Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IE7057

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de voltooiing van de EMU — De voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de volgende Europese legislatuur — (initiatiefadvies)

    PB C 451 van 16.12.2014, p. 10–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.12.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 451/10


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de voltooiing van de EMU — De voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de volgende Europese legislatuur

    (initiatiefadvies)

    (2014/C 451/02)

    Rapporteurs:

    JOOST VAN IERSEL en CARMELO CEDRONE

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 19 september 2013 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over de

    „Voltooiing van de EMU — De voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de volgende Europese legislatuur”.

    De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 19 mei 2014.

    Het EESC heeft tijdens zijn op 9 en 10 juli 2014 gehouden 500ste zitting (vergadering van 9 juli) onderstaand advies uitgebracht, dat met 195 stemmen vóór en 8 tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Een stappenplan voor de volgende Europese legislatuur

    De EMU staat voor gigantische uitdagingen. Daarom vindt het EESC dat:

    de EMU als hoeksteen van de verdere ontwikkeling van de EU — hoe die er ook uitziet — , tot doel heeft om bestaanskwaliteit, welvaart en stabiliteit voor de burgers van Europa te bevorderen. Vertrouwensherstel en gunstige voorwaarden voor de reële economie zijn onontbeerlijk voor groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en investeringen. Daarom is de EMU even belangrijk voor de lidstaten in als voor de lidstaten buiten de eurozone;

    er vanwege de onvoorspelbaarheid van de ontwikkelingen met spoed moet worden gezorgd voor de juiste randvoorwaarden in de eurozone. Immers, onder de huidige geglobaliseerde omstandigheden kan geen enkele lidstaat alléén voor zijn eigen vrijheid van handelen instaan, met alle vérstrekkende gevolgen van dien voor het bestuur en het beleid van en in de EMU;

    de EMU niet los van de rest mag worden gezien. Oorspronkelijk was de EMU bedoeld als het sluitstuk van een interne open Europese ruimte en de interne markt. De EU en de lidstaten moeten gelijktijdig streven naar begrotingsdiscipline en begeleidend economisch en sociaal beleid voor groei en werkgelegenheid als sleutelfactoren voor een succesvolle consolidatie (1).

    grondige aanpassingen van het economisch en structuurbeleid (wat tot voor kort nog meestal werd gezien als een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten) geboden zijn, omdat alleen dan op tal van gebieden convergentie mogelijk wordt tussen de lidstaten. Er moet samen worden gebouwd aan meer onderling vertrouwen: dat vertrouwen moet in de plaats komen van wantrouwen en spanningen. De hele samenleving ondervindt de gevolgen van een hechtere EU. Op alle niveaus moet voor een sociale en een burgerdialoog worden gezorgd.

    In het licht van bovenstaande overwegingen dringt het EESC erop aan dat tijdens de volgende Europese legislatuur met spoed een stappenplan wordt opgesteld om de knelpunten uit de wereld te helpen.

    Daarom stelt het voor:

    I.

    om de EMU te voltooien. Die voltooiing vergt een solide bestuurlijke en beheersstructuur voor de eurozone. Die structuur moet worden gegrondvest op:

    i.

    een monetaire en financiële pijler, waaronder de tenuitvoerlegging van een volwaardige door de EU aangestuurde bankenunie, zodat er een Europa-wijde kapitaalmarkt ontstaat waarin ook niet wordt nagelaten om de belastingbetalers tegen bovenmatige risico's en wanordelijke tekortkomingen te beschermen;

    ii.

    een (micro- en macro-)economische pijler, die tekenend is voor de toenemende onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten en waardoor de besluitvorming over economisch beleid aan kracht wint, wat weer bevorderlijk is voor groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen, convergentie en Europese solidariteit;

    iii.

    een sociale pijler ter ondervanging van de sociale consequenties van economische aanpassingen;

    iv.

    een politieke pijler (o.a. door meer verantwoordingsplicht en democratische legitimiteit) voor meer vertrouwen en geloofwaardigheid.

    II.

    om met spoed een echt Europees plan voor groei en werkgelegenheid op te starten. Dit plan moet stoelen op een grootschalig programma van particuliere en overheidsinvesteringen waardoor aan de begrotingssituatie een nieuwe impuls wordt gegeven. Er moet worden toegezien op de herdosering en behoorlijke toepassing van bestaande instrumenten, met name: Six-pack, Two-pack en het Europees Semester;

    III.

    om een tijdlijn op te stellen en regelingen te treffen voor de lancering van Europa als politieke eenheid, ook middels een bezinning op zijn institutionele opzet in het kader van een nieuwe Europese Conventie;

    IV.

    om een strategie voor communicatie over en vereenvoudiging van de EMU te lanceren, waarvoor de Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten en maatschappelijke organisaties zich gezamenlijk zouden moeten inzetten.

    2.   De EMU, een hoeksteen

    2.1

    De impact van een voltooide en succesvolle EMU is veel groter dan die van begrotings-, monetaire of bankenregelingen. Gericht leiderschap moet burgers en economische actoren aanmoedigen om in het gemeenschappelijke doel te geloven en het belang van het gevoel om bij Europa te horen, in te zien.

    2.2

    Het komt aan op de komende vijf jaar: in die tijd moet het nu nog breekbare bouwwerk van de EMU tot wasdom komen. Daartoe is er eerst en vooral behoefte aan ownership, openhartigheid en transparantie; daarom hebben we behoefte aan effectief beleid en moet halfslachtigheid worden uitgebannen: voortaan moet zowel door de regeringen van de lidstaten van de eurozone als door de Raad en alle andere organen van de EU duidelijke en onomwonden taal worden gesproken.

