advies „Bescherming van kinderen tegen reizende seksuele delinquenten” (PB C 317 van 23.12.2009, blz. 43-48).

(39)  Zie voetnoot 1.

(40)  Zie voetnoot 25.

(41)  http://www.woman.ch/index.php?page=children_19nov&hl=en.

(42)  www.aifs.gov.au/nch.

(43)  www.childwelfare.gov/index.cfm.

(44)  www.stopchildporno.be.

(45)  Artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

(46)  Zie voetnoot 1.

(47)  http://ec.europa.eu/information_society/activities/social_networking/docs/sn_principles.pdf.


Top