Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE0875

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (COM(2008) 721 definitief — 2008/0216 (CNS))

    PB C 277 van 17.11.2009, p. 56–61 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.11.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 277/56


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen

    (COM(2008) 721 definitief — 2008/0216 (CNS))

    (2009/C 277/11)

    Rapporteur: de heer ADAMS

    De Raad heeft op 15 december 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

    Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen

    COM(2008) 721 final – 2008/0216 (CNS).

    De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 april 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Espuny Moyano.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 mei 2009 gehouden 453e zitting (vergadering van 13 mei) het afdelingsadvies verworpen en in plaats daarvan het onderstaande, door de heer Adams opgestelde tegenadvies met 98 stemmen vóór en 75 tegen, bij 11 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.1.   Het EESC steunt de door de Commissie voorgestelde substantiële hervorming van de visserijcontroleregeling, die het als een hoeksteen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) beschouwt. De dringend noodzakelijke herstructurering van de controleregeling is van groot belang en zal het GVB efficiënter maken, nog voordat de geplande grote hervorming van het GVB zèlf ten uitvoer wordt gelegd.

    1.2.   Volgens het EESC vertoont het huidige visserijcontrolesysteem in de EU aanzienlijke gebreken; het is inefficiënt, duur en ingewikkeld en levert niets op. Deze tekortkomingen hebben belangrijke gevolgen voor de duurzaamheid van de visbestanden, de visserijsector, de van de visserij afhankelijke regio's en het milieu. Het EESC stelt vast dat de Commissie er ook zo over denkt.

    1.3.   Het GVB heeft er met name toe geleid dat bepaalde betrokkenen vertragingstactieken toepassen, hun plicht verzuimen en de regels schoorvoetend of zelfs helemaal niet in acht nemen. De hervorming van de controleregeling is bedoeld om deze door tegenwerking gekenmerkte cultuur van „niet-naleving” te veranderen, sluit aan bij de nieuwe aanpak die in het groenboek over de GVB-hervorming (april 2009) is uitgewerkt en vormt een test waaruit moet blijken of de betrokkenen bereid zijn hun houding daadwerkelijk te wijzigen.

    1.4.   Ruim 75 % van de mondiale visbestanden wordt volledig geëxploiteerd of zelfs overgeëxploiteerd. Voor 88 % van de visbestanden in de EU geldt dat er meer wordt gevist dan op grond van de maximale duurzame opbrengst zou mogen.

    1.5.   De visserijcontrole in de EU is niet adequaat, waardoor vraagtekens moeten worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de basisgegevens die aan wetenschappelijke adviezen ten grondslag liggen. Doordat deze gegevens onbetrouwbaar zijn, is er nog steeds sprake van onduurzame vangstniveaus. Frauduleuze praktijken zijn moeilijk op te sporen en de opgelegde sancties vallen vaak in het niet bij de winsten die met overbevissing kunnen worden behaald. De Commissie heeft ook te maken met een gebrek aan juridische instrumenten, waardoor zij niet goed in staat is om snel en doeltreffend te reageren wanneer zij vaststelt dat nationale controleregelingen niet goed functioneren. Er zijn ondertussen wel interessante nieuwe technologieën ontwikkeld, maar die worden niet optimaal benut.

    1.6.   Volgens het EESC zal de nieuwe regeling resulteren in een geïntegreerde totaalaanpak van het controlevraagstuk, die alle aspecten van het GVB omvat en de hele keten (vangst, aanlanding, vervoer, verwerking en afzet), d.w.z. van „vangst tot gebruiker”, bestrijkt.

    1.7.   Het EESC vindt dat de Commissie naar behoren met de voornaamste belanghebbenden heeft overlegd, een goed gefundeerde effectbeoordeling heeft gemaakt en er terecht op aandringt dat er onmiddellijk tot hervorming wordt overgegaan, zonder af te wachten tot is vastgesteld hoe het na 2012 verder moet met het GVB.

    Brussel, 13 mei 2009

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    BIJLAGE

    Onderstaand afdelingsadvies, dat meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen heeft gehaald, is door de voltallige vergadering verworpen en door het tegenadvies vervangen.

    1.   Conclusies

    1.1.   Het EESC erkent dat de controleregeling inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moet worden vereenvoudigd en is het eens met de beginselen die aan de voorgestelde hervorming ten grondslag liggen.

