Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CA0230

    Gevoegde zaken C-230/09 en C-231/09: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 5 mei 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Hauptzollamt Koblenz/Kurt Etling, Thomas Etling (C-230/09), Hauptzollamt Oldenburg/Theodor Aissen, Hermann Rohaan (C-231/09) (Landbouw — Sector melk en zuivelproducten — Verordening (EG) nr. 1788/2003 — Heffing in sector melk en zuivelproducten — Verordening (EG) nr. 1782/2003 — Rechtstreekse steunverlening in kader van gemeenschappelijk landbouwbeleid — Overdracht van individuele referentiehoeveelheden — Gevolgen voor berekening van heffing — Gevolgen voor berekening van melkpremie)

    PB C 194 van 2.7.2011, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 194/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 5 mei 2011 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Hauptzollamt Koblenz/Kurt Etling, Thomas Etling (C-230/09), Hauptzollamt Oldenburg/Theodor Aissen, Hermann Rohaan (C-231/09)

    (Gevoegde zaken C-230/09 en C-231/09) (1)

    (Landbouw - Sector melk en zuivelproducten - Verordening (EG) nr. 1788/2003 - Heffing in sector melk en zuivelproducten - Verordening (EG) nr. 1782/2003 - Rechtstreekse steunverlening in kader van gemeenschappelijk landbouwbeleid - Overdracht van individuele referentiehoeveelheden - Gevolgen voor berekening van heffing - Gevolgen voor berekening van melkpremie)

    2011/C 194/03

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesfinanzhof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Hauptzollamt Koblenz (C-230/09), Hauptzollamt Oldenburg (C-231/09)

    Verwerende partijen: Kurt Etling, Thomas Etling (C-230/09), Theodor Aissen, Hermann Rohaan (C-231/09)

    in tegenwoordigheid van: Bundesministerium der Finanzen

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesfinanzhof — Uitlegging van artikel 5, sub k, van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 270, blz. 123) — Overname van de referentiehoeveelheid melk in de loop van de referentieperiode na de ontbinding van een pachtovereenkomst — Inaanmerkingneming van de tijdens de referentieperiode reeds door de voormalige pachter geleverde hoeveelheid bij de bepaling van de voor de verpachter beschikbare referentiehoeveelheid?

    Dictum

    1)

    Artikel 10, lid 3, van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2217/2004 van de Raad van 22 december 2004, moet aldus worden uitgelegd dat de hertoewijzing van het ongebruikte deel van de nationale referentiehoeveelheid voor leveringen moet worden verricht naar evenredigheid van de individuele referentiehoeveelheid van elke producent die boven de quota heeft geleverd, dat wil zeggen de referentiehoeveelheid per 1 april van het relevante tijdvak van twaalf maanden, of overeenkomstig door de lidstaten vast te stellen objectieve criteria. Het in die bepaling gebruikte begrip individuele referentiehoeveelheid staat niet toe dat overdrachten van referentiehoeveelheden die in dat tijdvak hebben plaatsgevonden in aanmerking worden genomen.

    2)

    Een nationale regeling die gebruik maakt van de in artikel 10, lid 3, van verordening nr. 1788/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2217/2004, geboden mogelijkheid om objectieve criteria vast te stellen voor de hertoewijzing van het ongebruikte deel van de nationale referentiehoeveelheid voor leveringen, moet met name de algemene beginselen van het Unierecht en de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, meer bepaald die van de gemeenschappelijke ordening van de markten in de melksector, eerbiedigen.

    3)

    Die doelstellingen staan niet in de weg aan een in het kader van het gebruik van die mogelijkheid vastgestelde nationale regeling die producenten die boven de quota hebben geleverd in staat stelt om, wanneer hun in het relevante tijdvak van twaalf maanden een individuele referentiehoeveelheid waarvoor voor dit tijdvak reeds melk was geproduceerd en geleverd door de producent die tevoren over deze hoeveelheid beschikte, is overgedragen overeenkomstig verordening nr. 1788/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2217/2004, deel te nemen in die hertoewijzing door deze referentiehoeveelheid geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen. De lidstaten dienden er echter op toe te zien dat die regeling geen aanleiding gaf tot overdrachten die weliswaar formeel aan de voorwaarden van die verordening voldeden, maar als enig doel hadden bepaalde producenten die boven de quota hadden geleverd, in staat te stellen een gunstigere positie te verkrijgen bij die hertoewijzing.

    4)

    Het begrip „individuele referentiehoeveelheid die in aanmerking komt voor de premie en op het bedrijf beschikbaar is”, vervat in artikel 95, lid 1, van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie van 26 januari 2005, dat overeenstemt met het in artikel 5, sub k, van verordening nr. 1788/2003, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2217/2004, gedefinieerde begrip „beschikbare referentiehoeveelheid”, moet aldus worden uitgelegd dat het, wanneer een producent in het relevante tijdvak van twaalf maanden een referentiehoeveelheid is overgedragen op grond waarvan in dit tijdvak reeds melk was geleverd door de overdrager, voor de overnemer niet het deel van de overgedragen referentiehoeveelheid omvat op grond waarvan de overdrager reeds vrij van heffing melk had geleverd.


    (1)  PB C 220 van 12.9.2009.


    Top