EUR-Lex Access to European Union law

?

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/223/35

Zaak F-21/07: Beroep ingesteld op 4 juni 2007 — Marcuccio/Commissie

PB C 223 van 22.9.2007, p. 20–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.9.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/20


Beroep ingesteld op 4 juni 2007 — Marcuccio/Commissie

(Zaak F-21/07)

(2007/C 223/35)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van het stilzwijgende besluit (hierna: „bestreden besluit”) houdende afwijzing van het op 17 januari 2006 door verzoeker verzonden verzoek van 30 december 2005;

nietigverklaring, voor zover nodig, van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 15 november 2006 houdende afwijzing van verzoekers klacht tegen het bestreden besluit;

veroordeling van de verwerende partij tot betaling aan verzoeker van de vergoeding die hij in het verzoek van 30 december 2005 heeft gevraagd, dat wil zeggen het bedrag van 100 000 EUR dan wel elk hoger of lager bedrag dat het Gerecht gerechtvaardigd acht;

veroordeling van de verwerende partij tot betaling aan verzoeker van het extra bedrag van 50 000 EUR dan wel elk hoger of lager bedrag dat het Gerecht gerechtvaardigd en billijk acht, ter vergoeding van de schade die zich na de datum van dat besluit heeft voorgedaan;

veroordeling van de verwerende partij tot betaling van een jaarlijkse vertragingsrente van 10 % over het bedrag van 100 000 EUR dan welk elk hoger of lager bedrag dat het Gerecht gerechtvaardigd en billijk acht met jaarlijkse kapitalisatie vanaf de datum van het verzoek van 30 december 2005 tot aan de inwilliging ervan en meer in het algemeen tot aan de volledige intrekking van de betwiste nota's, dan wel met de kapitalisatie en de dies a quo die het Gerecht gerechtvaardigd en billijk acht;

veroordeling van de verwerende partij om onverwijld over te gaan tot de vernietiging van de originelen en alle kopieën van de nota van 20 februari 2001, ref. 951883, alsmede van de nota van 15 november 2006 en ten slotte, indien deze bestaat, van de brief van 20 juli 2006 waarnaar de verwerende partij in de nota van 15 november 2006 verwijst;

veroordeling van de verwerende partij om verzoeker op de hoogte te stellen van de daadwerkelijke vernietiging, waarbij voor elke vernietigd document de plek wordt gespecificeerd waarop het zich vóór de vernietiging bevond en alle omstandigheden betreffende tijd, plaats en verloop van de daadwerkelijke vernietiging, met name de datum, de plaats en de uitvoerder;

veroordeling van de verwerende partij tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 100 EUR dan wel elk hoger of lager bedrag dat het Gerecht gerechtvaardigd en billijk acht voor elke dag vertraging bij de daadwerkelijke vernietiging, vanaf de datum van het arrest tot aan de dag van de feitelijke kennisgeving aan verzoeker van de daadwerkelijke vernietiging, te betalen op de eerste dag van elke maand voor rechten die in de vorige maand zijn ontstaan;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep berust op beweringen die vervat zouden zijn in een aantal van de verwerende partij afkomstige nota's waaruit volgens verzoeker onwettige handelingen, feiten en gedragingen volgen verband houdende met gevoelige gegevens betreffende zijn persoon.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan:

1)

ontbreken van motivering aangezien, enerzijds, verzoekers verzoek alleen stilzwijgend is afgewezen en, anderzijds, de door de verwerende partij in haar nota van 15 november 2006 gegeven motivering tegenstrijdig, onlogisch en misleidend is;

2)

schending van het recht, aangezien de voorwaarden voor erkenning van zijn recht op vergoeding van de in het verzoek van 30 december 2005 aangevoerde schade nog steeds bestaan, dat wil zeggen onwettigheid van aan de verwerende partij toe te schrijven handelingen, feiten en gedragingen; het bestaan van schade voor verzoeker en het causale verband tussen de schade en het aan de kaak gestelde gedrag;

3)

schending van de zorgplicht en van het beginsel van behoorlijk bestuur, aangezien de verwerende partij geen rekening heeft gehouden met verzoekers belangen en zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks met elkaar verband houdende handelingen en feiten die, door hun ernstige onwettigheid en de aanzienlijke duur ervan, een schending van die verplichtingen vormen.


Top