Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0035

    Zaak C-35/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Baden-Württemberg (Duitsland) op 31 januari 2008 — Grundstücksgemeinschaft Busley/Cibrian/Finanzamt Stuttgart-Körperschaften

    PB C 92 van 12.4.2008, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.4.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 92/15


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Baden-Württemberg (Duitsland) op 31 januari 2008 — Grundstücksgemeinschaft Busley/Cibrian/Finanzamt Stuttgart-Körperschaften

    (Zaak C-35/08)

    (2008/C 92/28)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Finanzgericht Baden-Württemberg

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Grundstücksgemeinschaft Busley/Cibrian

    Verwerende partij: Finanzamt Stuttgart-Körperschaften

    Prejudiciële vragen

    1.

    a)

    Staat artikel 56 EG eraan in de weg dat een in Duitsland onbeperkt belastingplichtige natuurlijke persoon verliezen uit verhuur en verpachting van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gelegen onroerende zaak — in tegenstelling tot het verlies uit een binnenlandse onroerende zaak — niet kan aftrekken van zijn belastbaar inkomen in Duitsland in het jaar waarin het verlies is ontstaan?

    b)

    Is het daarbij van belang of de natuurlijke persoon de investering in de onroerende zaak zelf heeft verricht, of is er eveneens sprake van schending van het gemeenschapsrecht wanneer de natuurlijke persoon door middel van vererving eigenaar van de in de ander lidstaat gelegen onroerende zaak is geworden?

    2.

    Staat artikel 56 EG eraan in de weg dat een in Duitsland onbeperkt belastingplichtige natuurlijke persoon bij de vaststelling van de inkomsten uit verhuur en verpachting van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gelegen onroerende zaak enkel de gewone afschrijving kan opvoeren, terwijl hij daarentegen bij binnenlandse onroerende zaken de hogere degressieve afschrijving zou kunnen opvoeren?

    3.

    Voor het geval de vragen 1 en 2 ontkennend worden beantwoord: schenden de litigieuze nationale bepalingen het in artikel 18 EG neergelegde recht van vrij verkeer?


    Top