EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IE1174

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden bij de integratie van immigranten (vervolgadvies)

PB C 318 van 29.10.2011, p. 69–75 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 318/69


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden bij de integratie van immigranten (vervolgadvies)

2011/C 318/11

Rapporteur: Luis Miguel PARIZA CASTAÑOS

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 januari 2011 besloten overeenkomstig art. 29 A van de uitvoeringsbepalingen van zijn reglement van orde een vervolgadvies op te stellen over

Samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden bij de integratie van immigranten.

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 27 juni 2011 goedgekeurd.

Tijdens zijn op 13 en 14 juli 2011 gehouden 473e zitting (vergadering van 13 juli) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité onderstaand advies uitgebracht, dat met 119 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 11 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

De komende jaren zal de interne mobiliteit van Europese burgers en de immigratie naar Europa van talrijke onderdanen uit derde landen toenemen. Door deze migratieprocessen zal er in de Europese Unie een nog grotere verscheidenheid ontstaan qua afkomst en etnische, religieuze of culturele achtergrond. (1) De toename van de mobiliteit en de immigratie betekenen een uitdaging op lokaal en regionaal niveau.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité veroordeelt het recente optreden dat gericht was op de inperking van de vrijheid van verkeer binnen het Schengengebied, en heeft als inbreng voor de Europese Raad van 24 juni een advies (2) opgesteld.

1.2

In de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei is de integratie van immigranten één van de richtsnoeren. Het EESC wil erop wijzen dat de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid, de verbetering van het onderwijsaanbod en de openbare diensten, de integratie ten goede kunnen komen.

1.3

Het is van groot belang dat de EU over goede gemeenschappelijke wetgeving beschikt zodat het beheer van de immigratiestromen kan worden gekanaliseerd via wettelijke en transparante procedures. De gemeenschappelijke wetgeving moet worden gebaseerd op het Europese Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, om de immigranten dezelfde rechten en plichten te kunnen garanderen, gelijke behandeling en non-discriminatie op de werkplek en in de samenleving.

1.4

In de context van de economische en maatschappelijke crisis groeien in heel Europa de intolerantie, de vreemdelingenhaat en het racisme, ook op de politieke agenda's van enkele regeringen. De EU-instellingen dienen bijzonder actief op te treden bij de bestrijding van vreemdelingenhaat en discriminatie jegens immigranten en de zichtbare minderheden en daarbij gelijke kansen, sociale cohesie en maatschappelijke mobiliteit te blijven bevorderen. De media dienen verantwoordelijkheidsgevoel en pedagogische kwaliteiten aan de dag te leggen.

1.5

Lokale en regionale overheden beschikken over beleids-, wetgevings- en begrotingsinstrumenten om het integratiebeleid verder te ontwikkelen. Vaak richten landelijke politici zich op het beheersen van de migratiestromen, maar staan ze erg ver af van het lokale en regionale niveau, waar de echte uitdaging van de integratie moet worden aangegaan. Er zijn zowel proactieve, preventieve, corrigerende als reactieve beleidsmaatregelen ontwikkeld. De lokale overheden gaan er niet langer van uit dat integratie een natuurlijk proces is dat zonder moeilijkheden verloopt en dat geen specifieke en actieve aanpak zou vereisen.

1.6

Integratie komt niet tot stand door een wetsbesluit, maar is een complex maatschappelijk proces van lange adem, waarbij veel dimensies en actoren zijn betrokken, met name op lokaal niveau. Het maatschappelijke proces van integratie speelt zich af in verschillende dimensies van het leven: in het gezinsleven, bij activiteiten in de wijk en in de stad, op de werkplaats en op scholen en opleidingsinstituten, in het verenigingsleven, in religieuze instellingen, in sportclubs, enz.

1.7

Het maatschappelijk integratieproces dient te worden bevorderd vanuit een wettelijk kader dat „de geleidelijke gelijkstelling van de immigranten met de rest van de bevolking” garandeert. „Dit impliceert dat iedereen dezelfde rechten en plichten heeft en gelijke toegang tot goederen, diensten en kanalen voor burgerparticipatie”. (3) In de eerste van de gemeenschappelijke basisbeginselen van het integratiebeleid van de Europese Unie (4) staat: „Integratie is een dynamisch tweerichtingsproces van wederzijdse aanpassing door alle immigranten en ingezetenen van de lidstaten”. (5)

1.8

Maatregelen voor integratie en sociale inclusie dienen op verschillende terreinen te worden ingezet  (6), zoals de eerste opvang, talenonderwijs, kennis over wetgeving en cultuur, huisvesting, gezondheidszorg, armoede- en discriminatiebestrijding, werkgelegenheids- en opleidingsbeleid, gendergelijkheid, onderwijs voor minderjarigen, gezins- en jeugdbeleid, uitbreiding van maatschappelijke dienstverlening en bevordering van de maatschappelijke deelname van immigranten. Personeel in dienst van de overheid dient een afspiegeling te zijn van de etnische en culturele verscheidenheid en overheidsambtenaren dienen interculturele scholing aangeboden te krijgen. Op lokaal en regionaal niveau moeten de interculturele en interreligieuze dialoog en samenwerking worden bevorderd.

