EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0596

Zaak C-596/21: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 24 november 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Nürnberg — Duitsland) — A/Finanzamt M [Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikelen 167 en 168 – Recht op aftrek van voorbelasting – Beginsel van het verbod op fraude – Toeleveringsketen – Weigering van het recht op aftrek in geval van fraude – Belastingplichtige – Tweede koper van een goed – Fraude met een deel van de bij de eerste aankoop verschuldigde btw – Omvang van de weigering van het recht op aftrek]

PB C 24 van 23.1.2023, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.1.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/11


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 24 november 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Nürnberg — Duitsland) — A/Finanzamt M

(Zaak C-596/21) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikelen 167 en 168 - Recht op aftrek van voorbelasting - Beginsel van het verbod op fraude - Toeleveringsketen - Weigering van het recht op aftrek in geval van fraude - Belastingplichtige - Tweede koper van een goed - Fraude met een deel van de bij de eerste aankoop verschuldigde btw - Omvang van de weigering van het recht op aftrek)

(2023/C 24/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Nürnberg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A

Verwerende partij: Finanzamt M

Dictum

1)

De artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010, gelezen in het licht van het beginsel van het verbod op fraude

moeten aldus worden uitgelegd dat:

de tweede koper van een goed het recht op aftrek van de voorbelasting kan worden geweigerd wanneer hij wist of had moeten weten van de door de oorspronkelijke verkoper bij de eerste koop gepleegde btw-fraude, ook al was de eerste koper zelf ook op de hoogte van die fraude.

2)

De artikelen 167 en 168 van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, gelezen in het licht van het beginsel van het verbod op fraude

moeten aldus worden uitgelegd dat:

de tweede koper van een goed dat in een aan die verkoop voorafgaand stadium het voorwerp is geweest van een frauduleuze handeling die slechts betrekking heeft op een gedeelte van de aan de staat verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde (btw), zijn recht op aftrek van voorbelasting in zijn geheel moet worden geweigerd, wanneer hij wist of had moeten weten dat deze verkoop verband hield met fraude.


(1)  PB C 513 van 20.12.2021.


Top