Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1170

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over financiële educatie en verantwoord gebruik van financiële producten (initiatiefadvies)

    PB C 318 van 29.10.2011, p. 24–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.10.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/24


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over financiële educatie en verantwoord gebruik van financiële producten (initiatiefadvies)

    2011/C 318/04

    Rapporteur: Carlos TRIAS PINTÓ

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

    Financiële educatie en verantwoord gebruik van financiële producten.

    De afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 24 juni 2011 goedgekeurd.

    Het EESC heeft tijdens zijn op 13 en 14 juli 2011 gehouden 473e zitting (vergadering van 14 juli) onderstaand advies uitgebracht, dat met 142 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1   Door de toenemende complexiteit en ondoorzichtigheid van het financiële stelsel is het de laatste jaren steeds moeilijker geworden om financiële producten te doorgronden.

    1.1.1   Het EESC stelt tot zijn tevredenheid vast dat de Commissie en de OESO verschillende initiatieven hebben ontplooid om de tekortkomingen van het financiële stelsel te verhelpen. Het verzoekt de financiële sector dan ook met klem de nieuwe regels correct toe te passen en aan zelfregulering te doen om een juiste en eerlijke handelwijze te bevorderen, zodat een eind wordt gemaakt aan het gedrag dat bepaalde instanties in het verleden hebben vertoond en financiële producten doorzichtiger worden; dan weet de consument tenminste waar hij in werkelijkheid zijn handtekening onder zet en kan hij het aanbod op de markt vergelijken.

    1.2   Maar ook al wordt het financiële stelsel beter gereguleerd en beter gecontroleerd en neemt de transparantie ervan toe, zodat de consument en de belegger in financiële producten beter worden beschermd, dan nog is de burger verplicht om zijn financiële vaardigheden zijn hele leven lang te blijven ontwikkelen want alleen dán kan hij met kennis van zaken weloverwogen keuzes maken en verantwoord gebruik maken van financiële producten. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat aan drie voorwaarden wordt voldaan: financiële educatie, regulering van de markten en bescherming van de consument.

    1.3   Financiële educatie moet een totaalbeleid worden, dat gebaseerd is op samenwerking met alle betrokkenen: overheidsinstanties, financiële sector, bedrijven, vakbonden, consumentenorganisaties, onderwijsinstellingen en alle burgers, als consumenten van financiële producten. Wél moeten educatie en voorlichting worden verzorgd door onafhankelijke instanties die niet worden gehinderd door eventuele belangenconflicten.

    1.4   In het kader van een onderwijssysteem dat de Europese burgers aanzet tot kritisch denken, lijkt het logisch dat financiële educatie een leven lang wordt aangeboden. Het EESC zou graag zien dat financiële educatie een verplicht onderdeel wordt van alle onderwijsprogramma's en ook deel uitmaakt van beroepsopleidingen en her- en bijscholingscursussen voor werknemers. Zo moet o.m. verantwoord financieel gedrag (sparen, gebruik van kredietkaarten, lenen enz.) worden gestimuleerd en het belang van maatschappelijk verantwoorde financiële producten onder de aandacht worden gebracht. Het EESC staat achter de maatregelen die de Commissie heeft genomen om de markten voor financiële basisproducten te reguleren en die gericht zijn op verbetering van de transparantie, de informatieverstrekking en de toezichtmechanismen.

    1.5   Financiële educatie die voor iedereen toegankelijk is, komt de hele maatschappij ten goede. Financiële bewustwordingsprojecten moeten in eerste instantie worden gericht op bevolkingsgroepen die het risico lopen op financiële uitsluiting. Verder is de financiële sector zelf verplicht om zich actief in te zetten voor de combinatie „microfinanciering en financiële educatie”, alsook voor een betere toegang tot financiële basisvoorzieningen.

    1.6   Het EESC wijst op de beperkte impact van de huidige programma's voor financiële educatie en beklemtoont dat het niet alleen belangrijk is om de educatieve behoeften van consumenten van financiële producten in kaart te brengen en gepaste voorstellen te formuleren, maar dat ook, in samenwerking met alle belanghebbenden, moet worden nagegaan of de verschillende educatieve programma's hun doel niet voorbijschieten en of de gebruikte kanalen wel doeltreffend zijn.

    1.7   Financiële educatie is, ten slotte, een essentiële factor om het vertrouwen in het financiële systeem overeind te houden en een verantwoord gebruik van financiële producten te bevorderen. Het is dan ook, met het oog op de toekomst, van het allergrootste belang dat de voornaamste publieke en private instanties en alle stakeholders de handen ineenslaan om financiële educatie van de nodige strategieën en middelen te voorzien en het gebrek aan coördinatie en synergie tussen de vele initiatieven (op internationaal, Europees en nationaal niveau) tegen te gaan.