    2.3

    In overeenstemming met het desbetreffende pleidooi van enkele prominente Europese politici, ziet het EESC het streven naar een politieke unie als de koers die beslist moet worden gevaren (2). Net als die politici beschouwt het EESC een politieke unie als het sluitstuk van de EMU, maar beziet het dit streven ook in een bredere internationale context: die van de huidige geglobaliseerde wereld die het Westfaalse statensysteem op zijn kop zet en het regelgevend vermogen van individuele landen uitholt.

    2.4

    In de huidige geglobaliseerde wereld kan geen enkele lidstaat in zijn eentje overleven. De soevereiniteit van een land wordt dan ook beter gewaarborgd binnen een gemeenschappelijk politiek en economisch kader.

    2.5

    Het verslag van voorzitter Van Rompuy „Naar een echte EMU” en de daarbij aansluitende Mededeling van de Commissie (november en december 2012) vormen samen een ontwerp voor een stappenplan met concrete maatregelen die dezelfde kant op gaan. Het EESC staat hierachter (3). Hét probleem is dat de kloof tussen werken met een gemeenschappelijke munt enerzijds en voor het economisch bestuur afhankelijk zijn van afspraken tussen regeringen anderzijds, in weerwil van de grote vooruitgang die al is geboekt, onoverkomelijke spanningen oplevert. Het EESC wil beslist dat het Van Rompuy-verslag het beleidsmatige uitgangspunt blijft voor wetgevende initiatieven in de komende periode.

    2.6

    Vooral de eurozone is getroffen door de economische en financiële crisis. Daardoor zijn de grenzen aan de EMU blootgelegd. De euro wordt door velen niet ervaren als een bolwerk van de Europese integratie, maar als een wig die tussen landen en hun maatschappelijk middenveld wordt gedreven. Daarom rijst de vraag of de EU nog wel een toekomst heeft. In die vertekende zienswijze wordt eraan voorbijgegaan dat de crisis — waarvan de oorzaken voor een groot deel buiten de eurozone liggen — zonder gemeenschappelijk munt nog ernstiger zou zijn geweest.

    2.7

    Vooralsnog zetten het gebrek aan evenwicht en de economische verschillen tussen groepen van landen — waarvan al sprake is sinds 1991 zonder dat er ooit iets tegen is ondernomen — een rem op vooruitgang in het integratieproces. Er zijn zelfs gevaarlijke verdeeldheid en trends om te renationaliseren, die de kop opsteken.

    2.8

    Op deze manier wordt de toekomst onvoorspelbaar. Tekenen van herstel houden het optimisme in stand en maken dat ingesteld zijn op crisisbeheer tot het verleden gaat behoren. Wel kan ervan uit worden gegaan dat de groeicijfers nog lang laag/matig zullen blijven, wat voor een deel te wijten is aan het feit dat de EMU nog niet voltooid is en aan de versnippering van de Europese financiële markt. De economie is wisselvallig en nog meer tegenslagen kunnen de komende jaren niet worden uitgesloten: daarom blijft waakzaamheid geboden.

    2.9

    In die sombere context was het hoog tijd voor de besluiten die onlangs zijn en moesten worden genomen (Six Pack, Two Pack en de bankenunie, hoe beperkt ook). Alleen zijn deze nieuwe governance-regelingen voor het grootste deel méér ingegeven door zorg om begrotingen en stabiliteit dan door zorg om mensen, hetgeen verklaart waarom er geen groeibevorderende en sociale maatregelen zijn genomen. Bovendien roepen de traagheid waarmee besluiten worden genomen en de complexiteit van het systeem in de lidstaten en de Raad — openlijk of stilzwijgend — verzet op, omdat er politiek wantrouwen heerst en het argument van de nationale soevereiniteit steeds weer opduikt. Deze situatie heeft de EU al economische en sociale schade opgeleverd en beïnvloedt de positie van de EU in de wereld in ongunstige zin. Kortom, de problemen kunnen onmogelijk worden opgelost zolang er geen vertrouwensbasis is gecreëerd.

    2.10

    Daarom dringt het EESC aan op een overtuigend stappenplan voor de volgende Europese legislatuur waarin wordt uiteengezet welke maatregelen nog nodig zijn om de EMU te voltooien en welke precieze termijnen daarbij moeten worden aangehouden, zonder dat de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en van de vlaggenschipinitiatieven daarvan uit het oog worden verloren. In onderhavig advies worden suggesties gedaan voor enkele van de belangrijkste onderdelen van zo'n stappenplan.

    2.11

    Dat de integratie in de EU wordt gedifferentieerd, is een al met goed gevolg op een aantal beleidsgebieden toegepast beginsel waaraan moet worden vastgehouden. Een groot aantal van de besluiten die moeten worden genomen om de EMU te voltooien, is mogelijk onder de huidige wetgeving en/of kan door meer samenwerking tot stand worden gebracht. Voor andere besluiten is een nieuw verdrag nodig en/of moeten de huidige Verdragen worden gewijzigd. Met die besluiten kan de achterstand die met de voltooiing van de EMU is opgelopen, worden ingehaald en kan een reeks snelle maatregelen worden genomen zonder dat het langetermijnperspectief uit het oog wordt verloren: de eurozone is institutioneel, net zo goed als de lidstaten, aan echte structurele hervormingen toe.

