EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1591

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een samenhangender en beter gecoördineerd sociaal beleid van de EU via de nieuwe horizontale sociale clausule van artikel 9 VWEU (initiatiefadvies)

PB C 24 van 28.1.2012, p. 29–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/29


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een samenhangender en beter gecoördineerd sociaal beleid van de EU via de nieuwe horizontale sociale clausule van artikel 9 VWEU (initiatiefadvies)

2012/C 24/06

Rapporteur: Christoph LECHNER

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Een samenhangender en beter gecoördineerd sociaal beleid van de EU via de nieuwe horizontale sociale clausule van artikel 9 VWEU.

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 28 september 2011 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2011 gehouden 475e zitting (vergadering van 26 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 113 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Een fundamentele vernieuwing van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de horizontale sociale clausule (art. 9 VWEU), waarin te lezen staat dat de EU „bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden … rekening (houdt) met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.” Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), dat zijn verantwoordelijkheid voor de versterking van de sociale dimensie van de EU met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon heeft zien toenemen, beschouwt deze bepaling als een grote stap vooruit op weg naar een socialere EU, als zij tenminste correct wordt toegepast. Het schaart zich dan ook achter vele conclusies en aanbevelingen uit de onafhankelijke wetenschappelijke studie waartoe het Belgische voorzitterschap van de Raad van de EU in de tweede helft van 2010 opdracht heeft gegeven (1).

1.2   Met de ondertekening en ratificering van het Verdrag van Lissabon (primair recht) hebben alle lidstaten zich ertoe verplicht de horizontale sociale clausule toe te passen. Daarbij gelden er geen beperkingen, noch qua reikwijdte noch qua methodes. De clausule moet dus op alle relevante EU-beleidsterreinen en maatregelen, ook op economisch vlak, worden toegepast, zowel door de EU-instellingen als door de individuele lidstaten.

1.3   De Europese Commissie, die krachtens het Verdrag van Lissabon „het algemeen belang van de Unie” moet bevorderen (art. 17 VEU), moet erop toezien dat de horizontale sociale clausule naar behoren wordt toegepast en in alle relevante documenten en juridische geschriften wordt vermeld en ten volle in aanmerking wordt genomen, en bijdraagt tot de verwezenlijking van de nieuwe Verdragsdoelstellingen door zowel de EU als de lidstaten.

1.4   Tevens zou de Commissie in het kader van het algemene systeem voor effectbeoordeling over de gehele linie meer gewicht moeten toekennen aan sociale-effectbeoordelingen. Alleen dan zullen de gemeenschappelijke sociale doelstellingen van de EU systematisch in aanmerking worden genomen op alle relevante EU-beleidsterreinen.

1.5   De horizontale sociale clausule moet worden toegepast op de grote actiegebieden en de algemene structuur van de nieuwe sociaaleconomische governance op EU-niveau in het kader van de Europa 2020-strategie, waarover de Europese Raad in 2010 overeenstemming heeft bereikt. De clausule moet in aanmerking worden genomen bij het streven naar alle drie prioriteiten van deze strategie (slimme, duurzame en inclusieve groei), bij de evaluatie van de vooruitgang die is geboekt op het vlak van de vijf kerndoelen (die nog in nationale streefdoelen moeten worden omgezet en een efficiënte bijdrage aan de verwezenlijking van de EU-doelstellingen moeten leveren), bij de zeven vlaggenschipinitiatieven, de tien geïntegreerde richtsnoeren voor werkgelegenheid en economisch beleid, het „Europees semester” en de nieuwe economische governance.

1.6   Het spreekt dan ook vanzelf dat het EESC en al zijn afdelingen bij hun adviezen en andere werkzaamheden terdege rekening zullen houden met de bindende horizontale sociale clausule in kwestie en met alle andere bindende horizontale clausules (artt. 8 t/m 12 VWEU), om zo de sociale dimensie van de EU te versterken.

1.7   Het EESC zal in al zijn adviezen ten behoeve van de Commissie of andere EU-organen elke keer nagaan of een degelijke sociale-effectbeoordeling is gemaakt. Bij in gebreke blijven zal het EESC de bevoegde EU-organen verzoeken deze nalatigheid recht te zetten.