    1.8   Het EESC weet dat de Commissie slechts beperkte bevoegdheden heeft op het vlak van onderwijs, maar wil er toch op wijzen dat financiële educatie verder reikt dan onderwijs op zich, aangezien deze vorm van educatie bedoeld is om mensen mondiger te maken, sociale uitsluiting te bestrijding en aan te zetten tot verantwoorde consumptie.

    1.9   Tot slot beklemtoont het EESC dat de behoeften van consumenten van financiële producten centraal moeten staan op internationale topbijeenkomsten, met name die van de G-20. Met het oog hierop verzoekt het Comité om een groep van deskundigen op het gebied van financiële bescherming van de consument op te richten.

    2.   De financiële cultuur en de rol van consumenten

    2.1   De cultuur van deregulering en financiële zelfregulering, financiële creativiteit, de introductie van complexe nieuwe instrumenten en de ondoorzichtigheid van het systeem zijn niet alleen de belangrijkste oorzaak geweest van de ernstige crisis waaronder wij thans gebukt gaan maar hebben er ook toe geleid dat de burger niets meer begrijpt van de werking van een op zich al complexe wereldwijde markt, die is overspoeld met een breed scala van financiële producten.

    2.2   In de zogeheten kennismaatschappij, die moet worden geschraagd door een onderwijssysteem dat burgers aanzet tot kritisch denken, is financiële educatie een strategisch instrument waarvan de nieuwe regelgeving voor de financiële sector vergezeld moet gaan. Een meer solide, veiliger en transparanter financieel systeem kan alleen tot stand worden gebracht als de consument verantwoordelijk gedrag vertoont en bereid is om aan zijn financiële vaardigheden te werken.

    2.3   Het animo voor „een verantwoord gebruik van financiële producten” neemt toe; daarvoor moet onderscheid worden gemaakt tussen verlangen en noodzaak. Ook „bewust sparen” wint aan populariteit. Dat is investeren in - veelal langlopende - maatschappelijk verantwoorde spaarproducten (1), d.w.z. producten waarbij milieubewust en maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staan.

    2.4   De consument moet niet alleen kennis en vaardigheden worden bijgebracht (financiële educatie) maar moet zich ook een gefundeerd oordeel kunnen vormen (financiële alfabetisering) zodat hij de juiste beslissingen kan nemen ten aanzien van zijn persoonlijke financiën (financiële bewustwording).

    2.5   Een belangrijk deel van de beslissingen in een mensenleven gaat per slot van rekening over financiële zaken en is rechtstreeks van invloed op iemands persoonlijke en gezinssituatie: van het aanvragen van studiefinanciering tot hypotheek en pensioenopbouw (2).

    2.6   Gezien de wereldwijde economische crisis, de stijgende belangstelling van de burger voor duurzaamheid en de inspanningen van het bedrijfsleven op het gebied van milieuvriendelijk en maatschappelijk verantwoord ondernemen, is het belangrijk om na te gaan hoe deze criteria kunnen worden meegenomen in de financiële beslissingen van de particuliere consument.

    2.7   Daarom is het, volgens het EESC, van essentieel belang voor de geloofwaardigheid en het garanderen van de verdere ontwikkeling en de stabiliteit van een goed gereguleerd financieel stelsel ervoor te zorgen alle bevolkingsgroepen hun hele leven lang over voldoende financiële kennis beschikken om slim gebruik te kunnen maken van financiële producten en met kennis van zaken weloverwogen besluiten te kunnen nemen. Dat moet het gemeenschappelijke streven van bestuurders, regelgevers en toezichthouders zijn.

    2.8   Ook de financiële instanties spelen hierbij een belangrijke rol. De samenleving moet kunnen vertrouwen op een financiële sector die garant staat voor een eerlijke en transparante dienstverlening aan de klant én de belangen van die klant duidelijk in het oog houdt.

    3.   Maatregelen op het gebied van financiële educatie

    3.1   Onder financiële educatie wordt verstaan het proces dat consumenten doorlopen om hun kennis van financiële producten te verbeteren en meer kennis te vergaren over de financiële risico's en mogelijkheden van de markt, zodat zij op basis van de juiste informatie financiële beslissingen kunnen nemen. Financiële educatie die voor iedereen toegankelijk is, komt de hele maatschappij ten goede, verkleint de kans op financiële uitsluiting en stelt consumenten in staat een financiële planning te maken en te sparen, hetgeen ook een te grote schuldenlast helpt voorkomen.