    3.   Eerste stappen: een echt plan voor groei en banen onder de huidige wetgeving

    3.1

    De eerste stap in het stappenplan voor de volgende Europese legislatuur zou moeten zijn dat een echt pact voor groei, banen en stabiliteit wordt ondertekend en uitgevoerd. Hierdoor zou het herstel moeten worden gestimuleerd en zouden de voorwaarden voor de terugbetaling van schulden moeten worden geschapen (een Europese New Deal). Bedoeld stappenplan zou in ieder geval de volgende onderdelen moeten omvatten:

    de uitgifte door de EIB en het EIF van euro-obligaties (waarmee deels al een begin is gemaakt middels projectobligaties), waarbij de landen niet met nog meer schuld worden opgezadeld en die tot doel hebben om het midden- en kleinbedrijf, evenals projecten voor infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, stadsvernieuwing, milieu en trans-Europese netwerken te financieren. Van dergelijke doelgerichte acties van de EIB en het EIF zal een signaal uitgaan, nl. dat van een doortastende Europese inzet voor een beter financieel klimaat voor particuliere investeringen (4);

    investeringen door de overheden van de lidstaten, ook in de sociale sector (5), die worden opgeteld bij de investeringen van de EU middels een systeem van onderling overeengekomen criteria waardoor, in combinatie met de juiste structurele hervormingen, ook particuliere investeringen worden aangetrokken (golden rule);

    de afzwakking of tijdelijke opschorting van bezuinigingsbeleid voor de duur van de crisis, omdat bezuinigingen tot de voornaamste oorzaken van de recessie worden gerekend, tot vermindering van de vraag hebben geleid, de werkloosheid hebben doen toenemen en tot gevolg hebben gehad dat het herstel later is ingezet. Anders gezegd moet van louter bezuinigingsbeleid worden overgestapt op gezamenlijk overeengekomen hervormingen voor duurzame groei, werkgelegenheid en verhoging van de productiviteit (6).

    de toepassing van overeengekomen begeleidende maatregelen voor groei en werkgelegenheid en sociale aspecten in het kader van de uitvoering van „Two pack” en „Six pack” en het begrotingspact;

    een betere toepassing van het Europees Semester: dit nu al vier jaar oude Europees Semester is, vanwege zijn rol in de convergentie en de aanpassingen van de economie, dé springplank naar een economische unie. Het Europees Semester kan wel degelijk goede resultaten opleveren, ook al is het ontsproten aan de zachte coördinatiemethode. Wel zou het naar behoren moeten worden uitgevoerd, transparanter moeten worden gemaakt en behoorlijk voor het voetlicht moeten worden gebracht. Er moet op worden toegezien dat de sociale partners en maatschappelijke organisaties er, zowel in EU-verband als in de lidstaten, bij worden betrokken;

    een behoorlijke naleving van de nationale hervormingsprogramma's: het komt aan op bestuur. De manier waarop nationale administraties werken, is in dit verband van doorslaggevend belang. Er moet, waar dit aangewezen is, duidelijk worden aangegeven welke verbeteringen vereist zijn. Hoe de nationale hervormingsprogramma's worden uitgevoerd, ook als het gaat om de kwaliteit van de nationale administraties, moet door alle belanghebbenden opnieuw worden bekeken en door de Commissie op de voet worden gevolgd.

    de volledige betrokkenheid van de lidstaten bij het Europees Semester (ownership): het Europees Semester, zoals het nu wordt vormgegeven, is nog steeds te technocratisch, wat een rem zet op de tenuitvoerlegging ervan. Nationale parlementen, maar ook de sociale partners en andere organisaties van het maatschappelijk middenveld zouden er hun plaats in moeten krijgen doordat hun de gelegenheid wordt geboden om het Europees Semester naar behoren te bespreken (7).

    4.   Verdieping en voltooiing van de EMU tijdens de volgende legislatuur

    4.1   De monetaire en financiële pijler

    4.1.1

    Als monetaire maatregel zou het mandaat van de ECB, gelijk opgaand met een stringenter macro-economisch bestuur in de eurozone, moeten worden aangevuld om ervoor te zorgen dat de ECB op gelijke voet komt te staan met centrale banken van landen buiten Europa en van Europese landen buiten de EU en buiten de eurozone. Zo zou de ECB o.m. moeten kunnen optreden als kredietverstrekker in laatste instantie en als gelijkwaardige deelnemer aan internationale bijeenkomsten, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan haar autonomie. De ECB moet volledig in staat worden gesteld om liquiditeitscrises te voorkomen op een wijze die gunstig is voor investeringen (midden- en kleinbedrijf).

    4.1.2

    Toch kan de ECB niet alleen alle verantwoordelijkheid dragen. Een volwaardige bankenunie is een conditio sine qua non voor een begrotings- en economische unie (8). Aangezien regeringen en banken nog steeds banden onderhouden, voelen lidstaten er weinig voor om de noodzakelijke politieke en economische voorwaarden te scheppen, met als gevolg dat de meest gepaste en doeltreffende beslissingen op de lange baan worden geschoven (9). Die terughoudendheid van de lidstaten zet ook een rem op een efficiënt toezicht door de ECB op alle banken waardoor financiële versnippering zou moeten worden tegengegaan, ongewenste banden tussen nationaal beleid en banken zouden moeten worden verbroken en gunstige voorwaarden zouden moeten worden geschapen voor grensoverschrijdende fusies van banken.

    4.1.3

    Het Europees Parlement is er tijdens zijn onderhandelingen met de Raad over de bankenunie in geslaagd om overeenstemming te bereiken over vorderingen op de weg naar een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (10). Het EESC staat onvoorwaardelijk achter het standpunt van het Europees Parlement. In de nabije toekomst moeten de besluiten een verenigde Europese kapitaalmarkt dichterbij brengen, die vergelijkbaar is met die van de VS.

    4.1.4

    Bij een bankenunie horen — om volledig te zijn — een goed gestructureerd gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, geharmoniseerde depositogarantiestelsels in de lidstaten en een ESM voor rechtstreekse herkapitalisatie van banken (11). De daaraan gerelateerde besluitvorming moet efficiënt zijn en snelle actie mogelijk maken. Er moet meer vaart worden gezet achter het proces waardoor al die onderdelen worden opgezet en ten uitvoer gelegd.

    4.1.5

    Een bankenunie alléén is ontoereikend om economie en investeringen te stimuleren. De onverkorte toepassing van Bazel III, de Raad voor financiële stabiliteit (FSB) en een oplossing voor banken die te groot zijn om failliet te gaan (de „too-big-to fail”-banken) moeten, in overeenstemming met internationale overeenkomsten (G-20), hoog op de agenda voor de komende jaren staan. Zo kan de Europese financiële sector veerkrachtiger worden gemaakt.

