Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0647

Zaak C-647/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tallinna Ringkonnakohus (Estland) op 14 oktober 2022 — Globex International OÜ / Duclos Legnostrutture Srl en RD

PB C 7 van 9.1.2023, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.1.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 7/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tallinna Ringkonnakohus (Estland) op 14 oktober 2022 — Globex International OÜ / Duclos Legnostrutture Srl en RD

(Zaak C-647/22)

(2023/C 7/19)

Procestaal: Ests

Verwijzende rechter

Tallinna Ringkonnakohus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Globex International OÜ

Verwerende partijen: Duclos Legnostrutture Srl, RD

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 1, lid 2, van verordening nr. 1896/2006 (1) aldus worden uitgelegd dat een bepaling van nationaal recht als § 371, lid 1, punt 4, van het Estse wetboek van burgerlijke rechtsvordering (volgens welke een rechterlijke instantie een beroep met name niet-ontvankelijk verklaart wanneer een eindbeschikking van een Estse rechterlijke instantie in een geding tussen dezelfde partijen over hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond, onherroepelijk is geworden en een nieuw beroep in rechte in dezelfde zaak uitsluit) zich verzet tegen de behandeling van een beroep met betrekking tot een vordering waarvoor een rechterlijke instantie van een lidstaat een Europees betalingsbevel heeft uitgevaardigd en uitvoerbaar heeft verklaard?

2)

Indien de eerste vraag in het algemeen aldus moet worden beantwoord dat er sprake is van een belemmering, luidt het antwoord dan anders wanneer na de uitvoerbaarverklaring van het Europees betalingsbevel aan het licht komt dat het betalingsbevel niet overeenkomstig de minimumnormen van de artikelen 13 tot en met 15 van verordening nr. 1896/2006 is betekend of ter kennis is gebracht?

3)

Indien de tweede vraag aldus moet worden beantwoord dat er sprake is van een belemmering: kan de rechterlijke instantie die het Europees betalingsbevel heeft uitgevaardigd en uitvoerbaar heeft verklaard, ambtshalve of op verzoek van de eiser beslissen dat de uitvoerbaarverklaring van het betalingsbevel ongeldig is, wanneer na de uitvoerbaarverklaring van het Europees betalingsbevel aan het licht komt dat het betalingsbevel niet overeenkomstig de minimumnormen van de artikelen 13 tot en met 15 van verordening nr. 1896/2006 is betekend of ter kennis is gebracht?

4)

Indien de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord: kan de rechterlijke instantie die het Europees betalingsbevel heeft uitgevaardigd en uitvoerbaar heeft verklaard, ongeacht de toepassing, de beëindiging of de uitkomst van de procedure inzake de gedwongen tenuitvoerlegging bij de rechterlijke instantie in de lidstaat van tenuitvoerlegging, uitspraak doen over de ongeldigheid van de uitvoerbaarverklaring van het betalingsbevel?


(1)  Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB 2006, L 399, blz. 1).


Top