    3.2   Om de financiële kennis onder consumenten te bevorderen zijn onder de noemer „financiële educatieprogramma's” diverse initiatieven ontplooid door toezichthoudende organen, financiële instanties en andere actoren van het maatschappelijk middenveld.

    3.3   Deze actie is niet nieuw en is ook al eerder ondernomen door de OESO (3), de Europese Commissie (4) en ECOFIN (5).

    3.4   Enkele van de meest belangwekkende initiatieven in Europees verband zijn het opzetten van een speciaal onderdeel over financiële educatie in het kader van het programma voor consumenteneducatie Development of On Line Consumer Education Tools for Adults (DOLCETA) en de oprichting door de Commissie van de Deskundigengroep voor financiële educatie (EGFE) in oktober 2008 geweest, die sindsdien regelmatig bijeengekomen is om de verschillende ontwikkelingsstrategieën van de programma's voor financiële educatie te bestuderen en de uitvoering ervan te bespoedigen door publiek-private samenwerking te bevorderen.

    3.5   Gezien o.m. de complexiteit van nieuwe financiële instrumenten, de demografische ontwikkelingen (6) en de nieuwe Europese regelgeving (7) is verbetering van de financiële educatie dringend geboden.

    3.6   Daar komt nog bij dat de bevolking in het algemeen over onvoldoende financiële achtergrond beschikt. Maar voordat hier iets aan kan worden gedaan moeten burgers zich bewust worden van de noodzaak tot verbetering van hun financiële ontwikkeling. Het EESC pleit er dan ook voor om vaart te zetten achter het voeren van landelijke campagnes voor financiële bewustwording.

    3.7   Het EESC wil dat alle burgers (kinderen, jongeren, ouderen, gehandicapten of andere groepen) met deze programma's voor financiële bewustwording worden bereikt, dat alle onderdelen van financiële bewustwording aan bod komen en dat de doelstellingen en belangen van elke groep in acht worden genomen. De educatieve programma's, die over essentiële onderwerpen als financiële planning, sparen, lenen, verzekeringen en pensioenen gaan, moeten op passende wijze en via daartoe geëigende kanalen (scholen, bedrijven, consumentenorganisaties, websites, speciale publicaties, media enzovoort) onder de aandacht van de verschillende geledingen van de bevolking worden gebracht.

    3.8   Kinderen en jongeren zijn doelgroep nummer één in de programma's, maar slechts in een klein aantal landen maakt financiële educatie deel uit van het reguliere onderwijsprogramma (8). Het EESC benadrukt dat de gewenste doelstellingen op het gebied van financiële bewustwording niet zullen worden bereikt zolang dat niet in alle landen het geval is.

    3.9   Het EESC verzoekt de Europese Commissie en andere instellingen om de voorlichting over en de bewustwording van maatschappelijk verantwoord beleggen in de verschillende lidstaten te stimuleren in het kader van haar huidige initiatieven op het gebied van financiële educatie.

    3.10   De programma's voor financiële educatie die in landen als het Verenigd Koninkrijk (programma voor algemeen advies), Frankrijk (Institut pour l’Education Financière du Public), Spanje (Plan de Educación Financiera 2008-2012), Oostenrijk (initiatieven ter bevordering van Finanzwissen) enz. zijn opgezet, zitten goed in elkaar maar bereiken hun doel niet omdat er weinig ruchtbaarheid aan wordt gegeven, de uitvoering te wensen overlaat en onvoldoende mensen worden bereikt; ook weten de burgers vaak niet of nauwelijks welke cursussen in hun land worden aangeboden.

    3.11   Het EESC zou graag zien dat meer onderzoek wordt gedaan naar de geschiktheid van de inhoud van educatieve programma's en de wijze waarop deze aan de man worden gebracht, zodat kan worden nagegaan of de financiële kennis op lange termijn is verbeterd. Wat vooral moet worden nagegaan, is in hoeverre dit invloed heeft gehad op de bewustwording van kinderen en jongeren.

    4.   Nieuw financieel consumentengedrag

    4.1   Door demografische, socioculturele en technologische omgevingsfactoren gaan consumenten nieuw financieel gedrag vertonen. Consumenten willen tegenwoordig producten op maat, een meer professionele behandeling en meer informatie; zij tonen belangstelling voor de bestemming die hun geld krijgt (9) en nemen een kritische houding aan.