    4.1.6

    Met het onlangs door eurocommissaris Barnier gepubliceerde uitvoerige wetgevingspakket voor bankwezen en financiële markten kan veel worden bijgedragen aan de behoorlijke werking van de financiële markten in Europa en de stabiliteit en betrouwbaarheid van het bankwezen. Daarmee staat of valt de reële economie. De besluiten die de Raad onlangs op dit gebied heeft genomen, gaan slechts voor een deel de goede kant op.

    4.1.7

    Adequate kredietverlening staat — met het oog op het herstel en de groei van economie en de ontwikkeling — bovenaan de prioriteitenlijst. Met EU-wetgeving moet dus de gulden middenweg worden gevonden tussen erop toezien dat banken zich aan stringente kadervoorwaarden houden en voldoende kansen creëren voor operationele banktransacties. Dit laatste vooral om investeringen te vergemakkelijken, die nu eenmaal onmisbaar zijn voor welk groeibeleid dan ook. Uiteraard zijn bevredigende regelingen voor startende ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf van doorslaggevend belang (12).

    4.2   De macro-economische en begrotingspijler

    4.2.1

    Dat de discussie over bindende overeenkomsten voor economische hervormingen op dit gebied moeizaam verloopt in de Europese Raad, spreekt boekdelen en is teleurstellend (13). Daarom dringt het EESC er bij de Commissie op aan om te blijven werken aan haar voorstel voor dergelijke overeenkomsten, wat betekent dat verder moet worden gediscussieerd over de vorm, financiering en democratische legitimering daarvan (14).

    4.2.2

    Partnerschappen op grond van onderling overeengekomen bindende overeenkomsten en bijbehorende solidariteitsregelingen kunnen leiden tot het voeren van gezond bijsturingsbeleid, dat op die manier wordt vergemakkelijkt en ondersteund. Deze overeenkomsten zouden bijdragen aan het ownership van de lidstaten in een gemeenschappelijk kader en aan hervormingen op alle gebieden die verband houden met duurzame groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid, ofwel drie factoren die samen de EU als geheel solider zullen maken (15). Een dergelijk kader zou kunnen bijdragen aan de totstandbrenging van een reactie van de EU op landenspecifieke asymmetrische schokken, hetgeen neerkomt op een vorm van solidariteit in de EU.

    4.2.3

    Dergelijke partnerschappen zouden bevorderlijk zijn voor samenhang en vertrouwen onder de burgers, die onmisbaar zijn om boven zorgen rond de nationale soevereiniteit uit te stijgen. Samenhang en vertrouwen zullen op hun beurt weer bijdragen aan Europese communaliteit als onontbeerlijk uitgangspunt voor EU-instrumenten als een begroting voor de eurozone, een Europees solidariteitsfonds en Euro-obligaties.

    4.2.4

    De convergentie van economische systemen, waaronder belastingregelingen (16), gekoppeld aan een solidariteitsregeling, is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan om de macro- en micro-economische verschillen tussen landen geleidelijk op te heffen. Het gaat hier om een instrument dat — zelfs als dit betekent dat het verdrag ervoor moet worden gewijzigd — waarschijnlijk zal uitgroeien tot een stelsel voor economische compensatie waardoor de economieën van de eurolanden onderling weer in evenwicht worden gebracht en worden geïntegreerd. Het zou op den duur onderdeel kunnen gaan uitmaken van een gemeenschappelijke begroting voor de eurozone. De structuurfondsen en het cohesiefonds kunnen ook te dien einde worden ingezet.

    4.2.5

    De nieuwe Commissie, die hierin een hoofdrol speelt, moet het op zich nemen om — volgens de methode die eurocommissaris Barnier voor het beheer van het financiële systeem heeft gebruikt — wetgevingsvoorstellen uit te werken op gebieden waar de discussie tot dusverre door de lidstaten werd beheerst. Doel daarvan is om in de Raad, dankzij concrete voorstellen, discussies op gang te brengen die vruchten afwerpen.

    4.2.6

    De Commissie heeft vooralsnog te weinig gebruik gemaakt van die methode. Voorbeelden van gevallen waarin daarvan gebruik zou kunnen worden gemaakt, zijn de ex-ante coördinatie van plannen voor grote hervormingen van het economisch beleid, de overeenkomsten voor economische hervormingen met bijbehorende solidariteitsregelingen, de invoering van een Europees schuldaflossingsfonds, en Eurowissels (Eurobills). De Commissie moet bij voorstellen voor de eurolanden steeds aangeven of daarvoor verdragswijzigingen nodig zijn.

    4.2.7

    Door een dergelijke aanpak wordt de Raad gedwongen tot een stellingname over die voorstellen. Het gaat hier om een methode die transparantie hoog in het vaandel heeft, duidelijkheid schept over de verschillende politieke posities en als enige in staat is om de huidige intergouvernementele patstelling te doorbreken. Ook is nodig dat de Commissie hierover naar behoren informatie geeft aan de diverse belanghebbenden, waaronder het grote publiek.

    4.2.8

    Er is op de middellange termijn (sinds het Verdrag van Maastricht) behoefte aan economische governance voor de eurozone. Dit geldt zowel voor het macro- als voor het micro-economisch beleid waarvoor van de huidige coördinatiemethode (die tot dusverre nauwelijks resultaten heeft opgeleverd) wordt overgestapt op gemeenschappelijke besluitvorming over de „fundamenten” van een dergelijk beleid. De situatie waarin de lidstaten van de eurozone dezelfde munt hanteren, maar niet hetzelfde economisch beleid voeren, is niet langer houdbaar. Onder meer om het werk van de ECB te vergemakkelijken, moeten al hun economische beleidsmaatregelen dus onder één noemer worden gebracht.

