EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0324

Zaak C-324/09: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 12 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk) — L’Oréal SA e.a./eBay International AG e.a. (Merken — Internet — Verkoopaanbieding op elektronische marktplaats bestemd voor consumenten in Unie van merkproducten die door merkhouder zijn bestemd voor verkoop aan derde staten — Verwijdering van verpakking van genoemde producten — Richtlijn 89/104/EEG — Verordening (EG) nr. 40/94 — Aansprakelijkheid beheerder van elektronische marktplaats — Richtlijn 2000/31/EG ( „richtlijn inzake elektronische handel” ) — Rechterlijke bevelen aan genoemde beheerder — Richtlijn 2004/48/EG ( „richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten” )

PB C 269 van 10.9.2011, p. 3–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/3


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 12 juli 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) — Verenigd Koninkrijk) — L’Oréal SA e.a./eBay International AG e.a.

(Zaak C-324/09) (1)

(Merken - Internet - Verkoopaanbieding op elektronische marktplaats bestemd voor consumenten in Unie van merkproducten die door merkhouder zijn bestemd voor verkoop aan derde staten - Verwijdering van verpakking van genoemde producten - Richtlijn 89/104/EEG - Verordening (EG) nr. 40/94 - Aansprakelijkheid beheerder van elektronische marktplaats - Richtlijn 2000/31/EG („richtlijn inzake elektronische handel”) - Rechterlijke bevelen aan genoemde beheerder - Richtlijn 2004/48/EG („richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten”)

2011/C 269/05

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: L’Oréal SA, Lancôme parfums et beauté & Cie, Laboratoire Garnier & Cie, L’Oréal (UK) Limited

Verwerende partijen: eBay International AG, eBay Europe SARL, eBay (UK) Limited, Stephan Potts, Tracy Ratchford, Marie Ormsby, James Clarke, Joanna Clarke, Glen Fox, Rukhsana Bi

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Uitlegging van de artikelen 5, lid 1, sub a, en 7, leden 1 en 2, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 40, blz. 1), van de artikelen 9, lid 1, sub a, en 13, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 11, blz. 1), van artikel 14, lid 1, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178, blz. 1), en van artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157, blz. 45) — Begrip „in de handel gebracht” — Monsters van parfums en cosmetische middelen die bestemd zijn om kosteloos aan de consument te worden aangeboden — Begrip „gebruik” van een merk — Inschrijving door een handelaar van een teken dat gelijk is aan een merk bij een dienstverrichter die een internetzoekmachine exploiteert teneinde, na de invoering van dit teken als zoekterm, een automatische weergave op scherm te verkrijgen van de URL van zijn website die waren en diensten aanbiedt die gelijk zijn aan die waarop het merk betrekking heeft

Dictum

1)

Wanneer waren die zich in een derde land bevinden, voorzien zijn van een merk dat in een lidstaat van de Unie is ingeschreven of van een gemeenschapsmerk en niet voorheen in de Europese Economische Ruimte, of in het geval van een gemeenschapsmerk niet voorheen in de Unie, in de handel zijn gebracht, door een marktdeelnemer worden verkocht met behulp van een elektronische marktplaats en zonder de toestemming van de houder van dat merk aan consumenten die zich op het door dat merk bestreken grondgebied bevinden, of voorwerp zijn van een verkoopaanbieding of reclame op een dergelijke plaats die bestemd is voor consumenten die zich op dit grondgebied bevinden, kan genoemde houder zich tegen deze verkoop, verkoopaanbieding of reclame verzetten krachtens het bepaalde in artikel 5 van richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten of artikel 9 van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk. Het staat aan de nationale rechter om van geval tot geval te beoordelen of er relevante aanwijzingen zijn die de conclusie wettigen dat een verkoopaanbieding of een advertentie die getoond wordt op een elektronische marktplaats die vanaf het door het merk bestreken grondgebied toegankelijk is, bestemd is voor consumenten die zich daarop bevinden.