    4.2   Wat we zien is dat de hechte band tussen de klant en zijn financiële instelling steeds losser wordt: mensen zijn klant bij verschillende instellingen, geven de voorkeur aan een vestiging in de buurt of maken gebruik van internetbankieren en zijn op zoek naar efficiënte dienstverlening en een goed rendement.

    4.3   Wie goed kan omgaan met informatie, in de zin dat hij consumptiepatronen kan analyseren en de informatie kan afstemmen op het profiel dat op basis hiervan kan worden opgesteld, heeft de sleutel tot een succesvolle klantenbinding in handen. Dat neemt niet weg dat de consument de informatie die hij krijgt, kritisch moet beoordelen en goed moet nagaan waar hij zijn handtekening onder zet.

    4.4   Consumentenorganisaties adviseren om zich in de betrekkingen met financiële instellingen niet blind te staren op hoge rendementen maar ook belang te hechten aan persoonlijke aandacht, goede service, specialisatie in bepaalde producten enz. Zo moet financiële educatie de consument in staat stellen om op de markt voor financiële dienstverlening het kaf van het koren te scheiden.

    5.   Transparantie bevorderen om de bescherming te verbeteren en het vertrouwen te herstellen

    5.1   De maatregelen op het gebied van financiële educatie moeten een aanvulling vormen op een volledige regulering van de financiële markten en een daadwerkelijke verbetering van de bescherming van de consument van financiële producten. Maar financiële regulering ontslaat de burger niet van zijn plicht om zijn hele leven lang aan zijn financiële vaardigheden te blijven werken.

    5.2   Transparantie is een onmisbaar instrument voor de gebruiker en een belangrijke troef om het vertrouwen van de consument in de financiële dienstensector te herstellen.

    5.3   Transparante informatie wordt gerealiseerd aan de hand van initiatieven als rapporten en publicaties, verantwoord advies, brochures, folders en handleidingen, nieuwe vormen van raadpleging, beurzen voor financiële producten en diensten enz. Kleine lettertjes, oneerlijke bedingen in overeenkomsten en misleidende reclame moeten worden uitgebannen.

    5.4   Financiële instellingen bezorgen veel klanten grijze haren vanwege het gebrek aan communicatie, de wijze waarop klanten aan het loket worden geholpen („front office”) en de documentatie die wordt verstrekt - en die in de meeste gevallen onbegrijpelijk is voor een leek. Om hierin verandering te brengen moeten financiële instellingen over gekwalificeerde medewerkers beschikken, die goede contacten onderhouden met de klanten, de taal van de klant spreken en deze op de hoogte houden.

    5.5   Wanneer financiële producten en diensten op de markt worden gebracht moet de consument, behalve informatie over het product zelf, ook eerlijke informatie ontvangen over de contractvoorwaarden en de gevolgen daarvan voordat hij op een aanbod ingaat.

    5.6   Het is vooral belangrijk dat de risico's die aan een transactie zijn verbonden, in kaart worden gebracht en eerlijk worden verdeeld omdat het de laatste tijd steeds vaker en steeds meer de consument is die het risico van een financieel product draagt. In het geval van internetbankieren moet worden gegarandeerd dat de meest relevante informatie voor iedereen volledig beschikbaar is.

    5.7   Volgens Richtlijn 2007/64/EG betreffende betalingsdiensten moet informatie gemakkelijker verkrijgbaar zijn. In de MIFID-richtlijn (10) wordt voor alle verkoopkanalen aangegeven welke informatie moet worden verstrekt bij het verrichten van beleggingsdiensten, d.w.z. wat er vooraf, op het moment zelf en na de totstandkoming van de overeenkomst moet worden meegedeeld. Ook zijn financiële instellingen op grond van deze richtlijn verplicht de belegger beter te beschermen en hun cliënten producten aan te bieden die beter afgestemd zijn op hun sociaal-culturele situatie en hun risicoprofiel.

    5.8   Ook Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten heeft bijgedragen tot een betere bescherming van de rechten van de consument. Hierin wordt het beginsel van „verantwoorde lening” geïntroduceerd. Overeenkomstig dit beginsel heeft de kredietgever een adviesplicht en moet hij de kredietwaardigheid van de consument, nu en in de toekomst, beoordelen aan de hand van de door deze laatste verstrekte informatie en raadpleging van gegevensbanken.

    5.9   Een belangrijk Europees instrument om het vertrouwen van de burgers te herstellen is de Single Market Act  (11); daarin wordt een hoofdstuk gewijd aan maatregelen om de bescherming van particuliere afnemers van financiële producten te verbeteren, de transparantie van bankkosten te vergroten en het gebrek aan consumentenbescherming bij hypotheekleningen te verhelpen.

