Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IE1935

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de financiële crisis en de impact ervan op de reële economie (initiatiefadvies)

    PB C 255 van 22.9.2010, p. 10–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.9.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 255/10


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de financiële crisis en de impact ervan op de reële economie

    (initiatiefadvies)

    (2010/C 255/02)

    Rapporteur: de heer CEDRONE

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 26 februari 2009 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het thema:

    De financiële crisis en de impact ervan op de reële economie.

    De gespecialiseerde afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 november 2009 goedgekeurd; rapporteur was de heer CEDRONE.

    Het EESC heeft tijdens zijn op 16 en 17 december 2009 gehouden 458e zitting (vergadering van 16 december 2009) onderstaand advies uitgebracht, dat met 122 stemmen vóór en 75 stemmen tegen, bij 33 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en voorstellen

    1.1   De huidige crisis vergt een grote bereidheid tot coördinatie van maatregelen via gemeenschappelijke verplichtingen, afgestemd op de ernst van de situatie, om de acties en voorstellen op korte en lange termijn vast te stellen waarmee het herstel kan worden gestimuleerd en kan worden voorkomen dat de gebeurtenissen die tot de crisis leidden, zich nog eens voordoen.

    1.2    Internationale financiële sector : uitgaande van het standpunt van het EESC zij eraan herinnerd dat er toch snel regelgeving moet worden goedgekeurd die het vrije verkeer van kapitaal onderschrijft, maar tegelijk een systeem voor toezicht en sancties in het leven roept dat de negatieve gevolgen van een systeem zonder „controles” kan voorkomen. Deze regels zouden een meer integere en transparante markt moeten aanjagen. Voorts zou het goed zijn als belastingparadijzen en het bankgeheim zouden verdwijnen, alsook enkele perverse mechanismen uit het verleden in verband met speculatieve aandelen. Er moet weer een onderscheid komen tussen commerciële en investeringsbanken.

    1.3    Europese financiële sector : deze sector heeft behoefte aan een interne markt, niet alleen om meer transparantie, veiligheid in transacties en correcte informatie voor alle partijen te garanderen, maar ook een aan de ECB en het Europees stelsel van centrale banken (ESCB-ECB) toevertrouwd bewakingssysteem om de internationale coördinatie van het toezicht in goede banen te leiden. Het dagelijks beheer, de controle en de monitoring van de financiële markten van de afzonderlijke landen kunnen aan de nationale toezichthouders worden toevertrouwd (1).

    1.4    Monetair stelsel : het EESC acht het zinvol en gewenst dat er grondig wordt gekeken naar het internationale monetaire stelsel ter stabilisatie van de wisselmarkten en ter vermijding, binnen de WTO, van oneerlijke concurrentie in de internationale handel.

    1.5    De reële economie en de ondernemingen steunen : economische governance

    er is behoefte aan een tweede, steviger Europees herstelplan, wat betreft de middelen en de uit te voeren maatregelen in diverse sectoren van de economie in verschillende landen, onder meer via structurele hervormingen of, op zijn minst, een goed gecoördineerd plan om een positief signaal af te geven aan ondernemingen en burgers, over de toegevoegde waarde en kwaliteit van de Europese integratie;

    een grondige herijking van de diverse beleidsgebieden waarop de EU zeggenschap heeft (Structuurfondsen, cohesie, GLB, milieu, opleidingen, onderzoek, Lissabonstrategie, enz …), om te beginnen met vereenvoudiging van procedures en verordeningen;

    financiering van een systeem van Europese netwerken (energie, vervoer, communicatie) en door de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen (PPP's) te ondersteunen;

    een gezamenlijke aanpak omschrijven om de Europese banken aan te zetten de kredietkraan weer open te draaien voor ondernemingen, met speciale voorwaarden voor het MKB, bijv. via langere looptijden van leningen, de instelling van een garantiefonds of via directe financiering door de overheid of de EIB;

    de werknemers in het MKB toegang bieden, waar dit nog niet het geval is, tot „sociale schokbrekers”, ter ondersteuning van de werkgelegenheid;

    belastingmaatregelen uitwerken om de vraag, het herstel en de werkgelegenheid aan te jagen, samen met macro-economische en monetaire prikkels;

    de nu al te versnipperde arbeidsmarkt „Europeser” maken, d.w.z. geïntegreerder, met communicerende vaten, door opheffing van belemmeringen in of tussen landen; er is behoefte aan een inclusieve arbeidsmarkt, die niet alleen de kortstondig of langdurig werklozen weer kan opnemen, maar ook degenen die nog nooit gewerkt hebben (circa 10 miljoen Europeanen). Vanzelfsprekend moet een en ander gepaard gaan met naleving van de sociale en economische normen van de werknemers in het land van bestemming;

    investeerders, ook uit het buitenland, aantrekken door ervoor te zorgen dat Europa in vergelijking met andere regio's voordelen biedt op het vlak van mededingingsregels, voorschriften en overeenkomsten die werkgelegenheid stimuleren, arbeidsproductiviteit en belastingstelsels. De werkloosheid is een graadmeter voor de mate waarin EU-werknemers door ondernemers en het internationale bedrijfsleven worden veronachtzaamd.