1.9

Democratisch bestuur is gebaseerd op het principe dat alle leden van de beleidsgemeenschap rechtstreeks of onrechtstreeks in het besluitvormingsproces zouden moeten kunnen deelnemen. Wil het integratiebeleid kunnen slagen, dan is er actieve samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld en de lokale en regionale overheden nodig wat het ontwerp, de tenuitvoerlegging en de beoordeling van het integratiebeleid betreft.

1.10

Voor een democratische samenleving is het nodig dat iedereen kan deelnemen aan de besluitvorming over beleid dat van invloed is op hun leven. De Europese multiculturele steden van de XXIe eeuw dienen democratischer te worden en daartoe niet-EU-ingezetenen het recht te verlenen om deel te nemen aan het politieke leven. (7)

1.11

Het EESC heeft erop aangedrongen (8) om ook aan onderdanen van derde landen die de status van langdurig ingezetene van een EU-lidstaat bezitten, het Europees burgerschap toe te kennen. Tevens roept het op tot meer flexibiliteit bij de nationale naturaliseringsmaatregelen.

1.12

Het EESC zou de conclusies van de conferentie van Zaragoza kracht kunnen bijzetten middels een advies over de indicatoren van actief burgerschap.

1.13

Er is in de lidstaten te weinig gevolg gegeven aan het negende gemeenschappelijke basisbeginsel „De deelname van immigranten aan het democratisch proces en de opstelling van integratiebeleid en -maatregelen, met name op lokaal niveau, ondersteunt hun integratie”. In de derde editie van MIPEX (9) (integratie-indicatoren uit 31 landen in Europa en Noord-Amerika) wordt geconcludeerd dat de meeste immigranten weinig mogelijkheden hebben om deel te nemen aan het beleid dat van invloed is op hun leven.

1.14

Het EESC is van oordeel dat er een proactief integratiebeleid moet worden uitgewerkt, op basis van tweerichtingsverkeer, nl. gericht op zowel het gastland als op de immigranten. De doelstelling is hierbij om een maatschappij tot stand te brengen waarin alle burgers, ongeacht hun herkomst, dezelfde rechten en plichten hebben, en de waarden onderschrijven van democratische, open en pluralistische samenlevingen.

1.15

In de Europese steden maken maatschappelijke organisaties zich sterk om tot een tolerantere samenleving te komen en inburgering te bevorderen. Deze organisaties vertegenwoordigen een fantastisch maatschappelijk kapitaal en zijn in staat om de integratie in de samenleving op verschillende terreinen te stimuleren. Het EESC pleit ervoor dat de lokale en regionale overheden de inspanningen van de maatschappelijke organisaties een steun in de rug geven, ook op financieel vlak, en dat ze deze organisaties betrekken bij en raadplegen over het integratieproces via openbare en transparante procedures. De financiering mag geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van deze organisaties.

1.16

Ook dient de governance te worden verbeterd met het oog op de integratie en wel via participatiemechanismen voor het maatschappelijk middenveld. In dit verband zou het een goede zaak zijn als de rol van de bestaande adviesinstanties zou worden versterkt en hun betrokkenheid zou toenemen, bijvoorbeeld door nieuwe fora en platforms te creëren in de steden en regio's die hiertoe nog niet het initiatief hebben genomen. Overheidscampagnes werpen immers meer vruchten af als maatschappelijke actoren en lokale en regionale overheden via participatiemechanismen dichter tot elkaar worden gebracht.

1.17

Het EESC stelt voor dat overheden van Europese steden en regio's adviesraden, -fora en -platforms oprichten, zodat het maatschappelijk middenveld (belangenverenigingen van migranten en organisaties die migranten ondersteunen, mensenrechtenorganisaties, vrouwenorganisaties, de sociale partners - vakbonden en werkgeversverenigingen - en andere betrokken ngo's) kan worden betrokken bij en deelnemen aan het integratiebeleid. Op gemeentelijk niveau zouden de participatiemechanismen moeten worden aangepast aan de lokale kenmerken; ze zouden een vaste of meer flexibele vorm kunnen aannemen. Lokale en regionale overheden dienen meer maatregelen te treffen om de belemmeringen die de participatie in de weg staan op te heffen.

1.18

De Europese Commissie zou in de nieuwe Agenda voor integratie het belang van het lokale en regionale niveau moeten benadrukken en de samenwerking tussen de lokale en regionale overheden en de maatschappelijke organisaties moeten bevorderen. Integratie speelt zich met name op lokaal niveau af - het is daar waar een gevoel van verbondenheid versterkt kan worden. Maatschappelijke en politieke deelname is van groot belang om dit gevoel van verbondenheid te genereren.