    1.2.   Het is volgens het EESC echter nu niet het juiste moment om de hervorming door te voeren, omdat onlangs het startschot is gegeven voor de discussie over het GVB na 2012 en hierin naar alle waarschijnlijkheid wijzigingen zullen worden aangebracht die van grote invloed zullen zijn op de controleregeling. Het EESC beveelt dan ook aan om eerst de basiselementen van het GVB en de verschillende toepasbare beheersmodellen zorgvuldig te analyseren, en vervolgens de nieuwe controlemaatregelen hierop te baseren.

    1.3.   Het valt te betreuren dat de Commissie de hervorming zo snel ter hand wilde nemen dat zij vooraf geen volwaardig overleg heeft gevoerd met de verschillende partijen. Naar het oordeel van het EESC kan de hervorming pas slagen als de sociaaleconomische belanghebbenden er grondig bij worden betrokken.

    1.4.   Terwijl was ingezet op een vereenvoudiging van de controleregeling, zullen de voorgestelde wijzigingen op de controleregels volgens het EESC resulteren in heel wat meer verplichtingen voor de vaartuigen en de visserijadministraties dan nu het geval is. Er zou dan ook een voldoende lange overgangsperiode moeten worden ingevoerd.

    1.5.   Het EESC is van mening dat de sociaaleconomische gevolgen van de voorgestelde maatregelen niet goed zijn onderzocht.

    1.6.   Om de naleving van de regels te bevorderen, verzoekt het EESC de Commissie om in een bijlage de verschillende termijnen en verplichtingen voor ieder type vaartuig te specificeren.

    1.7.   Wat de technische aspecten betreft, zou het EESC graag zien dat Commissie, Raad en Europees Parlement rekening houden met wat het EESC hieronder in het hoofdstuk „Specifieke opmerkingen” naar voren brengt.

    2.   Inleiding

    2.1.   De Commissie heeft op 14 november 2008 drie documenten gepubliceerd om het GVB te hervormen, nl. de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten garanderen” (1), het eigenlijke voorstel voor een verordening (2) en de effectbeoordeling (3).

    2.2.   De Commissie is van oordeel dat het in 2002 ingevoerde controlesysteem dermate ernstige gebreken vertoont dat de doeltreffendheid ervan serieus kan worden betwijfeld. Volgens haar is het systeem inefficiënt, duur en ingewikkeld en kunnen de verhoopte resultaten er niet mee worden geboekt. Daarom stelt zij voor, de GVB-controleregeling substantieel te hervormen.

    Volgens de Commissie is het hoofddoel van de hervorming om een communautaire regeling voor inspectie, toezicht, controle, bewaking en handhaving vast te stellen die de noodzakelijke voorwaarden voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van de GVB-regels garandeert.

    2.3.1.   Meer concreet wil de Commissie met haar hervormingsvoorstel verbeteringen teweegbrengen door:

    het rechtskader te vereenvoudigen. In het voorstel worden gemeenschappelijke controlestandaards voor alle GVB-regels vastgesteld en beginselen omschreven. De details worden overgelaten aan één enkele uitvoeringsverordening;

    het toepassingsgebied van controles uit te breiden. Het voorstel heeft ook betrekking op gebieden die tot dusverre buiten beschouwing bleven (vervoer, markten, traceerbaarheid). Verder komt de toegenomen noodzaak van controles op andere terreinen (teruggooi, recreatievisserij, beschermde mariene zones) ter sprake;

    op controlegebied voor gelijke omstandigheden te zorgen. Door invoering van geharmoniseerde inspectieprocedures en van regelingen inzake geharmoniseerde boetes waarvan een afschrikkende werking uitgaat, zal worden gewaarborgd dat vissers rechtvaardig worden behandeld, waar zij ook vissen, en zal het vertrouwen in het hele systeem toenemen;

    de aanpak van controles en inspecties te rationaliseren. Door systematische toepassing van risicomanagement zullen de lidstaten en de Commissie hun controlemiddelen gericht kunnen inzetten daar waar het gevaar op inbreuken het grootst is;

    de administratieve lasten te verminderen;

    de GVB-regels doeltreffender toe te passen. De Commissie zal een op macrobeheer gebaseerde benadering uitwerken en vooral controleren en verifiëren of de lidstaten zich aan de regels houden.

    2.4.   De verordening vormt een aanvulling op de IOO-verordening (4) en op de verordening inzake de verlening van machtigingen voor visserijactiviteiten door vissersvaartuigen van de Gemeenschap buiten communautaire wateren (5). De drie verordeningen samen zullen het nieuwe controlekader vormen.

