This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CA0378
Case C-378/12: Judgment of the Court (Second Chamber) of 16 January 2014 (request for a preliminary ruling from the Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London — United Kingdom) — Nnamdi Onuekwere v Secretary of State for the Home Department (Request for a preliminary ruling — Directive 2004/38/EC — Article 16(2) and (3) — Right of permanent residence of third-country nationals who are family members of a Union citizen — Taking into consideration of periods of imprisonment of those nationals)
Zaak C-378/12: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 januari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London — Verenigd Koninkrijk) — Nnamdi Onuekwere/Secretary of State for the Home Department (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 16, leden 2 en 3 — Duurzaam verblijfsrecht van derdelanders die familielid zijn van burger van de Unie — Inaanmerkingneming van door deze derdelanders in gevangenis doorgebrachte perioden)
Zaak C-378/12: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 januari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London — Verenigd Koninkrijk) — Nnamdi Onuekwere/Secretary of State for the Home Department (Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2004/38/EG — Artikel 16, leden 2 en 3 — Duurzaam verblijfsrecht van derdelanders die familielid zijn van burger van de Unie — Inaanmerkingneming van door deze derdelanders in gevangenis doorgebrachte perioden)
PB C 85 van 22.3.2014, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 85/6 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 16 januari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London — Verenigd Koninkrijk) — Nnamdi Onuekwere/Secretary of State for the Home Department
(Zaak C-378/12) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Richtlijn 2004/38/EG - Artikel 16, leden 2 en 3 - Duurzaam verblijfsrecht van derdelanders die familielid zijn van burger van de Unie - Inaanmerkingneming van door deze derdelanders in gevangenis doorgebrachte perioden)
2014/C 85/10
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Nnamdi Onuekwere
Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London — Uitlegging van artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) — Duurzaam verblijfsrecht — Begrip periode van vijf jaar legaal verblijf op het grondgebied van het gastland — Mogelijkheid gevangenistijd mee te rekenen
Dictum
1) |
Artikel 16, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG moet in die zin worden uitgelegd dat perioden die in het gastland in de gevangenis zijn doorgebracht door een derdelander die familielid is van een burger van de Unie die gedurende die perioden een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven in die lidstaat, niet kunnen worden meegeteld voor de verwerving, door die derdelander, van een duurzaam verblijfsrecht in de zin van die bepaling. |
2) |
Artikel 16, leden 2 en 3, van richtlijn 2004/38 moet in die zin worden uitgelegd dat het ononderbroken karakter van het verblijf wordt doorbroken door perioden die in het gastland in de gevangenis worden doorgebracht door een derdelander die familielid is van een burger van de Unie die gedurende die perioden een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. |