1.19

In de Mededeling van de Commissie moet worden voorgesteld dat er op lokaal niveau structuren in het leven worden geroepen waardoor het maatschappelijk middenveld en de immigranten kunnen worden geraadpleegd. Het Europees integratiefonds kan de lokale overheden helpen om de financiering van dit soort activiteiten rond te krijgen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de organisaties.

1.20

Met het oog op de volgende tussentijdse beoordeling is het EESC van mening dat het Fonds zijn middelen moet opschroeven en flexibelere financieringsmechanismen voor de lokale en regionale overheden moet invoeren. Ook zou de Commissie ertoe moeten overgaan om wel 20 % van het Fonds te beheren, zodat er communautaire acties kunnen worden gefinancierd met een belangrijke toegevoegde waarde. Het EESC deelt de zorg van verschillende migrantenorganisaties die constateren dat het Fonds wel de door de grote organisaties ingediende projecten financiert die op een zeer ruime cofinanciering kunnen rekenen, maar niet die van de kleine lokale organisaties.

2.   Achtergrond en algemene opmerkingen

2.1

Het EESC heeft zich in verschillende adviezen sterk gemaakt voor een gemeenschappelijke aanpak van het integratiebeleid van de EU: de gemeenschappelijke agenda voor integratie, de gemeenschappelijke basisbeginselen, het Europees integratiefonds, het houden van ministeriële conferenties, het netwerk van nationale contactpunten, de integratiehandboeken, de jaarverslagen, de website, evenals de oprichting van het Europees Integratieforum.

2.2

Met het Verdrag van Lissabon beschikt de EU nu over een rechtsgrondslag (art. 79, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de EU) om maatregelen te formuleren ter aanmoediging en ondersteuning van de actie in de lidstaten wat de integratie van onderdanen uit derde landen betreft.

2.3

In 2006 heeft het EESC een initiatiefadvies (10) opgesteld waarmee het een bijdrage wilde leveren aan het gemeenschappelijk integratiebeleid vanuit een lokaal en regionaal perspectief. Het wees erop dat het integratiebeleid niet de uitsluitende bevoegdheid is van de lidstaten, maar ook van de lokale en regionale overheden.

2.4

Er is goed bestuur nodig, teneinde erop toe te zien dat de overheden dit maatschappelijk proces ondersteunen met passende beleidsmaatregelen. Regionale en lokale overheden beschikken – naar gelang van de bevoegdheden die zij in de verschillende lidstaten hebben – over beleids-, wetgevings- en financiële instrumenten; zij worden geacht om deze op adequate wijze in te zetten in het integratiebeleid. Programma's en maatregelen kunnen pas doeltreffend en samenhangend zijn als ze elkaar aanvullen, behoorlijk op elkaar worden afgestemd en worden geëvalueerd op drie niveaus (nationaal, regionaal en lokaal).

2.5

Het EESC wil erop wijzen dat het maatschappelijk middenveld zich betrokken voelt bij, en zich inzet voor het integratiebeleid en de discriminatiebestrijding op lokaal en regionaal niveau. Zo worden er initiatieven genomen in migrantenorganisaties en organisaties die immigranten ondersteunen, vakbonden, werkgeversorganisaties, ngo's voor mensenrechten en racismebestrijding, in religieuze gemeenschappen, in vrouwen-, jongeren- en buurtorganisaties, op scholen en opleidingsinstituten, op sportclubs, in culturele kringen, enz.

2.6

Het EESC heeft er in een eerder advies al op gewezen dat werk een fundamenteel onderdeel van het maatschappelijke integratieproces is. „Met werk onder fatsoenlijke omstandigheden kunnen immigranten immers in hun eigen onderhoud voorzien, wordt het gemakkelijker om sociale contacten te leggen en kunnen immigranten en autochtonen elkaar beter leren kennen.”  (11)

2.7

Onderwijs en opleiding zijn van fundamenteel belang voor het integratieproces en het creëren van gelijke kansen. De mogelijkheden voor levenslang leren in het bedrijfsleven moeten worden uitgebreid zodat migrantenwerknemers meer kans hebben op de erkenning van hun beroepskwalificaties. De EU zou flexibelere maatstaven aan de dag moeten leggen voor de erkenning van academische en beroepstitels die in het land van herkomst zijn behaald.

2.8

Het EESC heeft in kaart gebracht (11) tegen welke moeilijkheden illegaal verblijvende migranten hoofdzakelijk oplopen en heeft voorgesteld dat er procedures voor individuele regularisatie worden ontwikkeld, waarbij wordt gekeken in hoeverre illegaal verblijvende immigranten al in de maatschappij en op de arbeidsmarkt zijn ingeburgerd. Dit zou moeten gebeuren op basis van de verbintenis die de Europese Raad is aangegaan in het Europees Pact inzake immigratie en asiel. (12) Voor individuele regularisering wordt gekeken naar de mogelijkheden die de nationale wetgevingen bieden als het gaat om humanitaire of economische redenen. Er wordt extra aandacht besteed aan de grotere kwetsbaarheid van vrouwen.