1.8   In het streven naar de versterking van de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie en, meer in het algemeen, naar een meer op sociale leest geschoeide EU, is een belangrijke rol weggelegd voor het Comité voor sociale bescherming, dat belast is met de EU-coördinatie en -samenwerking op sociaal gebied. Het is van cruciaal belang dat dit Comité bij de uitvoering en evaluatie van de Europa 2020-strategie op gelijke voet komt te staan met het EU-Comité voor de economische politiek en het EU-Comité voor de werkgelegenheid.

1.9   Om ervoor te zorgen dat sociale-effectbeoordelingen op nationaal en subnationaal niveau meer gewicht in de schaal gaan leggen, moet het Comité voor sociale bescherming deze kwestie bovenaan de agenda zetten, zodat gerichtere maatregelen kunnen worden getroffen voor nieuwe kwetsbare groepen en gendergelijkheid. Het moet het inzicht in dit instrument vergroten, de lidstaten ertoe aanzetten al in de eerste stadia van de beleidsvorming sociale-effectbeoordelingen uit te voeren, en de voor een efficiënt gebruik onmisbare kennis over het instrument, de methoden en gegevensbronnen verbeteren en verspreiden. Voorts is het de taak van het Comité erop toe te zien dat de lidstaten in het kader van de uitwerking van de nationale hervormingprogramma's gebruikmaken van sociale-effectbeoordelingen en daarvan geregeld verslag te doen.

1.10   Het Comité voor sociale bescherming heeft besloten jaarlijks verslag uit te brengen over de vooruitgang bij de verwezenlijking van het EU-kerndoel inzake sociale inclusie en armoedebestrijding, de uitvoering van de sociale aspecten van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid en de sociale situatie en de ontwikkeling van beleidsmaatregelen in het kader van de EU-coördinatie en samenwerking op sociaal gebied (2). Het zou nuttig zijn mocht dit verslag uitgroeien tot een jaarlijkse evaluatie van de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie en materiaal aanreiken voor de Jaarlijkse groeianalyse van de Commissie en de EU-beleidsrichtsnoeren. Daarnaast zouden de lidstaten zich bij de uitwerking van hun nationale hervormingsprogramma's kunnen laten leiden door de in het verslag vervatte sociale aanbevelingen. Zoals afgesproken door het Comité voor sociale bescherming zal deze evaluatie worden opgesteld aan de hand van de jaarlijkse voortgangsverslagen van de lidstaten m.b.t. de sociale doelstellingen van de EU en van de geactualiseerde plannen waarin de nationale beleidscyclus is verdisconteerd.

1.11   Met het oog op de verwezenlijking en bevordering van de gestelde doelen zal het EESC jaarlijks een advies opstellen over de toepassing van de horizontale sociale clausule van art. 9 VWEU (waaraan in het advies een apart hoofdonderdeel moet worden gewijd) en over de toepassing van de andere horizontale sociale clausules, het Handvest van de grondrechten en de overige bepalingen inzake sociaal beleid uit het Verdrag van Lissabon, alsook het secundaire recht en de overige wettelijke en politieke maatregelen. Daarbij zal getoetst en beoordeeld worden in hoeverre zij tot de ontwikkeling van het sociale beleid en van de grondrechten in de EU bijdragen. In het advies zullen ook aanbevelingen gedaan kunnen worden voor concrete maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen dichterbij brengen. Tijdens een hoorzitting over dit thema zullen ook andere grote, representatieve maatschappelijke organisaties die op sociaal gebied werkzaam zijn, input kunnen leveren in de vorm van specifieke adviezen en rapporten. Het bovengenoemde jaarlijkse EESC-advies zal aan vertegenwoordigers van de EU-instellingen gepresenteerd en toegelicht worden.

1.12   Zowel het EESC als de nationale sociaaleconomische raden (SER's) en vergelijkbare instellingen van de lidstaten moeten hun steentje bijdragen aan de toepassing van de horizontale sociale clausule en de totstandkoming van sociale-effectbeoordelingen door hun steun te verlenen aan Europese burgerinitiatieven en projecten van burgers om de civiele dialoog over kwesties van sociaal beleid te promoten. Ook de EESC-stuurgroep die zich met de Europa 2020-strategie bezighoudt zou bij de monitoring van en de verslaglegging over de inhoud en uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's een centrale rol moeten spelen.