    4.2.9

    Een herverdelingsregeling die moet worden ingezet bij asymmetrische schokken: het beginsel van „verantwoordelijkheid” — die niet alleen bij de lidstaten, maar ook bij de burgers ligt — mag niet los worden gezien van het begrip „solidariteit”. Daarom moeten er bij asymmetrische schokken voor kwetsbare doelgroepen in de samenleving tijdgebonden concrete maatregelen worden genomen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij alle burgers en alle landen.

    4.2.10

    Volgens diezelfde redenering moet dus worden toegewerkt naar een geschikte eigen begroting voor de eurozone, volgens algemeen aanvaarde regels. Die begroting voor de eurozone is de enige mogelijke opstap naar een gemeenschappelijk begrotingsbeleid en de ondervanging van schokken die zich in de toekomst nog kunnen voordoen. De financiering ervan kan bijvoorbeeld worden geregeld door een speciaal daarvoor ingevoerde belasting, een belasting op financiële transacties (op voorwaarde dat die overal in de eurozone wordt geheven), een koolstofbelasting of een tijdelijke belasting op overschotten van meer dan 6 % op de betalingsbalans, of door de uitgifte van gemeenschappelijke obligaties.

    4.2.11

    Staatsschuld: er zou een regeling moeten worden uitgewerkt waardoor een land zelf verantwoordelijk blijft voor de schulden van zijn overheid, maar zonder dat die schulden ten prooi vallen aan financiële speculatie. De schuld van een land — middels een geleidelijke omzetting tot maximaal 60 % (zoals voorgesteld door het EESC (17)) of voor het deel dat uitkomt boven 60 % (volgens het voorstel van de Commissie voor een schuldafwikkelingsfonds (18)) — zou in een geconsolideerde schuldrekening kunnen worden ondergebracht en door de diverse lidstaten pro rata kunnen worden afgelost. Een andere mogelijkheid is dat er een tijdelijk fonds voor eurowissels (Eurobills) in het leven wordt geroepen. Dit kan als de regeringen een verdrag sluiten waardoor er in de eurozone schuldinstrumenten voor de korte termijn mogen worden uitgegeven. Daarmee zou dus een einde worden gemaakt aan het risico van liquiditeitscrises van regeringen in de eurozone. Volgens de conclusies van de deskundigengroep die speciaal was opgezet om de voordelen en risico's van de diverse opties voor schuldafwikkeling de revue te laten passeren, is het nu tijd voor de Commissie om met een concreet voorstel voor instrumenten en termijnen te komen.

    4.3   De micro-economische pijler

    4.3.1

    Ook micro-economisch beleid verdient veel aandacht. Daarbij wordt vooral gedacht aan industrie- en sectorgebonden beleid, dat van doorslaggevend belang is voor de groei van de Europese economie: het gaat niet aan bij brokjes en beetjes te blijven werken. Het is zaak dat sommige vormen van beleid die indirect gevolgen hebben voor de nationale begrotingen, alsook de bijbehorende besluitvormingsprocedures, gemeenschappelijk worden gemaakt. Op die manier kan worden bewerkstelligd dat de Commissie en de lidstaten één enkele visie aanhangen en samen actie ondernemen. Dit geldt met name voor:

    de voltooiing van de interne markt;

    het scheppen van gunstige voorwaarden voor ondernemingen om in Europa te blijven of naar Europa te komen, met name door een einde te maken aan marktversnippering;

    een gemeenschappelijk industriebeleid (19) waardoor bestaande, innoverende en duurzame economische prestaties overal op het continent een solidere onderbouwing krijgen;

    een gemeenschappelijk energiebeleid. Dit beleid waarvan het gemis een groot probleem vormt, is van doorslaggevend belang voor billijke en stabiele economische voorwaarden in de EU;

    gemeenschappelijke grootschalige infrastructuurprojecten en vervoerbeleid om de connectiviteit te verbeteren;

    convergentie van vennootschapsbelastingen;

    dienstverlening, ook aan ondernemingen;

    de arbeidsmarkt en de mobiliteit van werknemers;

    onderzoeksbeleid.

    4.4   De sociale pijler

    4.4.1

    Het EESC dringt aan op concrete maatregelen voor de sociale dimensie van de EMU (20). De jeugdwerkloosheid blijft onrustbarend hoog. De nieuwe Commissie zou, samen met de lidstaten, haar schouders moeten zetten onder de verbetering van de bestaans- en werkomstandigheden, en wel door:

    steun te geven aan banengroei en startende ondernemingen;

    op alle niveaus aanpassingen van het onderwijsbeleid voor te stellen, en zo nodig ook maatregelen voor de gezondheidszorg;

    de geschikte voorwaarden voor grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te scheppen;

    belastingmaatregelen voor te stellen waardoor het gemakkelijker wordt om werknemers in dienst te nemen;

    maatregelen voor de waarborging van de consumentenrechten voor te stellen;

    voor gendergelijkheid in te staan;

    sociale investeringen te doen (21).

    4.4.2

    Er is op alle niveaus behoefte aan een behoorlijke sociale dialoog. Dit vooronderstelt dat alles wat daadwerkelijke raadplegingen in en tussen de lidstaten in de weg staat, uit de wereld moet worden geholpen. De EU kan en moet daaraan een aanzienlijke bijdrage leveren door belanghebbenden uit diverse landen bijeen te brengen voor discussies over geslaagde methoden en de opstelling van plannen om betere voorwaarden voor de aanwerving van werknemers te scheppen.