2.9

Het herziene Europees Sociaal Handvest  (13), een instrument van de Raad van Europa, bevat in zijn art. 19 een catalogus voor de integratie van migrantenwerknemers en hun gezinnen; het EESC zou dit als uitgangspunt moeten nemen voor de ontwikkeling van mensen in een stedelijke context. 30 van de 47 landen die in de Raad van Europa zetelen hebben het Handvest geratificeerd. Het bevat een belangrijk stelsel van collectieve klachten die mogen worden ingediend door vakbonden, werkgevers en maatschappelijke organisaties (slechts 14 landen hebben dit stelsel geratificeerd).

2.10

Bovendien zullen burgers en representatieve organisaties vaker de kans krijgen hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden (artikel 11 VEU). In 2010 bracht het EESC een initiatiefadvies uit waarin het deze bepaling verwelkomde als een historische stap op weg naar het Europa van de burgers (14), via de horizontale en verticale dialoog en het Europese burgerinitiatief. Het was van oordeel dat er (kwantitatieve en kwalitatieve) representativiteitscriteria voor de deelname van verenigingen moeten worden ingevoerd, en stelde voor dat ook onderdanen uit derde landen die permanent in de EU verblijven, mogen deelnemen aan het burgerinitiatief.

3.   Het Europees Integratieforum

3.1

Op verzoek van de Europese Commissie heeft het EESC in 2008 een verkennend advies (15) opgesteld dat als basis gold voor de oprichting van het Europees Integratieforum, dat elk halfjaar zitting houdt in het gebouw van het EESC. Het Forum heeft al vijf plenaire vergaderingen gehouden. Met dit advies levert het EESC een bijdrage aan de 5e plenaire vergadering (mei 2011), waarin is gesproken over het belang van de lokale en regionale bijdragen aan de integratie.

3.2

Aan het Forum wordt deelgenomen door de EU-instellingen, verschillende deskundigen en honderd vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld (migrantenorganisaties, mensenrechtenorganisaties, sociale partners en andere hierbij betrokken ngo's). Het Forum wordt geraadpleegd door de EU-instellingen, het wisselt informatie uit en stelt aanbevelingen op om het thema van de integratie hoog op de Europese agenda te houden. De nationale succesvolle praktijken worden daarbij niet uit het oog verloren. Het Forum wordt bijgestaan door een bureau dat uit vier leden bestaat (een vertegenwoordiger van de Commissie en van het EESC en twee vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld). In tegenstelling tot andere raadplegingsmechanismen van de Commissie, is het Forum een gestructureerde, permanente en proactieve spreekbuis van het maatschappelijk middenveld.

3.3

Het EESC heeft een actieve deelname in dit Forum toegezegd en heeft besloten om een permanente studiegroep „Immigratie en integratie” (IMI) in het leven te roepen binnen de afdeling SOC. Deze studiegroep formuleert adviezen, organiseert hoorzittingen en neemt deel aan de werkzaamheden van het Forum.

3.4

Het programma van Stockholm (16) is eveneens een uitnodiging aan de Commissie om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen om zo de deelname en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld te verbeteren. Daarbij mogen de integratiedoelstellingen van de verschillende beleidsniveaus niet uit het oog worden verloren. Er is in dit verband een belangrijke rol weggelegd voor het Europees Integratieforum en de Europese website over integratie.

3.5

In verschillende lidstaten en ook bij sommige regionale overheden zijn er fora en platformen met een adviserende taak in het leven geroepen waarin maatschappelijke organisaties participeren. Op lokaal niveau komen maatschappelijke en de migrantenorganisaties het beste tot hun recht in hun adviserende rol. Het gaat om heel uiteenlopende organisaties, die een afspiegeling zijn van de verschillende maatschappelijke en politieke omstandigheden en culturen in Europa.

3.6

Voorafgaand aan de vierde zitting van het Europees Forum heeft het EESC de Migration Policy Group de opdracht gegeven een nota op te stellen om de situatie van de nationale adviesinstanties op het vlak van integratie in kaart te brengen. (17) Er bestaan nationale adviesinstanties in 11 landen (in Duitsland en in Italië bestaat er alleen een wettelijk kader, maar nog geen instantie; in Ierland is deze net opgericht). In 15 landen bestaan er lokale adviesinstanties. Regionale adviesinstanties zijn er in 10 landen (bijvoorbeeld in Duitsland en in andere federale staten). En in 3 landen (Oostenrijk, Frankrijk en Griekenland) zijn er wel lokale maar geen nationale adviesinstanties aanwezig.

4.   De ministersconferentie van Zaragoza

4.1

Het EESC heeft met twee adviezen (18) deelgenomen aan de voorbereiding van de laatste ministersconferentie over Integratie in Zaragoza (19). Voor het eerst werd de ministersconferentie door twee afgevaardigden van het Forum bijgewoond.