1.13   Het EESC en de Commissie zouden een interinstitutionele overeenkomst moeten sluiten waarin wordt bepaald dat de Commissie alle effectbeoordelingen over haar dossiers aan het EESC doorgeeft, zodat het deze in zijn adviezen en rapporten kan verwerken.

2.   De totstandkoming van een socialere EU: achtergrond

2.1   Het Verdrag van Lissabon en de Europa 2020-strategie bieden tal van mogelijkheden om het evenwicht tussen de economische, sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen te verbeteren en ervoor te zorgen dat deze elkaar versterken, en brengen zo een sociaal sterkere EU dichterbij. De bovengenoemde wetenschappelijke studie (3) die werd opgesteld in opdracht van het Belgische voorzitterschap 2010, vermeldt in dit verband vijf mogelijkheden, die hieronder worden toegelicht.

2.1.1   Het Verdrag van Lissabon biedt via de horizontale sociale clausule een rechtsgrond om de sociale effecten van beleidsmaatregelen in aanmerking te nemen. Deze beoordelingen kunnen dan worden aangewend om sociale doelstellingen op te nemen in alle relevante beleidsgebieden (inclusief beleidsmaatregelen die niet onder de noemer „sociaal” vallen), en om toe te zien op de impact van het beleid en daarover verslag uit te brengen.

2.1.2   Met het Verdrag en de Europa 2020-strategie (met haar kerndoelen en vlaggenschipinitiatieven) zijn de zichtbaarheid en het belang van sociale kwesties potentieel vergroot. Dit geldt in het bijzonder, maar niet uitsluitend, voor sociale integratie en armoedebestrijding.

2.1.3   Met de Europa 2020-strategie wordt de deur opengezet naar een veel sterker geïntegreerde en gecoördineerde benadering van governance op economische, sociaal, werkgelegenheids- en milieugebied. Dat zal er ook toe leiden dat de desbetreffende beleidsmaatregelen elkaar daadwerkelijk gaan aanvullen.

2.1.4   Dankzij het nieuwe Verdrag is het voorts veel gemakkelijker om nationale regelingen voor sociale bescherming in stand te houden, te versterken en te moderniseren en om (met name sociale) diensten van algemeen belang beter te beschermen, wat tot het herstel van het evenwicht tussen het EU-niveau en het niveau van de afzonderlijke landen kan bijdragen.

2.1.5   Ook kan de EU op grond van het nieuwe Verdrag meer actie ondernemen op sociaal vlak: zo kan zij helpen het niveau van onderwijs en opleiding op te trekken, de volksgezondheid te beschermen en ongelijkheid terug te dringen. De lappendeken van sociale maatregelen in brede zin kan nu dus worden omgewerkt tot een samenhangender geheel.

2.2   Commissievoorzitter Barroso wees erop dat in de Europa 2020-strategie, waarmee o.m. wordt gestreefd naar sociale integratie, drie aspecten van armoede en uitsluiting belicht worden. Het is echter ook van cruciaal belang, aldus de Commissievoorzitter, dat de lidstaten en de EU als een geheel de resultaten blijven meten aan de hand van de volledige reeks gezamenlijk overeengekomen sociale indicatoren die ten grondslag liggen aan de EU-coördinatie en samenwerking op sociaal gebied (4).

2.3   Conform de nieuwe EU-doelstelling „territoriale samenhang” (ingevoerd met het Verdrag van Lissabon) en het in de recentelijk herziene begroting opgenomen streven om de cohesiemiddelen aan te wenden voor de realisatie van alle Europa 2020-doelstellingen en het cohesiebeleid te versterken, moet er bij het opstellen van de volgende meerjarenbegroting (voor de periode na 2013) op de eerste plaats op worden toegezien dat de sociale doelstellingen als een rode draad door alle territoriale beleidsmaatregelen en programma's van de EU lopen. Zulks impliceert dat de EU haar sociale doelstellingen en cohesiebeleid op elkaar afstemt, d.w.z. dat het potentieel van de nieuwe doelstelling „territoriale samenhang” in de verordeningen voor de volgende programmeringsperiode wordt benut, dat bij de steunverlening door de structuurfondsen de beginselen van non-discriminatie en toegankelijkheid worden nageleefd, en dat het cohesiebeleid preventief wordt ingezet (5) om de structurele en institutionele hervormingen te promoten die nodig zijn om de realisatie van de sociale doelstellingen dichterbij te brengen. Voorts moet in het kader van de coördinatie en samenwerking op sociaal gebied een belangrijke plaats worden ingeruimd voor de territoriale aanpak. Bij dit alles mag ten slotte niet worden vergeten dat de inzet van de lokale en regionale overheden een cruciale schakel is van deze „territorialisering”.