    2.5.   Volgens het Commissievoorstel zou de nieuwe verordening op 1 januari 2010 moeten ingaan.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.   Het EESC onderschrijft dat het GVB pas kan slagen als er „van in het net tot op het bord” een doeltreffend, alomvattend, geïntegreerd en niet-discriminerend controlesysteem wordt toegepast waarmee een duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen wordt gewaarborgd.

    3.2.   Ook is het EESC van mening dat de Europese controleregeling via een hervorming moet worden verbeterd. Het is het bovendien eens met de algemene beginselen die aan het voorstel ten grondslag liggen.

    3.3.   Het EESC vindt echter wel dat serieus moet worden bekeken of zo'n ingrijpende hervorming nù moet plaatsvinden. In 2008 heeft de Commissie het startschot gegeven voor een discussie over het GVB na 2012. In de komende jaren zullen de kernonderdelen ervan worden herzien. Het EESC vindt dat de hervorming van de controleregeling moet afhangen van de vraag welke inhoud men aan het nieuwe GVB wil geven.

    3.4.   Het voornaamste instrument voor het beheer van de visserij in het huidige GVB is het TAC (6)- en quotasysteem. In diverse gremia (7) zijn er bij dit systeem echter vraagtekens geplaatst. Aangezien met deze verordening vooral wordt beoogd erop toe te zien dat de lidstaten zich aan de hen toegewezen TAC's en quota houden, en de instellingen hebben erkend dat dit systeem absoluut verbetering behoeft, lijkt het beter om deze beheerssystemen te herzien alvorens de controleregeling te hervormen. Het EESC raadt dan ook aan om eerst de basiselementen van het GVB rigoureus en grondig te herzien en de verschillende toepasbare beheersmodellen te analyseren, en de nieuwe controlemaatregelen hierop af te stemmen.

    3.5.   Het EESC vindt het jammer dat de Commissie de Mededeling, het voorstel voor een verordening en de effectbeoordeling (kortom, het gehele wetgevingspakket) in één keer heeft gepresenteerd. Normaal gesproken legt de Commissie eerst een Mededeling voor die gebruikt kan worden om de discussie over een voorstel te sturen. Naar het oordeel van het EESC kan de hervorming pas slagen als de economische actoren erbij betrokken worden en er uitvoerig met hen wordt overlegd. Bij een hervorming van dusdanige omvang mag niet over één nacht ijs worden gegaan.

    3.6.   Met de voorgestelde verordening komen er voor de vissersvaartuigen en de visserijadministraties een groot aantal verplichtingen bij. Hierdoor kunnen er in de praktijk ernstige problemen ontstaan, want noch de lidstaten, noch de Commissie beschikken over de structuren en de personele middelen die nodig zijn om alle gegevens te verzamelen die in de voorgestelde verordening worden genoemd. Ook de verplichtingen voor de economische actoren zullen toenemen. In deze crisistijden acht het EESC het niet verstandig om de administratieve lasten voor de lidstaten en de economische actoren te verhogen, omdat dit zeer nadelig kan uitvallen voor de bedrijven en de werkgelegenheid, met name waar het gaat om vaartuigen met een lengte van 10-15 meter.

    3.7.   Het vereenvoudigingsproces dient zich geleidelijk te voltrekken. Het is namelijk ingewikkeld om de maatregelen te analyseren en vervolgens toe te passen, de ingevoerde systemen zijn duur, en bovendien is men in het begin relatief onbekend met de maatregelen en weet men niet waar men aan toe is. Aangezien de voorgestelde veranderingen zeer ingrijpend zijn, vindt het EESC dat er grondiger en langer over moet worden nagedacht. Daarom zou er volgens het EESC in artikel 16 een voldoende lange overgangsperiode moeten worden ingebouwd om de betrokkenen de tijd te geven zich aan te passen aan de wijzigingen die uiteindelijk in de controlewetgeving worden doorgevoerd.

    3.8.   De zgn. „nalevingscultuur” moet tot stand worden gebracht op basis van bereidwilligheid en samenwerking en afspraken tussen de betrokken partijen, en niet door het aantal maatregelen en procedures inzake controles en sancties op te voeren. Naleving kan worden bevorderd door te zorgen voor eenvoudigere regelgeving die voor de betrokkenen gemakkelijk is te begrijpen.

    3.9.   De Commissie wil op controlegebied meer bevoegdheden naar zich toetrekken. Het EESC wijst erop dat er tussen de Raad en de Commissie een evenwicht moet zijn, zodat bevoegdheidsconflicten in de toekomst worden voorkomen.

