Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TN0433

Zaak T-433/13: Beroep ingesteld op 20 augustus 2013 — Petropars Iran e.a./Raad

PB C 313 van 26.10.2013, p. 31–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 313/31


Beroep ingesteld op 20 augustus 2013 — Petropars Iran e.a./Raad

(Zaak T-433/13)

2013/C 313/58

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Petropars Iran Co. (Kish Island, Iran); Petropars Oilfields Services Co. (Kish Island); Petropars Aria Kish Operation and Management Co. (Teheran, Iran); en Petropars Resources Engineering Kish Co. (Teheran) (vertegenwoordigers: S. Zaiwalla, Solicitor, P. Blakeley, Barrister, en Z. Bubeza, Solicitor)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie

Conclusies

punten 1 tot en met 4 van bijlage II.I.B. bij besluit 2013/270 (1) en punten 1 tot en met 4 van bijlage II.I.B. bij uitvoeringsverordening nr. 522/2013 (2) nietig verklaren; en/of

verklaren dat artikel 20, lid 1, sub c, van besluit 2010/413 (3) en artikel 23, lid 2, sub d, van besluit 267/2012 (4) niet van toepassing zijn op verzoeksters; en

verweerder verwijzen in de kosten van het onderhavige beroep.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: er is geen rechtsgrondslag om verzoekers in besluit 2013/270/GBVB van de Raad en uitvoeringsverordening (EU) nr. 522/2013 op te nemen op de lijst, aangezien de reden die is opgegeven voor de opname van elk van verzoeksters („dochteronderneming van [een] op de lijst geplaatste entiteit”) geen criterium voor opname op een lijst vormt in verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad of besluit 2010/413/GBVB van de Raad.

2.

Tweede middel: verzoeksters' opname in de lijst is onrechtmatig voor zover de Raad beweert zich te hebben gebaseerd op artikel 23, lid 2, sub d, van verordening nr. 267/2012 of artikel 20, lid 1, sub c, van besluit 2010/413, gelet op het feit dat (1) aan de materiële criteria van deze bepalingen ten aanzien van geen enkele verzoekster is voldaan en/of de Raad een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij de beoordeling of al dan niet aan de criteria was voldaan; en (2) de Raad verzoeksters op de lijst heeft opgenomen op basis van onvoldoende bewijs teneinde vast te stellen dat aan de criteria was voldaan en daardoor (nog) een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

3.

Derde middel: voor zover verzoeksters op basis van artikel 23, lid 2, sub d, van verordening nr. 267/2012 en/of artikel 20, lid 1, sub c, van besluit 2010/413 op de lijst kunnen worden opgenomen alleen omdat zij dochterondernemingen zijn van op de lijst geplaatste entiteiten (welke entiteiten op hun beurt dochterondernemingen zijn van op de lijst geplaatste entiteiten die niet beschuldigd worden van een inbreuk), zijn deze artikelen onrechtmatig daar zij het evenredigheidsbeginsel schenden en moeten zij niet van toepassing worden verklaard op verzoeksters.

4.

Vierde middel: verzoeksters' opname in de lijst schendt in ieder geval hun fundamentele rechten en vrijheden op basis van het Handvest van de grondrechten of het recht van de Unie, daaronder begrepen het recht om hun bedrijfswerkzaamheden uit te voeren en het recht op rustig genot van hun eigendom en/of schendt het evenredigheidsbeginsel. Voorts is de opname op de lijst in strijd met het voorzorgsbeginsel, het beginsel van milieubescherming en de bescherming van de menselijke gezondheid en veiligheid, aangezien daardoor aanzienlijke schade aan de gezondheid en veiligheid van gewone Iraanse werknemers en aan het milieu kan worden berokkend.

5.

Vijfde middel: door besluit 2013/270/GBVB en uitvoeringsverordening (EU) nr. 522/2013 vast te stellen, voor zover zij van toepassing zijn op verzoeksters, heeft de Raad de procedurele vereisten geschonden om (i) (de derde en de vierde) verzoeksters individueel in kennis te stellen van hun opname op de lijst; (ii) (alle verzoeksters) passende en voldoende redenen te geven; en (iii) verzoeksters' recht van verweer en recht op daadwerkelijke rechtsbescherming te eerbiedigen.


(1)  Besluit 2013/270/GBVB van de Raad van 6 juni 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB 2013 L 156, blz. 10).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 522/2013 van de Raad van 6 juni 2013 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB 2013 L 156, blz. 3).

(3)  Besluit van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (PB 2010 L 195, blz. 39).

(4)  Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB 2010 L 88, blz. 1).


Top