2.4   Het is van kapitaal belang dat de EU-doelstelling van sociale integratie, zoals ook gedefinieerd in de Europa 2020-strategie, wordt omgezet in werkbare nationale (en wellicht ook subnationale) doelstellingen. Nationale doelstellingen moeten een duidelijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de EU-doelstelling. De doelstellingen moeten worden vastgelegd aan de hand van concrete gegevens, rekening houden met de mechanismen die armoede en sociale uitsluiting in de hand werken, en worden afgestemd op de algemene beleidsdoelstellingen voor betere sociale integratie. Het moet mogelijk zijn aan de hand van de doelstellingen na te gaan welke concrete resultaten zijn behaald. Tegelijk moet worden voorkomen dat bepaalde beleidsdoelstellingen worden verdraaid, vergeten of veronachtzaamd. Om het publieke en politieke draagvlak niet te verliezen moeten de doelstellingen worden afgebakend volgens degelijke, strikte en transparante procedures. Daarnaast dienen ook de standpunten van de betrokken kringen in aanmerking te worden genomen. Ten slotte moet nauwgezet worden gemeten en vastgelegd in hoeverre vooruitgang is geboekt bij de verwezenlijking van de EU- en (sub)nationale doelstellingen.

3.   De toepassing van de horizontale sociale clausule: achtergrond

3.1   Het Verdrag van Lissabon brengt een aantal grote veranderingen met zich mee voor de sociale dimensie van de EU. In artikel 9 VWEU, dat betrekking heeft op de horizontale sociale clausule, staat het volgende te lezen: „Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.”

3.2   Deze horizontale sociale clausule kan niet los worden gezien van de andere horizontale clausules uit het Verdrag: gelijkheid van mannen en vrouwen, bestrijding van discriminatie, milieubescherming, consumentenbescherming, dierenbescherming en kleine en middelgrote ondernemingen (artt. 8, 10 t/m 13 en 153 VWEU). De EU en al haar organen – inclusief een adviesorgaan als het EESC – alsook de lidstaten zijn verplicht om deze horizontale clausules toe te passen in alle relevante voorstellen, beleidsmaatregelen en acties (6). Dit geldt evenzeer voor alle relevante documenten en juridische geschriften.

3.3   De horizontale sociale clausule is bedoeld om ervoor te zorgen dat de EU bij haar optreden steeds ten volle rekening houdt met de sociale dimensie; zij dient m.a.w. de zes in artikel 9 VWEU vermelde punten in acht te nemen teneinde in het kader van haar bevoegdheden de fundamentele waarden en doelstellingen van de EU (artt. 2 en 3 VEU en art. 7 VWEU) te bereiken.

3.4   De lidstaten streven er op de eerste plaats naar „een voortdurende verbetering van de omstandigheden waaronder hun volkeren leven en werken, te verzekeren” (preambule VWEU, par. 3). De Unie en de lidstaten stellen zich „ten doel de bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, zodat de onderlinge aanpassing daarvan (…) wordt mogelijk gemaakt” (art. 151 VWEU).

3.5   De besluitvormingsorganen mogen de toepassing van de horizontale sociale clausule niet beperken, noch wat betreft het toepassingsgebied (bv. bestrijding van armoede en sociale uitsluiting) noch wat betreft de methodes (bv. open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming en sociale integratie en effectbeoordeling), en haar evenmin beperken tot de activiteiten van het Comité voor sociale bescherming, maar moeten de clausule in brede zin toepassen op alle EU-beleidsterreinen, in het bijzonder ook op het economische en buitenlandse beleid. De horizontale sociale clausule moet uitmonden in wetgevingsteksten die ervoor zorgen dat zowel de EU als de lidstaten de Verdragsdoelstellingen verwezenlijken.