    4.4.3

    Als het oogmerk de voltooiing van de EU en dan vooral van de eurozone is, mag niet worden voorbijgegaan aan de sociale consequenties van het gevoerde economisch beleid en mogen de lidstaten dus niet alleen opdraaien voor de consequenties daarvan. Zowel bij economische als bij sociale maatregelen moet niet alleen rekening worden gehouden met de voorwaarden van het stabiliteitspact, maar ook met een veel breder scala aan macro-economische voorwaarden (werkloosheid, groeivoet, betalingsbalans, bezettingsgraad, armoedecijfers, verdeling van inkomens en welvaart enz.). De stabiliteit van de EMU kan onmogelijk worden gegarandeerd zolang de eurozone geen enkel sociaal vangnet heeft voor de gevolgen van rampzalige economische recessies en/of onevenwichtigheden. Soms vergen dergelijke sociale voorzieningen verdragswijzigingen. Op de middellange termijn behoren de volgende voorzieningen tot de mogelijkheden:

    de opzet van een gemeenschappelijk stelsel van werkloosheidsuitkeringen als aanvulling op de nationale systemen. Een dergelijk stelsel kan worden gekoppeld aan gemeenschappelijke regels voor de arbeidsmarkt in de eurozone en aan de mobiliteit van werknemers;

    de toekenning van een toereikend minimuminkomen voor bepaalde groepen mensen die onder de armoededrempel leven en de uitvaardiging van gemeenschappelijke regels voor welzijnszorg en bijstand.

    4.4.4

    In het algemeen belang moeten nog andere beleidsmaatregelen samen worden gericht op de vergroting van het gevoel van burgers om erbij te horen en de vergemakkelijking van het vrije verkeer van personen. Men denke aan:

    de wederzijdse erkenning van kwalificaties en diploma's;

    de kwaliteit en levering van openbare goederen en diensten in de eurozone waardoor de instandhouding ervan wordt gegarandeerd, vooral in tijden van crisis, enz.

    4.5   De politieke pijler

    4.5.1

    Een dergelijk breed opgezet programma kan alleen worden uitgevoerd als de besluitvorming erover democratische legitimiteit geniet. In het volle besef van de aanzienlijke vooruitgang die de laatste paar jaar is geboekt, meent het EESC dat er tijdens de komende legislatuur alleen nog meer vorderingen kunnen worden gemaakt als speciaal aandacht wordt geschonken aan verantwoordingsplicht, legitimiteit, democratie, transparantie en communicatie.

    4.5.2

    De politieke discussie over de eenwording van Europa wordt overal steeds feller. De politieke partijen in de EU moeten duidelijkheid scheppen over hun opties, die bepalend zijn voor de standpunten van de diverse politieke stromingen in het Europees Parlement. Zo kan worden bijgedragen aan een grotere zichtbaarheid van Europese politieke partijen. Europese verkiezingen met een transnationaal karakter waarbij politieke stromingen zich over de grenzen heen kunnen vormen, zou een stevigere onderbouwing geven aan de Europese discussie en zou die discussie vergemakkelijken.

    4.5.3

    De noodzaak van betrokkenheid (co-ownership) en de behoefte aan draagvlak onder de burgers vergen een veel grotere inzet van de nationale parlementen in de Europese discussie. Voorstellen voor wetgeving van de EU en nationale hervormingsprogramma's moeten naar behoren worden besproken in de nationale parlementen. Tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen zouden interactieve raadplegingen over strategische vraagstukken moeten worden gehouden, waardoor ook de betrekkingen tussen nationale parlementen dynamischer worden.

    4.5.4

    De Commissie zou de communautaire methode bij de presentatie van maatregelen en wetgevingsvoorstellen zo doeltreffend mogelijk moeten toepassen, ook als er sprake is van gedeelde bevoegdheden met lidstaten. Zoals in het verleden al is gebleken, werpt een voortvarende en moedige opstelling vruchten af.

    4.5.5

    De Commissie zou door parlementen en/of maatschappelijke organisaties moeten worden gevraagd om deel te nemen aan nationale debatten over Europese aangelegenheden.

    4.5.6

    De Europese Raad en de Raad (en dan vooral de ECOFIN-Raad) zijn centrale besluitvormers op wie het aankomt als het gaat om verantwoordingsplicht en legitimiteit. Daarom is er behoefte aan meer transparantie, een van de voorwaarden die aan democratie worden gesteld.

    4.5.7

    Leden van de Raad die nationale belangen behartigen, evenals medebeslissers in EU-verband, zeggen in eigen land dikwijls iets anders dan in Brussel. Doorgaans leidt dit tot veel verwarring en wordt overeenstemming daardoor bemoeilijkt. Halfslachtigheid is onaanvaardbaar. De lidstaten moeten het eens worden over gemeenschappelijke politieke boodschappen op alle bestuursniveaus en moet die boodschappen steunen.

    4.5.8

    De lidstaten spelen — qua structuur — een zowel actieve als passieve rol in de EMU. Het is mogelijk voor de lidstaten om zich aan de Europese methode te conformeren en toch hun nationale bestuurlijke procedures en tradities in stand te houden, maar dan moeten er in sommige landen vergaande aanpassingen worden doorgevoerd. Of vertrouwen kan worden gekweekt, zal afhangen van de betrouwbaarheid van politieke en bestuurlijke gewoonten.

    4.5.9

    Ook het maatschappelijk middenveld heeft een rol te spelen in de toekomstige opzet van de EU en van een beter geïntegreerde eurozone, hoe vaak die rol ook wordt onderschat. Op veel gebieden hangt vooruitgang volledig of voor een deel af van de inbreng van niet-gouvernementele actoren. Het maatschappelijk middenveld moet daar volledig bij worden betrokken. In te veel landen wordt het maatschappelijk middenveld nog steeds buiten spel gehouden, terwijl maatschappelijke organisaties juist de nodige instrumenten zouden moeten worden verschaft om aansluiting te krijgen bij institutionele besluitvormers. Het maatschappelijk middenveld mag zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan en moet deelnemen aan de besluitvorming van de EU om het democratische gehalte daarvan te vergroten. Zonder de actieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld kan de EMU nooit een succes worden.

    4.5.10

    Vooral voor de sociale partners zou het erg goed zijn als de resultaten van een op consensus berustend model in de lidstaten worden onderzocht. Het EESC is een groot voorstander van zo'n model. Het verdient aanbeveling om voorbeelden van geslaagde methoden uit te wisselen.