    6.   Optimale werkwijzen voor banken bevorderen

    6.1   Door de financiële deregulering van de laatste decennia zijn de bancaire markt en de kapitaalmarkt meer met elkaar vervlochten geraakt, waardoor het risico op gebrek aan bescherming van de rechten van klanten van zakenbanken is toegenomen.

    6.2   Zo hebben consumenten geklaagd over het feit dat het bij het op de markt brengen van financiële producten vaak ontbrak aan informatie, vooral wanneer het om nieuwe complexe producten ging.

    6.3   De Europese Commissie (12) heeft vastgesteld dat de consument in zijn relatie met de bankwereld op de volgende fundamentele problemen stuit: gebrek aan informatie in de precontractuele fase, onbetrouwbaar advies, gebrek aan transparantie van bankkosten en problemen bij het veranderen van bank.

    6.4   Om deze tekortkomingen te verhelpen heeft de Europese Commissie een initiatief gelanceerd om de banken er zélf voor te laten zorgen dat de informatie toegankelijker en begrijpelijker wordt en de bankkosten beter met elkaar kunnen worden vergeleken. Het EESC is blij met dit belangrijke harmoniseringsplan dat meer eenheid in het systeem moet brengen, waardoor de vergelijking van verschillende offertes gemakkelijker wordt. Wél wijst het erop dat hierbij ook consumentenorganisaties moeten worden betrokken om de kans van slagen te vergroten.

    6.5   Ook wordt duidelijk dat financiële instellingen huiverig staan tegenover het aanbieden van andere producten aan hun klanten dan die van henzelf, wanneer deze laatste minder rendement blijken op te leveren. Een van de fouten die zijn gemaakt met collectieve beleggingen is dat, ongeacht de vraag hiernaar, ook nieuwe producten zijn gelanceerd.

    6.6   Kortom, de discrepantie tussen behoefte en aangekocht product vloeit voort uit een beheersmodel waarbij het aanbod groter is dan de vraag en waarbij wordt geprofiteerd van het toenemende verschil in kennis tussen verkopers en kopers van financiële producten. In verband hiermee stelt het EESC voor om een strenge, en verplichte, gedragscode in te voeren voor medewerkers van financiële instellingen waardoor eventuele belangenconflicten tussen advies en verkoop worden beperkt. Het is aan de financiële instellingen om aan te tonen dat zij zich aan de gedragscode houden.

    6.7   Dat houdt in dat financiële tussenpersonen (niet alleen bankmedewerkers maar ook verzekeringsagenten, beursmakelaars e.d.) zich niet alleen strikt aan de geldende voorschriften moeten houden, maar ook „optimale werkwijzen” moeten hanteren om de consumenten van financiële diensten te beschermen aan de hand van maatregelen om de kwaliteit van de informatie te verbeteren (die moet duidelijk, nauwkeurig, doelgericht en begrijpelijk zijn en vergelijking met andere offertes mogelijk maken), de financiële kennis van spaarders en beleggers beleidsmatig te verbeteren, deskundig (betrouwbaar en eerlijk) advies te waarborgen (door een adviseur die zich hierop laat voorstaan en die op grond hiervan door gebruikers wordt gekozen) en een onafhankelijke figuur aan te stellen die over de rechten en belangen van de consument van financiële producten waakt en deze beschermt (Ombudsman).

    6.8   Om deze nieuwe werkwijze ingang te doen vinden zouden financiële tussenpersonen beter gekwalificeerd moeten zijn, zodat zij zich van deze pedagogische taak kunnen kwijten. Financiële tussenpersonen staan voor een dubbele uitdaging: enerzijds moeten zij hun kennis omtrent de producten die zij verkopen verbeteren en anderzijds moeten zij de informatie goed weten over te brengen op de gebruiker.

    7.   Financiële uitsluiting bestrijden

    7.1   Het EESC is zich ervan bewust dat bestrijding van financiële uitsluiting niet los kan worden gezien van de bestrijding van sociale uitsluiting, en dat initiatieven op het gebied van financiële educatie meer kans van slagen hebben als werkzekerheid en sociale bescherming worden gewaarborgd.

    7.2   Diverse studies (13) hebben aangetoond dat financiële educatie te wensen overlaat en verband houdt met kennisniveau en sociaaleconomische situatie. Het gevolg hiervan is dat veel mensen moeite hebben om hun financiën te beheren en geen idee hebben van de risico's die aan hun beleggingen zijn verbonden. Ook is gebleken dat erg weinig mensen een „plan B” hebben als hun persoonlijke situatie onverwachts verandert (werkloosheid, ongeval, scheiding, weduwschap enz.).