3.6   Zoals in het „Algemeen Verslag over de werkzaamheden van de Europese Unie 2010” (blz. 121) wordt opgemerkt, wordt het EESC met het Verdrag van Lissabon geacht een grotere bijdrage te leveren tot de versterking van de sociale dimensie van de EU.

3.7   Het EESC moet in zijn adviezen en bij andere werkzaamheden derhalve terdege rekening houden met de bindende horizontale sociale clausule in kwestie en met alle andere bindende horizontale clausules (artt. 8 t/m 12 VWEU), om zo de sociale dimensie van de EU te versterken. Daarmee zal het EESC ook de actieve en preventieve benadering van de horizontale sociale clausule ondersteunen.

3.8   Het EESC heeft al een uitgebreid advies over de horizontale sociale clausule en over de open coördinatiemethode op sociaal gebied uitgebracht (7), alsook een advies over de voordelen van sociale uitkeringen voor de hele maatschappij (8). Het merkt daarin op dat een resolute, doeltreffende toepassing van de horizontale clausule in kwestie bij de uitwerking en uitvoering van EU-beleid aanzienlijk kan bijdragen tot een samenhangender en beter gecoördineerd sociaal beleid van de EU.

3.9   In het tweede halfjaar van 2010 heeft het Belgische EU-Raadsvoorzitterschap een aantal conferenties georganiseerd waarbij de schijnwerper werd gericht op het belang van de horizontale sociale clausule en sociale-effectbeoordelingen voor de ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU (9). De horizontale sociale clausule van het nieuwe Verdrag van Lissabon vereist dat veel meer de klemtoon wordt gelegd op de sociale dimensie van EU-beleid. Om de sociale gevolgen van alle EU-beleidsmaatregelen in aanmerking te kunnen nemen, is er een structurele dialoog tussen en binnen alle EU-instellingen nodig. De Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad van de EU, de Europese Raad en het Europees Hof van Justitie hebben zich er daarom toe verbonden die dialoog aan te gaan (10).

3.10   Naast de horizontale sociale clausule en de effectbeoordeling zijn er nog andere mechanismen om de coördinatie van het sociaal beleid van de EU en de samenwerking ter zake te verbeteren. We denken dan o.m. aan de open coördinatiemethode op sociaal gebied, het cohesiebeleid en de doelstellingen inzake sociale bescherming en sociale integratie. (11)

3.11   Effectbeoordelingen vormen voor de toepassing van de horizontale sociale clausule een belangrijk instrument. De Europese Commissie heeft dan ook haar eigen richtsnoeren voor effectbeoordelingen opgesteld in het kader van het streven naar good governance  (12) en betere en slimmere regelgeving (13).

3.11.1   Overigens hebben de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement een interinstitutionele overeenkomst over het gebruik van effectbeoordelingen gesloten (14).

3.11.2   Voorts heeft de Commissie binnen het systeem voor effectbeoordelingen (15) haar eigen richtsnoeren inzake de evaluatie van de sociale impact ontwikkeld. Voor 2011 zitten elf effectbeoordelingen op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken in de pijplijn (16).

3.11.3   De Europese Rekenkamer heeft de effectbeoordelingen voor 2005-2008 grondig onder de loep genomen en daarover een positief advies uitgebracht (17).

3.11.4   Het Comité van de Regio's werkt voor een aantal effectbeoordelingen al samen met de Commissie (18).

3.11.5   De Raad heeft de Commissie verzocht artikel 9 VWEU en de regels inzake sociale-effectbeoordelingen na te leven (19) en in voorstel 29 voor de Single Market Act wordt voor het verrichten van sociale-effectbeoordelingen gepleit.

3.11.6   De Commissie houdt in haar wetgevingsvoorstellen sinds 2005 systematisch rekening met het EU-handvest van de grondrechten. In 2010 heeft zij een strategie voor de tenuitvoerlegging van het handvest voorgesteld (20), waarover het EESC reeds advies heeft uitgebracht (21).

3.11.7   Ook heeft het EESC al positieve adviezen over de invoering, opstelling en tenuitvoerlegging van effectbeoordelingsprocedures en over duurzaamheidseffectbeoordelingen en EU-handelsbeleid uitgebracht (22).