4.2

In de conclusies van de conferentie wordt erop gewezen dat het hoog tijd is voor een nieuwe Agenda voor integratie. De Europese Commissie legt de laatste hand aan een nieuwe Agenda voor integratie. Het EESC heeft met het oog daarop een informatief rapport opgesteld. (20)

4.3

In de verklaring van Zaragoza wordt benadrukt dat het maatschappelijk middenveld een actieve rol te vervullen heeft bij het integratieproces en wordt aangegeven dat het noodzakelijk is om een proefproject op te zetten met het oog op de beoordeling van het integratiebeleid.

4.4

De lidstaten, de regio's en de lokale overheden dienen de lokale initiatieven voor integratie en de methodologieën voor burgerparticipatie te versterken. Er zal worden geijverd voor de oprichting van netwerken en voor meer dialoog tussen de lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld.

4.5

De in de verklaring gehanteerde indicatoren betreffen werkgelegenheid, onderwijs en maatschappelijke integratie, evenals actief burgerschap, aangezien de deelname van immigranten aan het democratisch proces - als actieve burgers - bijdraagt tot de integratie en het gevoel van verbondenheid versterkt.

4.6

Het EESC, dat deelnam aan de conferentie, heeft erop gewezen dat er naast kwantitatieve ook kwalitatieve indicatoren moeten worden ontwikkeld. Bovendien zou het EESC de conclusies van de conferentie van Zaragoza kracht kunnen bijzetten middels een advies over de indicatoren van actief burgerschap.

5.   Governance in de steden

5.1

In de preambule (21) van het Europees Handvest inzake Lokale Autonomie uit 1985 staat dat „het recht van burgers deel te nemen aan het openbaar bestuur een van de democratische beginselen is die alle lidstaten van de Raad van Europa gemeen hebben”. Op lokaal niveau kan dit recht op de meest rechtstreekse wijze worden uitgeoefend.

5.2

In Conventie nummer 144 van de Raad van Europa voor de deelname van buitenlanders aan het openbare leven op lokaal niveau uit 1992  (22) staat dat de actieve deelname van buitenlanders de ontwikkeling en de welvaart van de lokale gemeenschap ten goede komt. De conventie roept ertoe op om buitenlandse ingezetenen vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van vereniging te garanderen, om adviesraden op te zetten waarin buitenlandse ingezetenen op lokaal niveau vertegenwoordigd kunnen worden en tot slot om buitenlandse ingezetenen stemrecht te geven bij lokale verkiezingen. De conventie is echter door heel weinig lidstaten bij de Raad van Europa ondertekend, reden waarom het EESC bij de lidstaten wil aandringen op ratificatie ervan.

5.3

In het Europese Handvest voor de bescherming van de mensenrechten in de stad  (23), dat in 2000 in St. Denis door meer dan 70 Europese steden werd goedgekeurd, staat dat de stad de politieke en maatschappelijke ruimte is voor een democratie die dichtbij de burgers staat. Een stad komt tot leven dankzij de actieve deelname van haar burgers. De steden die het Handvest hebben ondertekend, hebben de afspraak gemaakt om het recht op participatie in het lokale leven middels vrije en democratische verkiezingen van hun lokale vertegenwoordigers te erkennen, zonder daarbij onderscheid te maken tussen buitenlandse en nationale ingezetenen. Ook stellen ze voor om het recht op actief en passief stemrecht uit te breiden tot diegenen die ten minste sinds twee jaar in de stad verblijven. Verder roepen ze ertoe op om, voor zoverre de nationale wetgevingen dit toelaten, het democratische leven te stimuleren door burgers en hun verenigingen te betrekken bij besluiten die de lokale gemeenschap betreffen (via publieke debatten en vergaderingen, gemeentelijke referenda, openbare activiteiten, enz.).

5.4

In 2003 hebben de leden van het netwerk Eurocities, waar 128 grote steden deel van uitmaken, de „Bijdrage tot good governance op het gebied van de integratie van immigranten en de opvang van asielzoekers” (24) goedgekeurd. Dit Handvest, dat is opgesteld door en voor de steden, omvat algemene beginselen over de wijze waarop integratie kan worden aangepakt. Zo wordt erkend dat een lokaal integratiebeleid meer vruchten afwerpt als de hele gemeenschap erbij betrokken is.

5.5

Het Comité van de Regio's (CvdR) is bijzonder proactief op het gebied van integratie en heeft verschillende adviezen (25) opgesteld. Daarin wijst het erop dat lokale en regionale overheden nauw zijn betrokken bij de formulering, uitvoering, evaluatie en monitoring van het integratiebeleid en dat ze daarom moeten worden beschouwd als onmisbare partners voor de uitwerking van dergelijk beleid. (26) Ook wijst het CvdR op het belang van een actieve rol van lokale en regionale overheden bij de integratie van immigranten en werkt ze op dit vlak samen met de Europese Commissie.

5.6

In een initiatiefadvies (27) gericht aan de Conventie die belast was met het opstellen van het uiteindelijk afgeketste grondwettelijk verdrag, stelt het EESC zich op het standpunt dat onderdanen van derde landen die de status van langdurig ingezetene van een EU-lidstaat bezitten, het Europees burgerschap moeten krijgen. Het EESC dringt er bij de Commissie en het Europees Parlement op aan om nieuwe initiatieven goed te keuren, zodat immigranten met een permanente verblijfsvergunning burgerrechten kunnen verkrijgen, met name op lokaal niveau.

