Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0196

    Zaak C-196/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kamer van Beroep van de Europese scholen op 29 mei 2009 — Paul Miles e.a., Robert Watson Mac Donald/Secretaris-Generaal van de Europese scholen

    PB C 193 van 15.8.2009, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.8.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 193/9


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kamer van Beroep van de Europese scholen op 29 mei 2009 — Paul Miles e.a., Robert Watson Mac Donald/Secretaris-Generaal van de Europese scholen

    (Zaak C-196/09)

    2009/C 193/11

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Kamer van Beroep van de Europese scholen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Paul Miles e.a., Robert Watson Mac Donald

    Verwerende partij: Secretaris-Generaal van de Europese scholen

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 234 EG aldus worden uitgelegd dat een instantie zoals de Kamer van Beroep, die is opgericht bij artikel 27 van het Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen (1), binnen de werkingssfeer ervan valt en dus gehouden is zich tot het Hof van Justitie te wenden wanneer zij in laatste aanleg uitspraak doet?

    2)

    Zo ja, moeten de artikelen 12 en 39 EG dan aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de toepassing van een stelsel van beloning zoals dit geldt bij de Europese scholen, nu dit stelsel, hoewel het uitdrukkelijk verwijst naar het stelsel dat geldt voor de gemeenschapsambtenaren, niet toelaat de waardevermindering van een valuta die leidt tot een verlies van koopkracht voor de door de autoriteiten van de betrokken lidstaat gedetacheerde leerkrachten, al dan niet retroactief volledig in aanmerking te nemen?

    3)

    Zo ja, kan het verschil in de situatie van de bij de Europese scholen gedetacheerde leerkrachten, voor wier salaris zowel hun nationale autoriteiten als de Europese school waar zij lesgeven instaan, en de ambtenaren van de Europese Gemeenschap, voor wier salaris uitsluitend deze laatste instaat, gelet op de in de genoemde artikelen opgenomen beginselen en ook al verwijst het betrokken Statuut uitdrukkelijk naar dat van de gemeenschapsambtenaren, rechtvaardigen dat de wisselkoersen die in aanmerking worden genomen om de handhaving van een gelijkwaardige koopkracht te garanderen niet dezelfde zijn?


    (1)  PB 1994, L 212, blz. 3.


    Top