3.11.8   Effectbeoordelingsprocedures kunnen een machtig beleidsinstrument zijn, maar in de praktijk zitten er veel haken en ogen aan. Om hun potentieel volledig te benutten en te voorkomen dat zij worden gebruikt om een schijn van legitimiteit te verlenen aan al van te voren vaststaande beleidsvoorstellen, is een mentaliteitswijziging bij de beleidsmakers noodzakelijk, en moeten de verantwoordelijke personen over de nodige tijd, kennis, vaardigheden en steun kunnen beschikken. Ook is het zaak dat alle betrokken kringen een stem in het kapittel krijgen. Ten slotte moeten effectbeoordelingen kostenefficiënt zijn en in verhouding staan tot het doel.

4.   Algemene opmerkingen

4.1   De horizontale sociale clausule (artikel 9 VWEU) is een van de belangrijkste vernieuwingen van het Verdrag van Lissabon op het gebied van sociaal beleid, waarvan ten volle gebruik moet worden gemaakt. De EU beschikt nu dan ook over een krachtig mandaat om sociale doelstellingen te laten meewegen in alle relevante beleidsmaatregelen, initiatieven en acties. Op grond van dit artikel zou het streven naar een sociale EU als een rode draad door alle beleidsgebieden moeten gaan lopen. De toepassing van de horizontale sociale clausule moet daarom ook worden opgenomen in de Europese onderzoeksprogramma's.

4.2   Toepassing van de horizontale sociale clausule is nog belangrijker en dringender nu de financiële, economische en budgettaire crisis de EU en de afzonderlijke lidstaten ertoe noopt de sociale dimensie van de EU ten volle in aanmerking te nemen. Er moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen verdere economische integratie van de interne markt en de ontwikkeling van de sociale dimensie van de EU. Het nieuwe instrument kan helpen om het bestaande onbehagen en het in diverse lidstaten groeiende scepticisme over de meerwaarde van het EU-beleid, met name ten aanzien van de vooruitgang op economisch, sociaal en werkgelegenheidsgebied, te boven te komen en tegelijkertijd hun eigen verantwoordelijkheid te vergroten.

4.3   In al zijn adviezen ten behoeve van de Commissie of andere EU-organen zal het EESC elke keer nagaan of een degelijke sociale-effectbeoordeling is gemaakt. Bij in gebreke blijven zal het EESC de bevoegde EU-organen verzoeken deze nalatigheid recht te zetten.

4.4   Voor het Europees Parlement is een belangrijke rol weggelegd bij de toepassing van de horizontale sociale clausule. Zo zou het o.m. regelmatig de sociale-effectbeoordelingen van de Commissie en andere EU-instellingen onder de loep moeten nemen. (23)

4.5   Ook de lidstaten moeten de sociale en alle andere horizontale clausules in alle relevante voorstellen, beleidsmaatregelen en acties en in alle relevante documenten en juridische geschriften in aanmerking nemen. Daartoe dienen zij sociale-effectbeoordelingen op te stellen.

4.6   De horizontale sociale clausule en de open coördinatiemethode op sociaal vlak kunnen pas doeltreffend worden toegepast als het maatschappelijk middenveld daar daadwerkelijk in alle stadia en op alle bestuursniveaus bij wordt betrokken (24). Het EESC bestaat als adviesorgaan uit vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen, vakbonden en andere maatschappelijke organisaties uit de 27 lidstaten. Het vormt met andere woorden een ontmoetingsplaats voor essentiële belangengroepen uit de EU en is dus bij uitstek geschikt om aan te zetten tot het promoten en optimaal gebruiken van effectbeoordelingen.

4.7   Via meer informatie-uitwisseling en samenwerking met de nationale sociaaleconomische raden (SER's) en vergelijkbare instellingen uit de lidstaten, alsook met de sociale partners, vertegenwoordigers van de verschillende belangengroepen en andere relevante maatschappelijke organisaties op sociaal vlak op alle niveaus (EU, nationaal en regionaal), kan het EESC de lidstaten helpen de doelstellingen inzake sociaal beleid en de sociale en civiele dialoog te ontwikkelen en versterken. Ook de EESC-stuurgroep Europa 2020, die de inhoud en uitvoering van de nationale hervormingsprogramma's regelmatig tegen het licht houdt en er verslag over uitbrengt, zou hierbij moeten helpen.

