Vælg de eksperimentelle funktioner, som du ønsker at prøve

Dette dokument er et uddrag fra EUR-Lex

Dokument 62018CN0379

    Zaak C-379/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 8 juni 2018 — Deutsche Lufthansa AG / Land Berlin

    PB C 276 van 6.8.2018, s. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    201807200432012792018/C 276/373792018CJC27620180806NL01NLINFO_JUDICIAL20180608282921

    Zaak C-379/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 8 juni 2018 — Deutsche Lufthansa AG / Land Berlin

    Op

    C2762018NL2810120180608NL0037281292

    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 8 juni 2018 — Deutsche Lufthansa AG / Land Berlin

    (Zaak C-379/18)

    2018/C 276/37Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesverwaltungsgericht

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Deutsche Lufthansa AG

    Verwerende partij: Land Berlin

    Andere partijen: Berliner Flughafen Gesellschaft mbH; Vertreter des Bundesinteresses beim Bundesverwaltungsgericht

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is een nationale bepaling volgens welke het door de luchthavenbeheerder vastgestelde systeem van luchthavengelden ter goedkeuring aan de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit moet worden voorgelegd zonder dat de luchthavenbeheerder en de luchthavengebruikers wordt verboden andere luchthavengelden vast te stellen dan die welke door de toezichthoudende autoriteit zijn goedgekeurd, verenigbaar met richtlijn 2009/12/EG ( 1 ) van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (PB L 70, blz. 11), en in het bijzonder artikel 3, artikel 6, leden 3 tot en met 5, en artikel 11, leden 1 en 7 ervan?

    2)

    Is een uitlegging van het nationale recht volgens welke een luchthavengebruiker de mogelijkheid wordt onthouden de goedkeuring van het systeem van luchthavengelden door de onafhankelijke toezichthoudende autoriteit te betwisten, maar hij wel beroep kan indienen tegen de luchthavenbeheerder en daarbij kan aanvoeren dat de in de regeling vastgestelde luchthavengelden niet billijk zijn, met de voornoemde richtlijn verenigbaar?


    ( 1 ) PB 2009, L 70, blz. 11.

    Op