    3.10.   In de verordening zou de mogelijkheid moeten worden overwogen om niet-opgebruikte quota te benutten door ze aan andere lidstaten aan te bieden, zodat deze hun visserij rendabeler kunnen maken.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.   Artikel 4, punt 8. De „vismachtiging” die voor een communautair vissersvaartuig wordt afgegeven, zou niet alleen voor EU-wateren moeten gelden. De in de definitie gebruikte term „in communautaire wateren in het algemeen” zou dan ook moeten worden geschrapt.

    4.2.   Artikel 4, punt 10. In de definitie van „beschermd marien gebied” zou moeten worden verwezen naar een communautaire procedure voor het creëren en het gebruik van en het toezicht op dergelijke gebieden wanneer deze zich in communautaire wateren bevinden en gevolgen hebben voor de visserijactiviteit.

    4.3.   Artikel 4, punt 17. Volgens de definitie van „verwerking” omvat dit proces o.m. ook het schoonmaken, kaken, koelen en invriezen. Naar de mening van het EESC moet deze definitie de verandering van de organoleptische kenmerken van de mariene rijkdommen weergeven en niet de conserveringsmethoden die bedoeld zijn om visserijproducten met meer gezondheidsgaranties aan de consument aan te bieden. Het stelt daarom voor om dergelijke activiteiten niet in de definitie van „verwerking” op te nemen.

    4.4.   Artikel 7, lid 1, onder f). Hierin zou gesproken moeten worden van gebieden „op volle zee” die niet onder de bevoegdheid van een regionale organisatie voor visserijbeheer vallen.

    4.5.   Artikel 9. Het satellietvolgsysteem waarmee vissersvaartuigen kunnen worden gelokaliseerd en geïdentificeerd aan de hand van periodiek doorgestuurde positiegegevens, zou volgens het EESC niet moeten gelden voor vaartuigen met een totale lengte van 10 tot 15 meter. Het is inherent aan deze vaartuigen dat hun activiteiten beperkt blijven; zij vissen dichtbij de kust in gebieden die gemakkelijk zijn te controleren. De invoering van het systeem zou bovendien onevenredig hoge kosten met zich meebrengen voor dit vlootonderdeel, dat bestaat uit een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen die voor heel wat werkgelegenheid zorgen.

    Artikel 14. De bepalingen over het logboek van communautaire vaartuigen gaan te ver en de verificatie ervan zal tot veel rompslomp leiden. De bepalingen zouden alleen mogen gelden voor visserijtakken waar er goede redenen voor zijn.

    4.6.1.   Artikel 14, lid 1. Op grond hiervan moet in het logboek worden vermeld hoeveel vis van elke soort in zee is teruggegooid. Het EESC vindt dat dit pas zou moeten worden vermeld vanaf een bepaalde hoeveelheid, bv. 50 kg.

    4.6.2.   Artikel 14, lid 3. Op grond van deze bepaling geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de in kilogram uitgedrukte hoeveelheden aan boord gehouden vis een tolerantiemarge van 5 %. Volgens het EESC is de huidige waarde, die in het meest restrictieve geval van de herstelplannen op 8 % is vastgesteld, al moeilijk haalbaar. Een te lage tolerantiemarge leidt tot grote administratieve rompslomp; vissers zullen in problemen komen omdat ze deze regel niet zullen kunnen naleven. Dit zal resulteren in een groot aantal sanctiedossiers, wat haaks staat op het streven naar vereenvoudiging van de controlesystemen. Het zou dan ook verstandig zijn om van deze bepaling af te zien.

    4.6.3.   Artikel 14, lid 4. De omrekeningsfactoren voor de omrekening van opgeslagen visgewicht naar levend visgewicht, die per lidstaat verschillen en daarom van invloed zijn op de berekening van de vangsten van ieder land, moeten niet alleen worden vastgesteld op basis van een rekenkundig gemiddelde van de in de lidstaten toegepaste waarden; ook moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van iedere visserijtak. Voorts dient in aanmerking te worden genomen dat de omschakeling van nationale naar communautaire omrekeningsfactoren gevolgen kan hebben voor het beginsel van de relatieve stabiliteit.