4.8   Het Europees Sociaal Platform (25), waarbij sectorspecifieke maatschappelijke organisaties (bv. van vrouwen, ouderen, gehandicapten, sociale-achterstandsgroepen, daklozen, enz.), alsook andere representatieve, Europese en nationale maatschappelijke organisaties op sociaal gebied zijn aangesloten, kan in dit verband eveneens een belangrijke rol spelen door erop aan te dringen dat de horizontale sociale clausule naar behoren wordt toegepast op EU- en (sub)nationaal niveau.

4.9   Het vlaggenschipinitiatief „Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting” (26) van de Europa 2020-strategie zou er, samen met de EESC-werkzaamheden over dit thema (27) en over de andere vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, toe moeten bijdragen dat de horizontale sociale clausule op Europees, nationaal en subnationaal niveau evenwichtig wordt toegepast.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1   De horizontale sociale clausule krijgt concreet gestalte in de bepalingen van het Verdrag van Lissabon inzake sociaal beleid (m.n. de artt. 145 t/m 166 en art. 168 VWEU) en in het Handvest van de grondrechten (m.n. hoofdstuk IV over Solidariteit); deze dienen dan ook volledig te worden nageleefd.

5.2   Met het oog op de verwezenlijking en bevordering van de gestelde doelen zal het EESC een jaarlijks advies over de toepassing van de hier bedoelde en de andere horizontale sociale clausules (artt. 8 t/m 10 VWEU), het Handvest van de grondrechten (in het bijzonder de sociale grondrechten) en overige sociale bepalingen van het Verdrag van Lissabon (met name artt. 145 t/m 166 en 168 VWEU) alsook het secundaire recht en de overige wettelijke en politieke maatregelen opstellen. Daarbij zal getoetst en beoordeeld worden in hoeverre zij tot de ontwikkeling van het sociale beleid en van de grondrechten in de EU bijdragen. In het advies zullen ook aanbevelingen kunnen worden gedaan voor concrete maatregelen om de verwezenlijking van de sociale doelstellingen door zowel de EU als de afzonderlijke lidstaten dichterbij te brengen. Daarbij zal rekening worden gehouden met het verslag over de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie dat het Comité voor sociale bescherming jaarlijks opstelt (28).

5.2.1   Het EESC zal steeds voor het opstellen van zijn jaarlijkse advies een hoorzitting organiseren waar niet alleen de sociale partners en vertegenwoordigers van diverse belangengroepen, maar ook andere grote, representatieve maatschappelijke organisaties die op sociaal gebied werkzaam zijn, input kunnen leveren in de vorm van specifieke adviezen en rapporten.

5.2.2   Dit jaarlijkse EESC-advies zal aan vertegenwoordigers van de EU-instellingen, met name de Europese Raad, de Raad, het Europees Parlement, de Commissie, het EHvJ en de ECB gepresenteerd en toegelicht worden.

5.3   Zowel het EESC als de nationale sociaaleconomische raden (SER's) en vergelijkbare instellingen uit de lidstaten moeten hun steentje bijdragen aan de toepassing van de horizontale sociale clausule en de totstandkoming van sociale-effectbeoordelingen; dit impliceert dat zij steun verlenen aan Europese burgerinitiatieven en projecten van burgers om de civiele dialoog over kwesties van sociaal beleid te promoten.

5.4   Het EESC en de Europese Commissie zouden een interinstitutionele overeenkomst moeten sluiten waarin wordt bepaald dat de Commissie alle effectbeoordelingen over haar dossiers aan het EESC doorgeeft, zodat het deze in zijn adviezen en rapporten kan verwerken.

5.5   Het EESC en al zijn afdelingen zullen bij al hun adviezen en andere werkzaamheden terdege rekening houden met de bindende horizontale sociale clausule in kwestie en met alle andere bindende horizontale sociale clausules van het Verdrag (artt. 8 t/m 12 VWEU), om zo de sociale dimensie van de EU te versterken (bv. sociale clausules in vrijhandelsovereenkomsten (29), sociale dimensie van de interne markt, duurzaamheidseffectbeoordelingen en EU-handelsbeleid (30)).

Brussel, 26 oktober 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Eric Marlier & David Natali (eds.) with Rudi van Dam, Europe 2020: Towards a More Social EU?, Brussel, Peter Lang, 2010.

