This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021TN0077
Case T-77/21: Action brought on 4 February 2021 — QC v Commission
Zaak T-77/21: Beroep ingesteld op 4 februari 2021 — QC / Commissie
Zaak T-77/21: Beroep ingesteld op 4 februari 2021 — QC / Commissie
PB C 138 van 19.4.2021, p. 44–45
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.4.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 138/44 |
Beroep ingesteld op 4 februari 2021 — QC / Commissie
(Zaak T-77/21)
(2021/C 138/60)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: QC (vertegenwoordiger: F. Moyse, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het stilzwijgend afwijzend besluit van 8 november 2020 nietig te verklaren; |
— |
de herberekening van de pensioenrechten van [QC] te gelasten met ingang van 1 mei 2020 en op basis van alle reële bijdragen aan het Spaanse sociale stelsel; |
— |
haar het bedrag toe te kennen bestaande in het verschil tussen het herberekende bedrag van het pensioen en het daadwerkelijk door [QC] ontvangen bedrag, en wel voor de periode vanaf 1 mei 2020 tot de datum van herberekening van de pensioenrechten, vermeerderd met de wettelijke rente en te berekenen vanaf de uitbetaling van dat bedrag, dan wel vanaf de dag van indiening van de klacht, dan wel vanaf de dag van indiening van dit verzoekschrift, onder voorbehoud van een verhoging van dat bedrag voor de maanden na januari 2021 en tot de nietigverklaring van het stilzwijgend afwijzend besluit; |
— |
haar een bedrag toe te kennen van 25 000 EUR (vijfentwintig duizend euro) voor de materiële schade; |
— |
haar een bedrag toe te kennen van 50 000 EUR (vijftigduizend euro) voor de immateriële schade; |
— |
de Commissie te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.
1. |
Eerste middel, ontleend aan schending van de artikelen 45 en 48 VWEU, waarin het vrije verkeer van werknemers en de bescherming van de sociale rechten in het kader van het vrije verkeer van werknemers is neergelegd, meer bepaald aan schending van de bescherming van de sociale rechten van een burger van de Europese Unie die in het kader van de uitoefening van zijn recht van vrij verkeer binnen de Europese Unie voor een internationale organisatie heeft gewerkt. Deze schending blijkt ook uit schending van andere rechtsregels van de Europese Unie zoals:
|
2. |
Tweede middel, betreffende het verzoek om schadevergoeding, ontleend aan de materiële en immateriële schade die de niet-erkenning van haar pensioenrechten heeft veroorzaakt. |