    4.7.   In de verordening over het gebruik van het elektronische logboek (8) is niet bepaald dat deze maatregel van toepassing is op vaartuigen met een totale lengte van minder dan 15 meter (over alles). Zolang de administraties van de lidstaten niet eerst de werking van deze bepaling hebben geëvalueerd, onderzocht hebben wat de toepassing ervan voor gevolgen zal hebben voor vaartuigen langer dan 15 meter, en zolang hiermee in de praktijk geen ervaring is opgedaan, zou zij volgens het EESC niet mogen gelden voor vaartuigen met een lengte van 10 tot 15 meter. Er zij op gewezen dat het elektronisch logboek pas vanaf 1 januari 2010 verplicht zal zijn voor vaartuigen langer dan 24 meter en vanaf 1 juli 2011 voor vaartuigen langer dan 15 meter. Daarnaast wordt in artikel 15 van het voorstel niet verwezen naar de uitzonderingen die er inzake elektronische procedures gelden voor vaartuigen langer dan 15 meter. Het EESC zou graag zien dat er in dezen voor samenhang wordt gezorgd.

    4.8.   Artikel 17. Voorafgaande kennisgeving zou alleen verplicht moeten zijn als daarvoor goede redenen zijn, zoals nu het geval is; zij is namelijk alleen verplicht als vaartuigen vangsten aan boord hebben van soorten die onder de herstelplannen vallen. Hierdoor wordt voorkomen dat er extra werk moet worden verricht dat veelal geen nuttige informatie oplevert, zoals bij nulvangsten het geval is. Het EESC vindt dat vangsten alleen gemeld zouden moeten worden bij een representatieve minimumhoeveelheid.

    4.9.   Kapiteins van vissersvaartuigen of hun vertegenwoordigers zouden vooraf altijd de vlaggenlidstaat in kennis moeten stellen, en niet de kustlidstaat of de lidstaat waar wordt aangeland. Nu is het zo dat de mededeling van het vaartuig altijd gericht moet worden tot het communicatiecentrum van de vlaggenlidstaat, waarna de communicatiecentra de informatie dienen door te geven aan de overige lidstaten (9).

    4.10.   Artikel 18. Het verbod om vis op zee over te laden kan voor bepaalde vissers ernstige problemen veroorzaken, omdat de economische levensvatbaarheid van de betrokken vloten hierdoor in het gedrang komt. Het verbod op het overladen van vis om vervolgens op zee of in de buurt van de visgronden te worden verwerkt en ingevroren, kan bovendien de consumptiekwaliteit van de vis in gevaar brengen.

    4.11.   Artikel 21. Hierin is bepaald dat binnen twee uur na het beëindigen van de aanlanding elektronisch een aangifte van aanlanding moet worden doorgestuurd. Deze termijn is volgens het EESC te kort en kan tot nalevingsproblemen leiden, en zou daarom op 24 uur moeten worden vastgesteld, temeer daar er momenteel een termijn van 48 uur geldt.

    4.12.   Artikel 28. Hierin zou moeten worden aangegeven hoe er te werk moet worden gegaan als door een lidstaat niet opgebruikte quota onder bepaalde voorwaarden door andere lidstaten kunnen worden gebruikt. Ook moet worden aangegeven hoe lidstaten quota van het ene naar het andere jaar kunnen overdragen. In geval van corrigerende maatregelen moet een lidstaat voor sluiting van een visserij worden gecompenseerd via vlotte, gemakkelijk toepasbare regelingen.

    4.13.   Artikel 33 kan problemen veroorzaken voor bepaalde vloten die kleine pelagische soorten vangen en de vangst in de haven overladen om in vriesschepen te worden verwerkt. Ook kan het gevolgen hebben voor vaartuigen uit een bepaalde lidstaat die hun vangst in een andere lidstaat aanlanden om per vrachtwagen te worden vervoerd naar havens van andere lidstaten waar de vangst uiteindelijk wordt afgezet.

    4.14.   Artikel 35. Het EESC gaat ermee akkoord dat soorten die onder een herstelplan vallen in andere bakken dan de rest van de vangst worden opgeslagen en via etiketten worden gecontroleerd. De bepaling op grond waarvan die bakken zelf ook nog eens gescheiden moeten worden opgeslagen, leidt echter niet tot een betere vangstcontrole, omdat de bakken met soorten die onder een herstelplan vallen hoe dan ook gemerkt worden met een etiket waarop de FAO-code van de soort staat vermeld.