    4.5.11

    De huidige regels — zoveel is voor het EESC wel duidelijk geworden — zijn niet geschikt en hebben niet aan de verwachtingen voldaan. Ook is wat de regeringen hebben gedaan en nu nog doen, ontoereikend voor de uitdagingen waarvoor de EMU staat. Nu de crisis stilaan afzwakt, mogen we ons geen rad voor de ogen draaien: de stabilisatiesystemen die in allerijl, terwijl de crisis volop woedde, zijn opgezet, volstaan niet om vooruitgang te boeken en nieuwe crises te voorkomen.

    4.5.12

    De enige manier om herhaling van soortgelijke situaties te voorkomen, is dat de regels voor en de besluitvorming in de eurozone worden veranderd. Beide moeten transparanter en democratischer worden:

    er moet een instantie komen die met de euro wordt belast en met één stem kan spreken, en wel doordat van de eurogroep een instelling wordt gemaakt. De eurogroep zou in staat moeten worden gesteld om bij het uitbreken van een crisis snel besluiten te nemen en tussenbeide te komen. Dan wordt de besluitvorming democratischer en transparanter, met dien verstande dat om te beginnen het vetorecht wordt afgeschaft;

    er zou stapsgewijs een herverdelingsregeling moeten worden ingevoerd en/of een echte begroting voor de eurozone (zie de paragrafen 4.2.9 en 4.2.10), om de burgers openbare goederen te garanderen, evenals een billijkere verdeling van de hulpmiddelen om de hervormingen te ondersteunen en de verschillen tussen de lidstaten te verkleinen, met de mogelijkheid om ook het belastingbeleid gemeenschappelijk te maken enz.;

    er zou met één stem moeten worden gesproken in internationale organisaties;

    het optreden van dit „bestuursorgaan” zou moeten worden gesteund en daarover zou moeten worden gestemd door leden van het Europees Parlement die uit een lidstaat van de eurozone komen (het „europarlement”). Ook de andere leden van het Europees Parlement zouden daarbij aanwezig kunnen zijn, maar dan wel zonder stemrecht.

    5.   Een onverkort politiek Europa ligt in het verschiet

    5.1

    Afgezien van de hierboven geschetste voltooiing van de EMU zou het goed zijn om in de loop van de volgende legislatuur een uitvoerige discussie over verdieping van de hele EU en de werking van haar institutioneel bestel op te starten, waarbij ook een keuze moet worden gemaakt t.a.v. beleid dat gemeenschappelijk moet worden. In die discussie moeten volgens het EESC onderstaande aspecten aan de orde worden gesteld.

    5.2

    Het optreden van de Commissie zou voortaan onderhevig kunnen worden aan goedkeuring door het Europees Parlement, dat bovendien haar initiatiefrecht kan gaan delen. Het Europees Parlement zou kunnen worden verkozen op grond van Europese lijsten die door Europese partijen worden opgesteld.

    5.3

    Ter wille van meer zichtbaarheid en democratische legitimiteit en de scheiding van de machten zou de diarchie tussen voorzitterschap van de Europese Raad en voorzitterschap van de Commissie moeten worden opgeheven. Dit voorzitterschap zou moeten worden bekleed door iemand die ofwel door het Europees Parlement, ofwel rechtstreeks door de bevolkingen wordt verkozen, op voorwaarde dat zijn of haar rol ook wordt veranderd. De huidige Raad zou de „senaat van de lidstaten” kunnen worden, met nieuwe regels voor de werking ervan.

    5.4

    Tot beleid dat (mede) door de EU zou moeten worden gevoerd en waarvoor de EU beslissingsbevoegdheid zou moeten hebben, kunnen ook het buitenlands beleid en het internationale optreden van de EU (één vertegenwoordiging van de EU in internationale organisaties), het defensiebeleid (voor wie wil), het energiebeleid, het onderzoeksbeleid, asielrecht en immigratie en de naleving van normen en rechten (met de bevoegdheid om op te treden tegen lidstaten die normen en rechten overtreden, zoals nu al het geval is bij economische aangelegenheden en begrotingsregels) worden gerekend.

    5.5

    Het nieuwe institutioneel bestel van de EU — dat niet kan worden bewerkstelligd door alleen maar de samenwerking op te voeren — , en de respectieve rollen van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het EESC en het Comité van de Regio's zouden kunnen worden vastgelegd door een nieuwe Conventie. Die Conventie zou haar werkzaamheden vóór 2019 (het jaar waarin er voor het eerst weer, na die van 2014, Europese verkiezingen zullen worden gehouden) moeten afronden.

    6.   Communicatie en vereenvoudiging

    6.1

    Voor het herstel van het vertrouwen moet er beslist goed worden gecommuniceerd. Volgens het EESC zijn goed beleid en geslaagde methoden die alle burgers van de EU een langetermijnperspectief bieden, de beste middelen om de boodschap over te brengen.

    6.2

    De communicatie met het publiek moet worden gestimuleerd en verbeterd. Communicatie kweekt belangstelling en belangstelling leidt tot begrip. Die leerstelling is niet genoeg in aanmerking genomen, een misser die de Commissie en de lidstaten zichzelf hebben te verwijten. Alle sociale media moeten worden ingezet.

    6.3

    De EMU en alles wat daarmee verband houdt, zijn vaak gepresenteerd als een technische aangelegenheid. Dat klopt niet: het belang van de EMU is in wezen van politieke aard en de EMU heeft veel invloed op het dagelijks leven van alle burgers. Dat neemt niet weg dat de EMU maar zelden vanuit die invalshoek wordt besproken, laat staan overgebracht aan het publiek. Daarin ligt een van de verklaringen voor de gigantische kloof tussen de EU en de gewone burger.

