EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0176

Zaak C-176/12: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 januari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation — Frankrijk) — Association de médiation sociale/Union locale des syndicats CGT e.a. (Sociaal beleid — Richtlijn 2002/14/EG — Handvest van grondrechten van Europese Unie — Artikel 27 — Vereiste van bepaalde minimumaantallen werknemers voor oprichting van personeelsvertegenwoordigende organen — Berekening minimumaantallen — Met Unierecht strijdige nationale regeling — Rol van nationale rechter)

PB C 85 van 22.3.2014, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 85/3


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 januari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation — Frankrijk) — Association de médiation sociale/Union locale des syndicats CGT e.a.

(Zaak C-176/12) (1)

(Sociaal beleid - Richtlijn 2002/14/EG - Handvest van grondrechten van Europese Unie - Artikel 27 - Vereiste van bepaalde minimumaantallen werknemers voor oprichting van personeelsvertegenwoordigende organen - Berekening minimumaantallen - Met Unierecht strijdige nationale regeling - Rol van nationale rechter)

2014/C 85/04

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Association de médiation sociale

Verwerende partijen: Union locale des syndicats CGT, Hichem Laboubi, Union départementale CGT des Bouche-du-Rhône, Confédération générale du travail (CGT)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Cour de Cassation (Frankrijk) — Uitlegging van de bepalingen van richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap — Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de vertegenwoordiging van de werknemers (PB L 80, blz. 29). — Uitlegging van de artikelen 27, 51, 52 en 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Uitlegging van artikel 6, leden 1 en 3, VEU — Inroepbaarheid van voornoemde bepalingen in een geding tussen particulieren om een nationale maatregel ter uitvoering van de richtlijn te toetsen — Toelaatbaarheid van een nationale wettelijke bepaling die, met name om de wettelijke drempels voor het oprichten van organen voor de vertegenwoordiging van het personeel te bepalen, werknemers met bepaalde arbeidscontracten uitsluit van de berekening van het aantal werknemers van de onderneming

Dictum

Artikel 27 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alleen of gelezen in samenhang met de bepalingen van richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, moet aldus worden uitgelegd dat dit artikel van het Handvest, wanneer een nationale bepaling ter uitvoering van deze richtlijn, zoals artikel L. 1111-3 van de Franse code du travail, onverenigbaar is met het recht van de Unie, niet kan worden ingeroepen in een geding tussen particulieren teneinde die nationale bepaling buiten toepassing te laten.


(1)  PB C 184 van 23.6.2012.


Top