    7.3   In veel landen is slechts 30 % van de volwassen bevolking in staat om een eenvoudige rentevoet te berekenen en heeft slechts 44 % enige basiskennis van hoe het pensioenstelsel werkt (14).

    7.4   Ongeveer 80 miljoen Europese burgers, ofwel 16 % van de totale bevolking, leeft op de rand van armoede. Een van de doelstellingen van het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) was brede maatschappelijke steun te verwerven voor beleidsmaatregelen ter bevordering van sociale inclusie door de nadruk te leggen op collectieve en individuele verantwoordelijkheid.

    7.5   Financiële inclusie bevordert het proces van sociale inclusie. Het is dan ook belangrijk om initiatieven te stimuleren die de financiële inclusie van groepen met een hoog uitsluitingsrisico (vrouwen, werklozen, gehandicapten, ouderen, armen enz.) bevorderen. Uitgangspunt daarbij moet zijn: financiële dienstverlening voor iedereen toegankelijk maken en financiële producten en diensten op maat ontwikkelen voor deze groepen.

    7.6   Gezien de huidige sociaaleconomische situatie moet financiële educatie vooral zijn gericht op pensioenplanning, omdat er steeds meer stemmen opgaan voor een pensioenstelsel dat op premiebetalingen is gebaseerd en waarbij de hoogte van de pensioenbetalingen afhankelijk is van de betaalde premies (earnings-related benefits). Ook moeten er, om de mondigheid van werkende vrouwen te stimuleren, speciale programma's voor financiële bewustwording worden opgezet voor iedereen die de arbeidsmarkt betreedt.

    7.7   De maatregelen ter verbetering van de financiële achtergrond van consumenten moeten, ten slotte, hoofdzakelijk zijn toegespitst op de groepen die het minste worden beschermd en die het meeste risico lopen op financiële uitsluiting of de dupe zijn van bepaalde speculatieve activiteiten.

    7.8   Het EESC wijst er met klem op dat het o.m. de taak van de financiële instellingen is om de toegang tot bankdiensten te vergemakkelijken voor personen zonder bestaansmiddelen, zodat hun financiële uitsluiting wordt voorkomen. Zo moet het kredietaanbod van financiële instellingen ook „microkrediet” (15) omvatten. Microkrediet kan uitkomst bieden voor werklozen, jongeren die net afgestudeerd zijn en waarvoor nog iemand borg moet staan, ondernemers, migranten, gehandicapten enz. (16). Er moet dan ook voor worden gezorgd dat zij een beroep kunnen doen op microkrediet.

    7.9   De combinatie „microfinanciering en educatie” in bepaalde programma's levert uitstekende resultaten op. In vergelijking met microfinanciering alléén levert educatie immers concurrentievoordeel op.

    8.   Vooruitzichten

    8.1   Het Comité is zich er ten volle van bewust dat de speelruimte van de Commissie op het vlak van onderwijs krap is (17), maar wijst er wel op dat financiële educatie verder reikt dan onderwijs op zich, aangezien het er hierbij ook om gaat mensen mondiger te maken, sociale uitsluiting te bestrijden en aan te zetten tot duurzame consumptie.

    8.2   De Commissie zou dan ook ernstig moeten overwegen wetgevingsmaatregelen te nemen om de lidstaten te verplichten werk te maken van financiële educatie.

    8.3   De betrokken organen en instellingen (de belangrijkste op het gebied van financiële educatie zijn waarschijnlijk het International Network on Financial Education (INFE) van de OESO en de Deskundigengroep voor finaniële educatie (EGFE) van de Commissie) zijn het grotendeels eens over de vraag wat financiële educatie moet inhouden en welke methodes het best kunnen worden gebruikt. Het Comité kan zich volledig vinden in hun uitgangspunten en verzoekt de regeringen en financiële instellingen dan ook om de nodige middelen beschikbaar te stellen om de volgende punten te verwezenlijken:

    er moet een gemeenschappelijke methodologie worden uitgewerkt om na te gaan in hoeverre financiële begrippen bekend zijn en hoe het staat met de financiële inclusie;

    in de lespakketten moet meer aandacht uitgaan naar financiële educatie; er moet een internationale methodologie komen voor de evaluatie van de doeltreffendheid van de lesprogramma's;

    er moeten nationale strategieën voor financiële educatie worden uitgewerkt, die gepaard gaan met degelijke regelingen voor follow-up en effectbeoordeling;

    de strategieën voor financiële inclusie moeten slagvaardiger worden en de inspanningen voor specifieke groepen (jongeren, vrouwen, immigranten, mensen met een laag inkomen) moeten worden opgevoerd;