5.7

In het tweede Handboek over integratie voor beleidsmakers en uitvoerders (28) wordt aanbevolen om te investeren in maatschappelijke mobilisering en organisatie, in gestructureerde communicatie en dialoog en in de versterking van de lokale integratienetwerken.

5.8

SMART CITIES (29) (Slimme Steden) werd in 2007 opgericht als een instrument voor voortgaande evaluatie. Er doen 70 Europese steden van middelgrote omvang aan mee, die strategieën voor duurzame ontwikkeling op het gebied van economie, mensen, governance, mobiliteit, het milieu en de kwaliteit van leven betreffen. Er worden verschillende indicatoren gebruikt. Het EESC stelt voor dat de voorstellen uit dit advies op het gebied van mensen en governance in aanmerking worden genomen.

5.9

Interculturele steden (ICC) is een gezamenlijk programma - een gezamenlijke actie - van de Raad van Europa en de Europese Commissie en werd tijdens het Europees Jaar voor de Interculturele dialoog in 2008 in het leven geroepen. Doelstelling is om bij te dragen tot de ontwikkeling van een intercultureel integratiemodel in stedelijke gemeenschappen die worden gekenmerkt door hun diversiteit. Interculturaliteit wordt hier opgevat als een concept ter ondersteuning van beleid en praktijken die de interactie, het wederzijds begrip en het respect tussen de verschillende culturen en etnische minderheden versterken.

5.10

In het kader van het programma Interculturele steden worden in het document „Citizenship and participation in the intercultural city (30) de methoden en procedures in kaart gebracht die steden kunnen toepassen om de interculturele dialoog en de interactie te bevorderen. In het document worden verder de beginselen uit de Conventie van de Raad van Europa voor de deelname van buitenlanders aan het openbare leven op lokaal niveau uit 1992 nogmaals onderschreven en wordt gepleit voor meer creativiteit bij de raadpleging, die flexibeler kan en in informelere contexten kan plaatsvinden. Deze benadering vormt een waardevolle aanvulling op de governancestrategieën op de lange termijn die gebaseerd zijn op de werkzaamheden van adviesorganen.

5.11

Een aanzienlijk aantal lidstaten biedt momenteel al (geheel of gedeeltelijk) stemrecht aan hun buitenlandse ingezetenen: België, Denemarken, Estland, Finland, Griekenland, Ierland, Nederland, Malta, Portugal, Slowakije, Spanje, Zweden en Groot-Brittannië. Toch blijft de actieve deelname van de buitenlandse bevolking beperkt, reden waarom het EESC meent dat de overheid en het maatschappelijk middenveld de handen ineen moeten slaan om deze betrokkenheid te vergroten.

5.12

Volgens MIPEX III kunnen ingezetenen uit derde landen zich in 13 Europese lidstaten voordragen als kandidaten voor de gemeenteverkiezingen, kunnen ze in 19 lidstaten stemmen voor deze verkiezingen, in 7 voor de regionale verkiezingen en in 2 voor de landelijke verkiezingen (Portugal en Verenigd Koninkrijk). Zoals al is benadrukt, bestaan er landelijke adviesorganen in 11 lidstaten en lokale adviesorganen in 15 lidstaten.

5.13

Uit de gegevens van MIPEX III kunnen heel belangrijke feiten worden gehaald, niet alleen over de lidstaten waar raadpleging van de immigranten al een feit is, maar ook over de ontwikkeling van een daadwerkelijk integratiebeleid. In lidstaten waar gedegen raadplegingsmechanismen bestaan, zijn de politieke vrijheden van alle personen gegarandeerd, worden maatschappelijke organisaties van immigranten gesteund met voldoende middelen, worden het stemrecht en het volwaardig burgerschap uitgebreid en wordt er meer werk gemaakt van de optimale deelname van alle ingezetenen aan raadpleging over werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. MIPEX wijst erop dat adviesorganen geen vervanging zijn van het stemrecht.

5.14

Kenmerkend voor de meest degelijke adviesorganen in Europa is dat ze al lange tijd actief zijn (sommigen al sinds de jaren '70 en '80) en dat ze gevestigd zijn in landen die van oudsher immigratielanden zijn. In de Zuid-Europese lidstaten, waar nog geen lange immigratietraditie bestaat, zijn veel minder krachtige organisaties. Midden-Europa wordt pas sinds kort met immigratie geconfronteerd en heeft nog weinig ontwikkelde organisaties.

5.15

Wanneer we deze platformen bekijken aan de hand van de criteria van de Raad van Europa (31), wordt duidelijk dat de oprichting en de instandhouding ervan niet moeten afhangen van de politieke wil van overheden en regeringen, maar het gevolg moeten zijn van duidelijke wetsbepalingen. Ze moeten initiatieven kunnen nemen en reacties en feedback kunnen ontvangen op die gebieden waar een raadpleging van kracht is. Dat is, als wordt afgegaan op de verhalen die tijdens het 5e Integratieforum zijn ingezameld, nog geen gangbare praktijk. Ook moet het gaan om representatieve structuren, met een duidelijk leiderschap van migranten en uitgerust met voldoende financiële middelen. (32) Het EESC wijst op het belang van een goede vertegenwoordiging van de organisaties en van de participatie van vrouwen.