(2)  Advies van het Comité voor sociale bescherming over de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie, SPC/2010/10/7 final.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Woord vooraf bij: Atkinson, A.B. and Marlier, E. (eds./2010), Income and living conditions in Europe, Luxemburg, Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

(5)  Europese Commissie (2010), Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid - Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU, COM(2010) 367 definitief.

(6)  Frank Schorkopf, Art. 9 AEUV, in: „Das Recht der Europaischen Union. Kommentar”, Nettesheim, Martin, 2010.

(7)  Verkennend advies van het EESC „De open coördinatiemethode en de sociale clausule in het kader van de EU 2020-strategie” (PB C 44 van 11.2.2011, blz. 23).

(8)  Verkennend advies van het EESC „De ontwikkeling van de sociale uitkeringen” (PB C 44 van 11.2.2011, blz. 28).

(9)  Hieraan werd m.n. aandacht besteed tijdens de conferentie over EU-coördinatie op sociaal gebied in de context van de Europa 2020-strategie: terugkijken en vooruitdenken, 14 en 25 september 2010, Terhulpen, België.

(10)  De horizontale sociale clausule en de integratie van de sociale dimensie in de EU, 3e Forum over de sociale diensten van algemene belang, 26-27 oktober 2010.

(11)  Advies van het Comité voor sociale bescherming dat in juni 2011 de steun kreeg van de Raad Werkgelegenheid, sociaal beleid, gezondheid en consumentenbescherming.

(12)  Zie EESC-advies „Efficiënte governance en de hernieuwde Lissabonstrategie”, PB C 175 van 28.7.2009, blz. 13.

(13)  Zie EESC-advies „Slimme regelgeving”, rapporteur: dhr. Pegado Liz, PB C 248 van 25.8.2011, blz. 87.

(14)  Interinstitutionele gemeenschappelijke aanpak van effectbeoordelingen, 14901/05 JUR.

(15)  Richtsnoeren voor de beoordeling van sociale effecten in het kader van het effectbeoordelingssysteem van de Commissie, 2009.

(16)  http://ec.europa.eu/governance/impact/planned_ia/roadmaps_2011_en.htm#empl (20.3.2011).

(17)  Speciaal verslag „Effectbeoordelingen in de EU-instellingen: ondersteunen zij de besluitvorming?” Nr. 3/2010. http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/coa_report_3_2010_nl.pdf

(18)  http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_in_other/ia_in_other_en.htm (20.3.2011).

(19)  Raad EPSCO 6.12.2010, perscommuniqué (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/lsa/118244.pdf).

(20)  Commissiemededeling COM(2010) 573 definitief.

(21)  EESC-advies over de Mededeling van de Commissie - Strategie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie, (PB C 376 van 22-12-2011, blz. 74)

(22)  EESC-adviezen „Kwaliteitsnormen – impactanalyses” (PB C 175, 27.7.2007, blz. 21) en „Richtsnoeren voor effectbeoordeling” (PB C 100, 30.4.2009, blz. 28) en voetnoot 30.

(23)  Resolutie van het Europees Parlement van 8.6.2011 (2011/2016/IND).

(24)  Zie voetnoot 8.

(25)  Het Platform van Europese sociale ngo's (sociaal platform) is het overkoepelend orgaan van de Europese verenigingen en netwerken van niet-gouvernementele organisaties in de sociale sector. Zie: http://www.socialplatform.org/

(26)  Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting, http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=961&langId=nl

(27)  EESC-advies over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang”, rapporteur: mevr. O'Neill. http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.soc-opinions.14953

(28)  Advies van het Comité voor sociale bescherming over de sociale dimensie van de Europa 2020-strategie, SPC/2010/10/7 final.

(29)  „Sozialnormen in Nachhaltigkeitskapiteln bilateraler Freihandelsabkommen”, Lukas, Steinkellner, Ludwig Boltzmann Institut für Menschenrechte, Wenen 2010

(30)  EESC-advies „Duurzaamheidseffectbeoordelingen en handelsbeleid van de Europese Unie”, rapporteur: mevr. Pichenot, PB C 218 van 23-7-2011, blz. 14, http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.rex-opinions.18107; http://eur-lex.europa.eu/JOHtml.do?year=2011&serie=C&textfield2=218&Submit=Rechercher&ihmlang=nl


Top