    de rechten van afnemers van financiële producten moeten worden beschermd;

    de Commissie, de OESO en de nationale regeringen moeten nauwer gaan samenwerken, zodat potentiële synergie-effecten worden benut en dubbel werk wordt vermeden;

    er moet een Europese dag van de financiële educatie worden ingesteld; dat kan bv. onder de auspiciën van het EU-voorzitterschap;

    jaarlijks moet een conferentie over financiële educatie op touw worden gezet, waaraan wordt deelgenomen door erkende deskundigen;

    er moet voor worden gezorgd dat de beste initiatieven op het vlak van educatie en de beste praktijkvoorbeelden op EU-niveau publieke erkenning krijgen (bv. door een prijs in te stellen);

    er moet worden aangezet tot de invoering van een „financieel vaardigheidsbewijs”;

    er moeten periodieke ontmoetingen worden georganiseerd waarop de nationale regeringen de lopende programma's voor financiële educatie bespreken; ook moeten deze kwesties op de nationale politieke agenda's worden gezet (het is niet alleen de bedoeling een overzicht te geven van de lopende maatregelen, maar ook de impact ervan onder de loep te nemen).

    8.4   In aansluiting hierop zou het Comité zelf nog de volgende actiepunten willen voorstellen, waarbij het initiatieven om de financiële vaardigheden van de burgers te verbeteren combineert met diverse maatregelen om de bescherming van de particuliere afnemers van financiële producten te verbeteren:

    er moet een onafhankelijk orgaan worden opgericht om afnemers van financiële producten gratis bij te staan en hun te leren hoe ze criteria op het gebied van milieu, maatschappij en bestuur bij hun financiële besluiten kunnen laten meewegen; advies kan door dit orgaan tijdens een persoonlijk onderhoud of via een hulplijn worden verstrekt;

    de rol van financiële tussenpersonen en overheidsambtenaren die bevoegd zijn voor financiële educatie moet wettelijk worden vastgelegd, zodat de financiële informatie toegankelijker en inzichtelijker wordt (18); in dit verband is het belangrijk dat mechanismen in het leven worden geroepen om toe te zien op de onpartijdigheid van hun optreden;

    er moet een Europees bureau voor de bescherming van particuliere afnemers van financiële producten worden opgericht, dat zich bezighoudt met toezicht op bankpraktijken (m.n. de toegankelijkheid, de transparantie en de vergelijkbaarheid van financiële producten) en fraudebestrijding; dit orgaan moet de bevoegdheid krijgen om sancties op te leggen;

    de financiële sector moet worden verplicht om de afnemers van financiële producten informatiemateriaal te verstrekken over hun rechten en de stappen die zij kunnen ondernemen mochten zij het niet eens zijn met een voorstel of besluit van een financiële instelling;

    het informatiemateriaal over financiële producten moet (net als bij geneesmiddelen) waarschuwingen bevatten voor mogelijke contra-indicaties of neveneffecten; daarnaast moet het informatiemateriaal betrekking hebben op de contractuele voorwaarden;

    in elke lidstaat moet een EGFE worden opgericht, die beschikt over een eigen strategie inzake financiële educatie; deze groepen moeten verbeteringen aanbrengen in de plannen die op tafel liggen en de belangrijkste maatschappelijke organisaties daarbij inspraak geven;

    de nationale regeringen die nog geen coherente strategie inzake financiële educatie hebben uitgewerkt dienen daarbij hulp te krijgen van de Commissie; zij nemen daarbij een voorbeeld aan de landen die al bevredigende resultaten hebben geboekt;

    elke nationale strategie moet vergezeld gaan van een budgettaire planning, waarin wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de financiering van de programma's voor financiële educatie en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn;

    de Commissie moet haar financiële steun aan nationale initiatieven op het vlak van financiële educatie uitbreiden en daarbij uitgaan van goede praktijkvoorbeelden;

    er moet worden aangezet tot algemeen gebruik van nationale rekeningen voor de sociale zekerheid, zodat alle werknemers een keer per jaar een overzicht krijgen van hun toekomstige pensioenrechten;

    er moet meer aandacht uitgaan naar specifieke financiële producten voor jongeren (vanaf 14 jaar, nog vóór jongeren meerderjarig worden en toetreden tot de arbeidsmarkt); deze doelgroep dient regelmatig informatie te krijgen over de kenmerken van deze producten en de manier waarop een en ander in zijn werk gaat;

    de speelgoedsector moet worden gestimuleerd om educatieve spellen te ontwikkelen waarmee financiële begrippen worden aangeleerd;

    radio en televisie moeten programma's van korte duur (10 à 15 min.) over de belangrijkste financiële thema's uitzenden (kredieten, hypotheken, verzekeringen e.d., alsook basisbegrippen als rendement en risico), er moeten multimedia-initiatieven worden opgezet en ook via sociale netwerken moet aan financiële educatie worden gedaan;

    er moet vaker een beroep worden gedaan op consumentenverenigingen en andere onafhankelijke maatschappelijke organisaties om overheidsinitiatieven op het gebied van financiële educatie meer bekendheid te geven en uit te voeren;