5.16

In Valencia werd er op 30 maart 2011 in het kader van de formulering van een EESC-advies een hoorzitting georganiseerd door het EESC en de Regionale regering van de autonome gemeenschap Valencia met als titel „Samenwerking tussen lokale en regionale overheden en maatschappelijke organisaties”. Er werden ervaringen betreffende raadplegings- en participatiepraktijken uitgewisseld tussen Rome (Italië), Vlaanderen (België), Straatsburg (Frankrijk), Dublin (Ierland), de deelstaat Hessen (Duitsland), Århus (Denemarken) en Valencia (Spanje). In dit advies zijn veel van de ervaringen en ideeën van die bijeenkomst opgenomen.

5.17

Het EESC is van oordeel dat lokale en regionale overheden het eenvoudiger moeten maken voor mensen met een migrantenachtergrond om zich te verenigen. Momenteel hebben onderdanen uit derde landen nog altijd beperkte burgerschapsrechten in de nationale wetgevingen (het recht op deelname aan de politiek middels actief stemrecht wordt nog onvoldoende en op ongelijke wijze erkend). Het verenigingsleven bevordert de georganiseerde deelname van mensen, versterkt de solidariteitsnetwerken, verbetert de voorwaarden voor inburgering en welzijn en komt uiteindelijk de hele gemeenschap ten goede.

5.18

Het zou een goede zaak zijn als lokale en regionale overheden het verenigingsleven zouden stimuleren, met name van migranten, en deze met behulp van technische middelen kracht zouden bijzetten (verenigingen helpen om hun democratische, economische, financiële en communicatiemanagement te organiseren, maatregelen voor capaciteitsopbouw en leiderschapsvorming (met name voor vrouwelijke immigranten), het promoten van fora en netwerken, uitwisseling van goede praktijken, enz.); ook zijn er economische middelen nodig (subsidies, overeenkomsten of de toekenning van contracten op basis van dienstverlening) en materiële middelen (infrastructuur voor organisaties: lokalen en basismiddelen voor de ontwikkeling van de activiteiten).

5.19

Ook zouden lokale en regionale overheden de deelname van migranten in maatschappelijke organisaties, zowel als leden als binnen het bestuur, moeten stimuleren. Van bijzonder belang zijn buurtverenigingen, de deelname van ouderverenigingen in het onderwijs, culturele, sport- en vrijetijdsverenigingen, religieuze gemeenschappen en vakbonds- en werknemersorganisaties. Het vakbondslidmaatschap kent een lange traditie in Europa en veel migrantenwerknemers zijn lid van vakbonden. Er bestaat een grote etnische en culturele diversiteit onder de leden, waardoor de vakbonden een belangrijke rol van maatschappelijke bemiddeling vervullen.

5.20

Ook de contacten tussen de migrantenverenigingen en de overige maatschappelijke organisaties dienen verder te worden uitgebouwd, waardoor de op gemeenschappelijke doelstellingen gebaseerde burgernetwerken verder kunnen groeien (onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling). Het Europees Jaar van de Vrijwilligers is een goede gelegenheid voor de erkenning van en de steun aan deze organisaties.

5.21

In de EU bestaan heel uiteenlopende vormen van samenwerking: fora, platformen of adviesraden en dialooggroepen. In het derde Handboek over integratie voor beleidsmakers staat dat een platform voor dialoog een burgerruimte is „waarin een open en respectvolle uitwisseling van standpunten tussen immigranten, met buurtbewoners of met de overheden kan plaatsvinden”. De doelstelling is dat deelnemers een gemeenschappelijke basis vinden en wederzijds vertrouwen ontwikkelen.

5.22

Het EESC is van mening dat het Europees Integratieforum in overleg met de in Europa actieve fora en de adviesraden moet werken. Ook dienen de lokale en regionale fora in de lidstaten netwerken op touw zetten (een goed voorbeeld hiervan bestaat in Denemarken, waar de Raad van etnische minderheden is samengesteld uit 14 gekozen leden die door 42 lokale fora zijn verkozen).

5.23

Het is de wens van het EESC om mee te werken aan de democratisering van de steden in Europa en om het gemeenschappelijk burgerschap verder te ontwikkelen, voor iedereen, met de woonplek als uitgangspunt. De stad is immers de aangewezen plaats voor mensen met heel verschillende achtergronden om een gevoel van saamhorigheid te ontwikkelen. De meeste immigranten identificeren zich eerder met de stad waarin ze wonen dan met het land. Het is in de eerste plaats in steden dat inwoners hun problemen, plannen en dromen delen.

