Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0188

    Zaak C-188/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Republiek Polen) op 28 mei 2009 — Dyrektor Izby Skarbowej w Białymstoku/Profaktor Kulesza, Frankowski, Trzaska spółka jawna w Białymstoku

    PB C 193 van 15.8.2009, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.8.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 193/6


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny (Republiek Polen) op 28 mei 2009 — Dyrektor Izby Skarbowej w Białymstoku/Profaktor Kulesza, Frankowski, Trzaska spółka jawna w Białymstoku

    (Zaak C-188/09)

    2009/C 193/06

    Procestaal: Pools

    Verwijzende rechter

    Naczelny Sąd Administracyjny

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w Białymstoku

    Verwerende partij: Profaktor Kulesza, Frankowski, Trzaska spółka jawna w Białymstoku

    Prejudiciële vragen

    1)

    Sluit artikel 2, eerste en tweede alinea, van de Eerste richtlijn (67/227/EEG) van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (1) in samenhang met de artikelen 2, 10, leden 1 en 2, en 17, leden 1 en 2, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde; uniforme grondslag (2), de mogelijkheid uit, het tijdelijke verlies in te voeren van het recht op verlaging van het bedrag aan verschuldigde belasting met een bedrag ten belope van 30 % van het bedrag aan voorbelasting bij het verwerven van goederen en diensten, met betrekking tot belastingplichtigen die verkopen verrichten aan natuurlijke personen die geen economische activiteit uitoefenen en aan personen die een economische activiteit uitoefenen in de vorm van een individueel landbouwbedrijf, en die de verplichting tot het bijhouden van de omzet en het bedrag aan verschuldigde belasting door middel van kasregisters niet nakomen, overeenkomstig artikel 111, lid 2, in samenhang met lid 1 van de wet van 11 maart 2004 inzake de belasting op goederen en diensten (Dz. U. nr. 54, blz. 535, zoals gewijzigd)?

    2)

    Kunnen „bijzondere maatregelen” in de zin van artikel 27, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde; uniforme grondslag, gelet op de aard en het doel ervan, bestaan in een tijdelijke beperking van de omvang van het recht op aftrek van de belastingplichtige in de zin van artikel 111, lid 2, in samenhang met lid 1 van de wet van 11 maart 2004 inzake de belasting op goederen en diensten (Dz. U. nr. 54, blz. 535, zoals gewijzigd), met betrekking tot belastingplichtigen die de verplichting tot het bijhouden van de omzet en het bedrag van de belasting door middel van kasregisters niet nakomen, en vereist in dit verband de invoering ervan de naleving van de procedure van artikel 27, leden 2 tot en met 4, van de Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977?

    3)

    Omvat het recht van de lidstaat als bedoeld in artikel 33, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde; uniforme grondslag, de bevoegdheid om met betrekking tot belastingplichtigen die de verplichting tot het bijhouden van de omzet en het bedrag aan verschuldigde belasting door middel van kasregisters niet nakomen, een sanctie in te voeren in de vorm van het tijdelijke verlies van het recht op verlaging van het bedrag aan verschuldigde belasting met een bedrag ten belope van 30 % van het bedrag aan voorbelasting bij het verwerven van goederen en diensten, zoals is voorzien in artikel 111, lid 2, in samenhang met lid 1 van de wet van 11 maart 2004 inzake de belasting op goederen en diensten (Dz. U. nr. 54, blz. 535, zoals gewijzigd)?


    (1)  PB 1967 L 71, blz. 1301.

    (2)  PB L 145, blz. 1.


    Top