    8.5   Tot slot beklemtoont het EESC dat de behoeften van consumenten van financiële producten centraal moeten staan op internationale topbijeenkomsten, met name op die van de G-20. Consumers International  (19) dringt in dit verband aan op de oprichting van een deskundigengroep voor de financiële bescherming van de consument, die verslag moet uitbrengen aan de G-20, om zo de toegang tot stabiele, correcte en concurrerende financiële diensten veilig te stellen.

    Brussel, 14 juli 2011

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  Advies van het EESC over „Maatschappelijk verantwoorde financiële producten” (PB C 21/06 van 21.1.2011, blz. 33).

    (2)  Zie in verband hiermee het groenboek van de Commissie „Naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels” (COM(2010)365 definitief).

    (3)  In juli 2005. Noemenswaardig is ook het project van de OESO voor Financiële Educatie uit 2009.

    (4)  De Europese Commissie heeft „Acht uitgangspunten voor programma's voor hoogwaardige financiële educatie” (COM(2007) 808 definitief) gepubliceerd.

    (5)  In zijn conclusies van mei 2008.

    (6)  Vooral de hogere levensverwachting speelt hierbij een belangrijke rol en maakt het noodzakelijk dat ouderen beter bekend zijn met nieuwe financiële instrumenten en dat volwassenen hun toekomst beter plannen.

    (7)  Gebaseerd op het actieplan Financiële Diensten, dat de Commissie eind jaren 90 heeft gelanceerd.

    (8)  In het Pisa-verslag 2012 zullen voor het eerst de financiële vaardigheden van scholieren van 15 jaar in 19 landen worden beoordeeld.

    (9)  De laatste jaren stijgt de vraag naar maatschappelijk verantwoorde financiële producten, waarbij wordt belegd op basis van maatschappelijk verantwoorde criteria.

    (10)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

    (11)  COM (2011) 206 definitief

    (12)  „Data collection for prices of current accounts provided to consumers”, Europese Commissie, 2009.

    (13)  Ver Braunstein & Welch, 2002; Mandell, 2008; FINRA Investor Education Foundation, 2009.

    (14)  Zie het artikel „Financial education: from information to knowledge and informed financial decision-making” van José Gómez Yubero.

    (15)  Het jaar 2005 werd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties uitgeroepen tot „Internationaal Jaar van het microkrediet”.

    (16)  Microkrediet kan niet alleen ondernemerschap stimuleren maar kan ook, zoals in Frankrijk het geval is, worden gebruikt om personen met weinig middelen uit de brand te helpen.

    (17)  Krachtens art. 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de onderwijswetgeving.

    (18)  Het eigenlijke onderwijs blijft vanzelfsprekend in handen van de onderwijsinstellingen.

    (19)  Deze organisatie vertegenwoordigt 220 consumentenverenigingen uit 115 landen.


    BIJLAGE I

    Wat houdt financiële educatie in?  (1)

    Producten

    Inhoud en doelgroepen

    Informatiekanalen

    Spaartegoeden of passiva

    (spaarrekeningen, loonstrookjes)

    Investeringen of activa

    (consumentenkrediet en hypothecair krediet)

    Betaalmiddelen

    (debet- en kredietkaarten)

    Andere financiële producten

    (verzekeringen, pensioenfondsen)

    Diensten

    (transfers, advies, commissies)

    Leren sparen (kinderen en jongeren)

    Een loopbaan starten (jongeren)

    Een zelfstandig leven beginnen (jongeren)

    Een gezin stichten (volwassenen)

    Pensioen voorbereiden (ouderen)

    Beheer van de financiën van een micro-onderneming (ondernemers)

    Onderwijsinstellingen

    Werkvloer

    Bejaardentehuizen

    Werkgeversorganisaties en vakverenigingen

    Consumentenorganisaties en ngo’s

    Media

    Internet


    (1)  Deze lijst is louter bedoeld ter illustratie en is zeker niet volledig.


    Top