6.   Het Europees Integratiefonds

6.1

Tijdens het 5e Europees Integratieforum is in het kader van de tussentijdse evaluatie die momenteel door de Europese Commissie wordt uitgevoerd, gediscussieerd over de werking van het Fonds. In lijn met de daar geformuleerde conclusies wil het EESC onderstaande voorstellen aandragen.

6.1.1

Er zou prioriteit moeten worden gegeven aan het samenwerkingsbeginsel zoals dat in artikel 10 van het Besluit van het Fonds is omschreven. In dit verband zouden de lidstaten de lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld moeten betrekken bij de uitwerking, uitvoering en ex-postevaluatie van het meerjarenprogramma en het gebruik van het Fonds op nationaal niveau.

6.1.2

De huidige regels en procedures van het Fonds zijn te ingewikkeld en vormen bureaucratische obstakels die de financiering voor zowel de maatschappelijke organisaties als voor de lokale en regionale overheden bemoeilijken. (33) Het EESC pleit ervoor dat deze regels in overleg met het Europees Integratieforum en in het kader van het samenwerkingsbeginsel worden herzien, met name wat de criteria voor toegang, cofinanciering, transparantie en mensen betreft. Het EESC is van mening dat de meerwaarde van het Fonds alleen kan worden gewaarborgd als er bij alle gefinancierde projecten uitgegaan wordt van het eerste gemeenschappelijke basisprincipe: „Integratie is een dynamisch tweerichtingsproces”.

Brussel, 13 juli 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6.

(2)  PB C 248 van 25.8.2011, blz. 135.

(3)  PB C 125 van 27.5.2002, blz. 112.

(4)  Document van de Raad 14615/04 - Door de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten op 19 november 2004 goedgekeurde gemeenschappelijke basisbeginselen.

(5)  COM(2005) 389 definitief. Een gemeenschappelijke agenda voor integratie - Kader voor de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese Unie.

(6)  PB C 347 van 18.12.2010, blz. 19.

(7)  R. Gropas & R. Zapata-Barrero (2011) „Active immigrants in multicultural contexts: democratic challenges in Europe”, in A. Triandafyllidou, T. Modood & N. Meer „European Multiculturalism(s): Cultural, religious and ethnic challenges”, Edinbugh, Edinburgh University Press.

(8)  PB C 208 van 3.9.2003, blz 76.

(9)  Migrant Integration Policy Index III, 2011.

(10)  PB C 318 van 23.12.2006, blz. 128.

(11)  PB C 354 van 28.12.2010, blz. 16.

(12)  Raad van de EU, 13440/08, 24 september 2008.

(13)  Europees Sociaal Handvest. Turijn, 18 oktober 1961. Raad van Europa (Straatsburg). Herzien: Straatsburg, 3 mei 1996 http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/

(14)  PB C 354 van 28.12.2010, blz. 59.

(15)  PB C 27 van 3.2.2009, blz. 114.

(16)  Het programma van Stockholm - Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1). Paragraaf 6.1.5.

(17)  Consulting immigrants to improve nacional policies, Migration Policy Group.

(18)  15 en 16 april 2010.

(19)  PB C 347 van 18.12.2010, blz. 19 en PB C 354 van 28.12.2010, blz. 16.

(20)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6.

(21)  Europees Handvest inzake Lokale Autonomie, goedgekeurd door het Comité van Ministers van de Raad van Europa in juni 1985; dit Handvest kon sinds 15 oktober 1985, de eerste dag van de 20e zitting van het CLRAE, worden ondertekend door de lidstaten.

(22)  Convention on the Participation of Foreigners in Public Life at Local Level, Straatsburg, 5.II.1992.

(23)  Europese Handvest voor de bescherming van de mensenrechten in de stad, van 18.5.2000.

(24)  Contribution to good governance concerning the integration of immigrants and the reception of asylum seekers van 28.11.2003.

(25)  CvdR-advies „Een gemeenschappelijk immigratiebeleid voor Europa” (2009/C 76/07).

(26)  CvdR-advies „Versterking van de totaalaanpak van migratie: naar een betere coördinatie, coherentie en synergie” (2009/C 211/05).

(27)  PB C 208 van 3.9.2003, blz. 76.

(28)  Handboek over integratie voor beleidsmakers en uitvoerders, tweede editie, mei 2007.

(29)  http://www.smart-cities.eu/

(30)  http://www.coe.int/t/dg4/cultureheritage/culture/Cities/paperviarregio_en.pdf.

(31)  Conventie nummer 144 van de Raad van Europa voor de deelname van buitenlanders aan het openbare leven op lokaal niveau uit 1992.

(32)  Consulting immigrants to improve nacional policies, Migration Policy Group.

(33)  Zie S. Carrera & A. Faure Atger (2011), Integration as a two-way process in the EU: Assessing the Relationship between the European Integration Fund and the Common Basic Principles on Integration, Executive Summary, Centre for European Policy Studies, CEPS, Brussel - http://www.ceps.eu/system/files/research_area/2011/02/CEPS_EIF_study_summary.pdf


Top