EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CA0141

Gevoegde zaken C-141/12 en C-372/12: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 juli 2014 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Middelburg en de Raad van State — Nederland) — Y.S./Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (C-141/12) en Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel/M. en S. (C-372/12) (Prejudiciële verwijzing — Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens — Richtlijn 95/46/EG — Artikelen 2, 12 en 13 — Begrip „persoonsgegevens”  — Omvang van het recht van de betrokkene op toegang — Gegevens betreffende de aanvrager van een verblijfstitel en juridische analyse in een bestuurlijk document ter voorbereiding van de beslissing — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikelen 8 en 41)

PB C 315 van 15.9.2014, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 315/2


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 juli 2014 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Middelburg en de Raad van State — Nederland) — Y.S./Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (C-141/12) en Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel/M. en S. (C-372/12)

(Gevoegde zaken C-141/12 en C-372/12) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens - Richtlijn 95/46/EG - Artikelen 2, 12 en 13 - Begrip „persoonsgegevens” - Omvang van het recht van de betrokkene op toegang - Gegevens betreffende de aanvrager van een verblijfstitel en juridische analyse in een bestuurlijk document ter voorbereiding van de beslissing - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikelen 8 en 41))

2014/C 315/02

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechters

Rechtbank Middelburg, Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Y.S. (C-141/12), Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (C-372/12)

Verwerende partijen: Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (C-141/12), M., S. (C-372/12)

Dictum

1)

Artikel 2, sub a, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, moet in die zin worden uitgelegd dat gegevens over de aanvrager van een verblijfstitel die zijn weergegeven in een bestuurlijk document, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde „minuut”, waarin de gronden worden uiteengezet die de beslismedewerker aanvoert tot staving van het ontwerpbesluit dat hij moet opstellen in het kader van de procedure die voorafgaat aan de vaststelling van een besluit over de aanvraag van een dergelijke titel, en in voorkomend geval die welke zijn weergegeven in de juridische analyse die dat document bevat, „persoonsgegevens” zijn in de zin van deze bepaling, maar dat die analyse als zodanig niet aldus kan worden gekwalificeerd.

2)

Artikel 12, sub a, van richtlijn 95/46 en artikel 8, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel een recht heeft op inzage in alle hem betreffende persoonsgegevens die het voorwerp van een verwerking door de nationale overheid vormen in de zin van artikel 2, sub b, van deze richtlijn. Om daaraan te voldoen, volstaat het dat aan die aanvrager een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm, van deze gegevens wordt gegeven, dat wil zeggen in een vorm die deze aanvrager in staat stelt kennis te nemen van die gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met deze richtlijn, opdat hij eventueel de hem bij die richtlijn verleende rechten kan uitoefenen.

3)

Artikel 41, lid 2, sub b, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet in die zin worden uitgelegd dat de aanvrager van een verblijfstitel zich tegenover de nationale autoriteiten niet op deze bepaling kan beroepen.


(1)  PB C 157 van 2.6.2012.

PB C 303 van 6.10.2012.


Top