    6.4

    Dag in dag uit getuigen uiteenlopende tradities en omstandigheden van het pijnlijke gebrek aan een „gemeenschappelijke EMU-taal”, wat soms erg verwarrend werkt en het maatschappelijk draagvlak ondermijnt. De Commissie is als houder van het initiatiefrecht in het EU-wetgevingsproces de enige gezagdrager die een oplossing kan bieden. In die zin moet ervan worden uitgegaan dat de Commissie en het Europees Parlement meer dan ooit van „politieke” aard worden.

    6.5

    Maatschappelijke organisaties en de sociale partners hebben ieder hun eigen rol te spelen in communicatie, waarvan tot dusverre meestal maar weinig terecht is gekomen. Maatschappelijke organisaties en de sociale partners zouden wat bij burgers en bedrijfsleven leeft, moeten overbrengen aan de overheden en zouden samen naar oplossingen moeten zoeken. Standpunten moeten over en weer worden bekendgemaakt.

    6.6

    Europa mag niet langer overkomen als een ivoren toren, wat nu bij een groot deel van de publieke opinie wél het geval is. De burgers moet duidelijk worden uitgelegd wat de verdiensten van Europese integratie zijn, welke concrete stappen worden genomen en welke voordelen daaraan verbonden zijn, vooral voor investeringen, banengroei en consumenten. Met die nieuwe manier om „het verhaal van Europa te vertellen”, zou moeten worden begonnen doordat de Commissie en de lidstaten, die hierin (naast politieke partijen en maatschappelijke organisaties) een hoofdrol spelen, samen één communicatie- en vereenvoudigingsstrategie gaan toepassen.

    Brussel, 9 juli 2014.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  Zie het advies van het EESC over het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben (ECO/366, rapporteur: Thomas Delapina, par. 1.6) (PB C 133 van 9.05.2013)

    (2)  Cf. met name de toespraak van Wolfgang Schäuble in de Paulskirche op 3 oktober 2011 en zijn Karlspreis-rede in mei 2012, en de toespraak van Giorgio Napolitano voor het Europees Parlement op 3 februari 2014.

    (3)  Zie het advies van het EESC over een hechte economische en monetaire unie (ECO/340, rapporteur: Carmelo Cedrone) (PB C 271 van 19.09.2013).

    (4)  Zie het advies van het EESC over een nieuwe impuls voor groei (ECO/307) (PB C 143 van 22.05.2012), het advies van het EESC over de toekomst van de euro (ECO/334) (PB C 271 van 19.09.2013) en het advies van het EESC over een hechte economische en monetaire unie (ECO/340, rapporteur: Carmelo Cedrone) (PB C 271 van 19.09.2013)

    (5)  Zie het advies van het EESC over de effecten van sociale investeringen (SOC/496, rapporteur: Wolfgang Greif) (nog niet gepubliceerd in het PB)

    (6)  Zie het advies van het EESC over het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben (ECO/366, rapporteur: Thomas Delapina) (PB C 133 van 9.05.2013)

    (7)  Zie het advies van het EESC over de jaarlijkse groeianalyse 2014 (EUR/006, rapporteur: Evelyne Pichenot) (nog niet gepubliceerd in het PB)

    (8)  Zie het advies van het EESC over het bankenuniepakket (ECO/339, rapporteur: Trias Pintó) (PB C 11 van 15.01.2013).

    (9)  Zie Conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013

    (10)  Zie de overeenkomst over een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, die op 20 maart 2014 tussen de Raad en het Europees Parlement is bereikt

    (11)  Zie het advies van het EESC over herstel en afwikkeling van kredietinstellingen (ECO/333, rapporteur: Lena Roussenova (PB C 44 van 15.02.2013) en het advies van het EESC over een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (ECO/350, rapporteur: Daniel Mareels (PB C 67 van 6.03.2014)

    (12)  Zie het advies van het EESC over „Langetermijnfinanciering — financiëledienstensector” (ECO/347, rapporteur: Michael Smyth) (PB C 327 van 12.11.2013) en het advies van het EESC over „Langetermijnfinanciering — Follow-up” (ECO/365, rapporteur: Michael Smyth, corapporteur: Vincent Farrugia (nog niet gepubliceerd in het PB).

    (13)  Zie Conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013

    (14)  Zie het advies van het EESC over CCI/Belangrijke hervormingen van het economische beleid (ECO/348, rapporteur: David Croughan) PB C 271 van 19.09.2013) en het advies van het EESC over de"Jaarlijkse groeianalyse 2014" (EUR/006, rapporteur: Evelyne Pichenot) (nog niet gepubliceerd in het PB)

    (15)  Zie ook de toespraak van Jeroen Dijsselbloem, voorzitter van de eurogroep, waarin een zelfde geluid is te horen: 17 februari 2014 voor het OESO-seminar in Brussel „The Euro Area at the crossroads”

    (16)  Zie het advies van het EESC over het economisch beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben (ECO/366, rapporteur: Thomas Delapina) (PB C 133 van 9.05.2013) Andere relevante fiscale aspecten moeten geleidelijk aan ook in aanmerking worden genomen.

    (17)  Zie het advies van het EESC over een nieuwe impuls voor groei (ECO/307, rapporteur: Carmelo Cedrone) (PB C 143 van 22.05.2012).

    (18)  Zie COM(2012) 777 final/2

    (19)  Zie het advies van het EESC over het industriebeleid (actualisering) (CCMI/108, rapporteur: Joost van Iersel, corapporteur: Enrico Gibellieri) (PB C 327 van 12.11.2013).

    (20)  Zie het initiatiefadvies van het EESC over de „Versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie” (SOC/494, algemeen rapporteur: Georgios Dassis) (PB C 67 van 06.03.2014)

    (21)  Een en ander impliceert armoedebestrijding. Zie het advies van het EESC over de effecten van sociale investeringen (SOC/496, rapporteur: Wolfgang Greif) (nog niet gepubliceerd in het PB)


    Top