    4.15.   Artikel 41. Registratie van teruggooi is volgens het EESC van essentieel belang om de visbestanden op peil te houden en de kwaliteit van de wetenschappelijke evaluaties te verbeteren, vooral bij de gemengde visserij. Het EESC is voorstander van vermindering van de teruggooi als hoeksteen van een duurzaam beleid. De vereisten inzake de registratie van teruggooi zijn echter buitenproportioneel en onverenigbaar met de visserijactiviteit en kunnen resulteren in overbelasting, die de veiligheid en hygiëne aan boord en het welzijn van de vissers in gevaar kan brengen. De term „onmiddellijk” is bovendien te vaag en schept rechtsonzekerheid.

    4.16.   Realtimesluiting van visserijtakken (artikelen 43 t/m 46) is naar het oordeel van het EESC een delicate maatregel, die pas na grondig onderzoek ten uitvoer kan worden gelegd. Aangezien in de voorgestelde verordening betreffende technische maatregelen (10) het specifieke rechtskader wordt vastgesteld, acht het EESC het raadzaam om te wachten tot het onderzoek is afgerond. Hoe dan ook moeten de regels voor zowel sluiting als heropening van de visserij soepel en makkelijk toepasbaar zijn. In dit verband is het EESC van mening dat de vastgestelde procedure voor het heropenen van bepaalde tijdelijk gesloten gebieden, waarin is bepaald dat er een wetenschappelijke waarnemer aan boord moet zijn, moeilijk uitvoerbaar is, vooral als men de spoed wil betrachten die nodig is om vissers niet onnodig te benadelen.

    4.17.   Op grond van artikel 47, lid 3, worden de in het kader van de recreatievisserij gemaakte vangsten van onder een meerjarenplan vallende soorten in mindering gebracht op het desbetreffende quotum van de vlaggenlidstaat. Deze bepaling zou beroepsvissers benadelen en is volgens het EESC dan ook niet verstandig. Voorts is het EESC van mening dat de recreatievisserij in alle lidstaten adequaat gereguleerd en gecontroleerd moet worden, zodat de visbestanden worden beschermd.

    4.18.   Met artikel 84 wordt een strafpuntensysteem ingevoerd voor vissers de zich niet aan de GVB-regels houden. Het EESC vindt dit geen goed systeem. Ten eerste is het systeem discriminerend omdat het niet geldt voor vaartuigen uit derde landen, die de EU ruim 60 % van haar interne consumptie leveren. Ten tweede wordt niet of nauwelijks rekening gehouden met het evenredigheidsbeginsel, omdat het met dit systeem mogelijk wordt de vismachtiging in te trekken, wat voor het betrokken visserijbedrijf het einde zal betekenen, met al het banenverlies van dien.

    4.19.   De in artikel 95 voorgestelde financiële maatregelen gaan volgens het EESC te ver. De bepaling op grond waarvan communautaire financiële bijstand aan een lidstaat opgeschort en ingetrokken kan worden als de lidstaat moeite heeft om de verplichtingen van de verordening na te leven, zou ernstige consequenties hebben voor de visserijbedrijven, die hierdoor immers gestraft zouden worden.

    4.20.   Op grond van artikel 96 kan de visserij gesloten worden wanneer een lidstaat zich niet aan de GVB-doelstellingen houdt. Dit artikel is geformuleerd in erg vage bewoordingen die verkeerd kunnen worden uitgelegd. De visserij mag volgens het EESC alleen bij uitzondering worden gesloten en alleen wanneer daarvoor gefundeerde redenen bestaan die door feiten worden onderbouwd. Voor de toepassing van deze maatregel zouden er duidelijke drempels moeten worden vastgesteld.

    4.21.   Aangezien er door veel betrokkenen veel elektronische gegevens naar veel instanties moeten worden verstuurd en er op het vlak van communicatie, positionering en identificatie tal van instrumenten zijn vereist, kan het vertrouwelijke karakter en het beroeps- en handelsgeheim tot bezorgdheid van het EESC moeilijk worden gegarandeerd.

    Stemuitslag

    Vóór: 75

    Tegen: 98

    Onthoudingen: 11


    (1)  COM (2008) 718 final

    (2)  COM (2008) 721 final

    (3)  SEC (2008) 2760

    (4)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 286 van 29.10.2008)

    (5)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PB L 286 van 29.10.2008)

    (6)  Total Allowable Catch (totaal toegestane vangst)

    (7)  Speciaal verslag nr. 7/2007 van de Europese Rekenkamer

    (8)  Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad van 21 december 2006 betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie, PB L 409 van 30.12.2006

    (9)  Verordening (EG) nr. 1077/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1966/2008, PB L 295 van 4.11.2008

    (10)  Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen - COM (2008) 324 final


    Top