    1.6    De Europese burgers helpen : sociale cohesie en governance:

    een overeenkomst sluiten tussen alle betrokken partijen, een „Europees pact voor groei, duurzame ontwikkeling, concurrentievermogen en werkgelegenheid”, dat de mens, de cohesie en de solidariteit weer in het middelpunt van de economie plaatst en ernstige gevolgen van de crisis voor de burger en werknemer vermijdt;

    uitwerken van vormen van deelname van werknemers aan de onderneming om „economische democratie” tot stand te brengen en/of uit te breiden; de sociale dialoog moet verder worden verbeterd en uitgebreid;

    werken aan een verandering van het consumentenbeleid, door een verschuiving van privé naar collectief verbruik (bijv. grote netwerken), via investeringen om de kwaliteit en beschikbaarheid van diensten te verbeteren;

    versterken van het globaliseringsfonds; uitvoeren van een programma voor jongeren (samen met universiteiten) die een onderneming willen opzetten en voor ontslagen werknemers die voor zichzelf willen beginnen, ook, als alternatief, via ondernemingen in de sociale economie;

    maatregelen overeenkomen om de belasting op arbeid terug te dringen;

    het Erasmus-programma geleidelijk uitbreiden tot alle universiteitsstudenten die willen deelnemen;

    alle communautaire procedures zoveel mogelijk VEREENVOUDIGEN;

    het pact uitbreiden tot nationale en internationale bedrijven en ondernemers, zodat zij eerder in de lidstaten dan elders investeren en op die manier banen gaan creëren voor het overschot aan menselijke hulpbronnen.

    Een politiek Europa van onderaf opbouwen : politieke governance (toekomstperspectief)

    1.7.1   Het moet worden verhinderd dat burgers in de toekomst blijven betalen voor een afwezig Europa, zoals het beperkte ingrijpen van de Unie in de crisis ruimschoots aantoont, hetgeen niet het gevolg is van een teveel aan Europa, maar integendeel, van te weinig Europa. Het verdrag van Lissabon is een aanzienlijke stap in deze richting. Het EESC zal deelnemen aan de nieuwe institutionele regelingen en zowel de nieuwe Commissie als het nieuwe Parlement van advies dienen over de nieuwe, in het Verdrag opgenomen bevoegdheden.

    1.7.2   De EU moet het vraagstuk van het democratisch tekort en van de democratie van haar organen in het centrum van haar overwegingen plaatsen, ook via nieuwe vormen van directe participatie voor de burgers en het „maatschappelijk middenveld”, dat niet onverschillig mag blijven bij de opkomst van nieuwe onrechtvaardigheid en nieuwe machthebbers.

    1.7.3   Daarom dient de EU een doeltreffende externe vertegenwoordiging te krijgen en moet er een „Europese politieke ruimte” komen met instrumenten om tegenwicht te bieden aan de nieuwe evenwichten die zich momenteel op internationaal economisch en politiek niveau aftekenen, juist ten gevolge van de crisis, en die de rechten van de burgers dreigen te fnuiken, en hen op de koop toe dreigen te verarmen. Nogmaals: het EESC zal het optreden van de nieuwe hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid steunen en advies blijven geven over het maatschappelijk middenveld op het internationale toneel.

    2.   Inleiding

    2.1   Het EESC wil met dit initiatiefadvies een overzicht van de crisis bieden en voorstellen voor de Commissie en de Raad formuleren, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reële economie en van het maatschappelijk middenveld, met name wat betreft het herstel van financiële stromen naar de ondernemingen, groei en werkgelegenheid.

    2.2   Jarenlang hadden we immers te kampen met een algehele euforie (Samuelson), die het gevolg was van vaak vage informatie, nog opgeblazen door „deskundigen” die instonden voor de „waarde” van de feiten en de superioriteit van het „leidende” model, en beweerden dat de markt vroeg of laat de „excessen” zou corrigeren en verwijderen.

    2.3   Desondanks is het EESC ervan overtuigd dat de inzet van ondernemingen en werknemers, die hun economische en sociale verantwoordelijkheid beseffen, een positieve wending aan de crisis kan geven, met gepaste steun van de nationale en Europese overheden.

    3.   Waar staan we? De internationale financiële crisis

    Oorzaken : Deze zijn ondertussen zo bekend dat ze niet opnieuw aan de orde hoeven te komen. Volgens het EESC is het wel zinvol om ten minste twee oorzaken aan te halen: de ontwikkeling van de internationale financiële sector, die, gesteund door het ultraliberale economische klimaat, uiteindelijk meer zichzelf voedde dan de reële economie en een financiële „mega-inflatie” veroorzaakte. Dit alles met weinig, ontoereikende en slecht nageleefde regels, de tweede oorzaak van de crisis. De regels die er waren, werkten niet of werden niet toegepast door toezichthoudende organen en ratingbureaus, wier optreden de markten minder overzichtelijk maakte (2).