2)

De terbeschikkingstelling door een merkhouder aan zijn erkende distributeurs van artikelen die van dat merk zijn voorzien, die voor demonstratie aan de consument in de erkende verkooppunten zijn bestemd, alsook van eveneens van dat merk voorziene flacons waaruit kleine hoeveelheden kunnen worden gehaald die als gratis monsters aan de consument kunnen worden gegeven, vormt behoudens tegenbewijs geen in de handel brengen in de zin van richtlijn 89/104 en verordening nr. 40/94.

3)

De artikelen 5 van richtlijn 89/104 en 9 van verordening nr. 40/94 moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk zich krachtens het daarbij aan hem verleende uitsluitende recht kan verzetten tegen de verdere verhandeling van waren zoals die in het hoofdgeding op grond dat de wederverkoper de buitenverpakking van die waren heeft verwijderd, wanneer dit uitpakken tot gevolg heeft dat wezenlijke informatie, zoals die betreffende de identiteit van de fabrikant of de persoon die voor het in de handel brengen ervan verantwoordelijk is, ontbreekt. Wanneer de verwijdering van de buitenverpakking er niet toe leidt dat deze informatie ontbreekt, kan de merkhouder zich er niettemin tegen verzetten dat een parfum of een cosmetisch product dat van zijn merk is voorzien verder wordt verhandeld in uitgepakte vorm, mits hij het bewijs levert dat de verwijdering van de verpakking afbreuk doet aan het imago van genoemd product en dus aan de reputatie van het merk.

4)

De artikelen 5, lid 1, sub a, van richtlijn 89/104 en 9, lid 1, sub a, van verordening nr. 40/94 moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk het recht heeft om de beheerder van een elektronische marktplaats te verbieden om met behulp van aan dat merk gelijke trefwoorden, die deze beheerder heeft gekozen in het kader van een dienst van vermelding op internet, reclame te maken voor de op die marktplaats verkochte producten van dat merk, wanneer die advertentie het de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of genoemde waren afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde.

5)

De beheerder van een elektronische marktplaats maakt geen „gebruik” in de zin van de artikelen 5 van richtlijn 89/104 en 9 van verordening nr. 40/94 van aan merken gelijke of daarmee overeenstemmende tekens die voorkomen in verkoopaanbiedingen die op zijn site worden getoond.

6)

Artikel 14, lid 1, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”), moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op de beheerder van een elektronische marktplaats wanneer deze geen actieve rol heeft gehad waardoor hij kennis had van of controle had over de opgeslagen gegevens.

Genoemde beheerder heeft een dergelijke rol wanneer hij bijstand verleent die onder meer bestaat in het optimaliseren van de wijze waarop de betrokken verkoopaanbiedingen worden getoond of het bevorderen daarvan.

Wanneer de beheerder van de elektronische marktplaats geen actieve rol heeft gehad als bedoeld in de voorgaande alinea en zijn dienstverlening derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 14, lid 1, van richtlijn 2000/31 valt, kan hij zich in een zaak die tot een veroordeling tot het betalen van schadevergoeding kan leiden niet op de vrijstelling van aansprakelijkheid als bedoeld in die bepaling beroepen wanneer hij kennis heeft gehad van feiten of omstandigheden op grond waarvan een behoedzame marktdeelnemer de onwettigheid van de betrokken verkoopaanbiedingen had moeten vaststellen en hij, ingeval hij deze kennis had, niet prompt heeft gehandeld overeenkomstig lid 1, sub b, van genoemd artikel 14.

7)

Artikel 11, derde volzin, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet aldus worden uitgelegd dat het van de lidstaten vereist dat zij ervoor zorgen dat de op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten bevoegde nationale rechterlijke instanties de beheerder van een elektronische marktplaats kunnen gelasten om maatregelen te treffen die niet alleen bijdragen tot het doen eindigen van de door de gebruikers van die marktplaats gepleegde inbreuken op die rechten, maar ook tot het voorkomen van nieuwe inbreuken van die aard. Deze bevelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en mogen geen belemmeringen voor legitiem handelsverkeer scheppen


(1)  PB C 267 van 7.11.2009.


Top