Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0677

    Zaak T-677/16: Beroep ingesteld op 22 september 2016 — Bowles/ECB

    PB C 419 van 14.11.2016, p. 54–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.11.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 419/54


    Beroep ingesteld op 22 september 2016 — Bowles/ECB

    (Zaak T-677/16)

    (2016/C 419/71)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Carlos Bowles (Frankfurt-am-Main, Duitsland) (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Centrale Bank

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

    dientengevolge:

    nietig te verklaren het besluit van de Chief Services Officer (CSO) van 29 februari 2016, genomen krachtens delegatie van de directie en aan het personeel meegedeeld op 11 maart 2016, om verzoeker voor 2016 uit te sluiten van de extra salarisverhoging;

    nietig te verklaren het besluit tot afwijzing van het bijzondere bezwaar van 5 juli 2016 dat op 13 juli 2016 is ontvangen;

    vergoeding van verzoekers materiële schade te gelasten bestaande in het verlies van een kans om in 2016 een extra salarisverhoging te krijgen, welke op 49 102 EUR wordt begroot;

    vergoeding van verzoekers immateriële schade te gelasten, welke ex aequo et bono op 15 000 EUR wordt begroot;

    de verwerende partij te verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan schending van het beginsel van non-discriminatie, van de artikelen 12 en 21 van het Handvest van de grondrechten, van artikel 51 van de arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden van de ECB, van het recht op een loopbaan en bevordering alsmede van het rechtszekerheidsbeginsel.

    Verzoeker is van mening dat het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 15 december 2015 in zaak F-94/14, Bowles/ECB, door de ECB tot op heden nog niet is uitgevoerd. Meer bepaald, circulaire nr. 1/2011 betreffende de extra salarisverhogingen, die door dat Gerecht onwettig is verklaard, is noch ingetrokken noch gewijzigd.

    Verzoeker is eveneens van mening dat vertegenwoordigers van het personeel die een volledige of aanzienlijke arbeidsvrijstelling genieten, bij gebreke van een wetswijziging, zich opnieuw in een situatie bevinden waarin zij, in tegenstelling tot het overige personeel van de ECB, geen enkele mogelijkheid van salarisverhoging of loopbaanontwikkeling hebben.

    Voorts stelt verzoeker zich op het standpunt dat zijn uitsluiting van de vergelijking na afloop waarvan de ECB het besluit tot toekenning van een extra salarisverhoging neemt de wettigheid van die vergelijking aantast en dat die uitsluiting, die in de praktijk definitief is, hem kennelijk benadeelt en discrimineert wegens het feit dat hij voltijds vertegenwoordiger van het personeel is.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan het feit dat de CSO onbevoegd was om te beslissen dat jegens verzoeker niet de procedure zoals voorzien in circulaire nr. 1/2011 werd gevolgd.

    Verzoeker is van mening dat de directie van de ECB, afgezien van de bevoegdheid om te beslissen welke personen een aanvullende salarisverhoging ontvangen, geen enkele andere bevoegdheid op dat gebied aan de CSO heeft gedelegeerd noch de bevoegdheid om circulaire nr. 1/2011 te wijzigen teneinde bepaalde functionarissen uit te sluiten van de toepassing ervan.

    Mitsdien was de CSO niet bevoegd om te beslissen om circulaire nr. 1/2001 niet op verzoeker toe te passen, terwijl hij dit overeenkomstig de bevoegdheden die de directie aan hem had gedelegeerd wel had moeten doen.

    3.

    Derde middel, ontleend aan het ontbreken van raadpleging van het personeelscomité, hetgeen in strijd is met artikel 27 van het Handvest en met de artikelen 48 en 49 van de arbeidsvoorwaarden.

    Ten slotte is verzoeker van mening dat indien het besluit van de CSO moet worden aangemerkt als een besluit tot wijziging van circulaire nr. 1/2011, het personeelscomité vooraf niet is geraadpleegd over dat besluit. Daar die raadpleging met name vóór elke wijziging van circulaire nr. 1/2011 vereist is, had de ECB het personeelscomité over die wijziging moeten raadplegen.


    Top