    3.1.1   Het is inmiddels duidelijk dat bankiers zich tijdens de „bubbel” al dan niet bewust in zeer riskante activiteiten stortten waarvoor de bepalingen en voorzorgsmaatregelen volledig tekortschoten. In het streven naar meer volume was er in retailbanking sprake van onverstandige leningen in de vorm van hypotheken en credit cards. In investment banking werden deze en andere leningen verpakt en herverpakt in complexe derivaten en zonder enige zorgvuldigheid of adequate reserves verhandeld. Ook is het duidelijk dat er onbehoorlijke stimulansen waren voor leidinggevenden en personeelsleden wier activiteiten hun weerslag hadden op het risicoprofiel van de bank en dat door deze stimulansen persoonlijke beloningen belangrijker werden dan de belangen van het merendeel van de betrokken partijen in het bankenstelsel en van de onwetende burgers die aandelen hadden gekocht. Een omstandigheid die echter geen excuus is voor het oneigenlijk gebruik en gewetenloze misbruik waarvan we getuige zijn geweest. Gedrag dat het financiële systeem heeft benadeeld en in een kwaad daglicht heeft gesteld.

    3.2    Oorzaken : een degeneratie die mogelijk is gemaakt door de afwezige politiek, nalatigheid en fouten van regeringen, niet alleen wat betreft de financiering, maar ook vanwege het macro-economische en monetaire beleid. Zo was er in de VS sprake van een laks begrotingsbeleid. Met een EU zonder toereikende instrumenten om in te grijpen, met een sociaal-economisch model dat van diverse zijden onder vuur ligt, als de oorzaak van alle kwaad. Met internationale organisaties die te zwak zijn om in te grijpen. Een crisis die al te zeer aansleept. Vaak heeft de politiek zich achter de globalisering verscholen en deze als de wortel van alle kwaad gezien. Daardoor is de politiek grotendeels verantwoordelijk voor de oorzaken die tot de crisis hebben geleid (1).

    Gevolgen : de gevolgen waren rampzalig, maar we moeten niet bij de pakken neerzitten. Helaas werd de financiële sector deels beheerst door euforie, hebzucht, speculatie en wijdverbreide onverantwoordelijkheid. Ook de sterke bankenconcentratie (zodanig dat men er zelfs in geloofde dat „de banken te groot zijn om failliet te laten gaan”!) en het falende risicobeheer moesten wel leiden tot de huidige gevolgen door het ongeremde domino-effect. Zo heeft de financiële crisis, die ze aanvankelijk was, zich ontwikkeld tot een macro-economische crisis en ook de reële economie aangetast. Zo staan we nu voor een financiële crisis, die zich heeft uitgestrekt tot productiesectoren en is uitgemond in een economische, monetaire, commerciële en sociale crisis, en dus in een vertrouwenscrisis.

    3.3.1   Daarbij moet eerlijkheidshalve worden aangetekend dat zich de laatste dertig jaar wereldwijd een economische groei zonder weerga heeft voorgedaan, met name in de ontwikkelingslanden. Die groei was ook mogelijk dankzij de ontwikkeling van de financiële markten waarvan velen geprofiteerd hebben en zich wijsmaakten dat dit ongestoord zou blijven duren.

    3.3.2   Zeker zal de crisis gevolgen hebben voor de herverdeling van de macht wereldwijd en op nationaal niveau, zoals de G-20-bijeenkomst in Pittsburgh aantoonde. Na de crisis zal er een nieuwe economische en politieke „geografie” komen. Aldus gaat de oorspronkelijke financiële crisis over in een macro-economische crisis die gevolgen heeft voor de reële economie in de vorm van een lager BBP en een aanzienlijke hogere werkloosheid. In dat verband stelt het EESC de vraag naar de plaats van de EU en haar toekomstige rol.

    4.   Wat te doen? De instrumenten om in te grijpen en om de crisis te bestrijden

    4.1   Herschikking van het financiële stelsel

    Het EESC vindt de resultaten van de G20 van Londen en van de G8 van L'Aquila bevredigend omdat ze verder gaan dan de pessimistische verwachtingen en aantonen dat de economische en financiële governance niet los van elkaar kunnen worden gezien. Het betekent de overwinning van de „wereldwijde governance”, die de politiek de ruimte geeft die haar toekomt. Hopelijk trekken ook de Europese regeringen hieruit de nodige gevolgen (par. 4.4). De resultaten moeten echter concreet en doeltreffend worden toegepast: niet alleen de bij Basel 2 ingevoerde wijzigingen, maar ook via een Basel 3, dat de internationale instanties tegen het licht houdt en hervormt.

    4.1.1.1   Het zou mooi zijn als het op de hierop volgende G20-top in Pittsburgh niet bij fraaie beloften was gebleven. Eigenlijk zijn de echte problemen die aan de orde zijn, niet aangepakt: de regelgeving en de hervorming van het financiële systeem (1), de handelsbalans tussen de VS en China, de structuur van vennootschappen met aandelen, de stijging van de werkloosheid, enz. Als er niets gebeurt, blijft het risico bestaan dat „bepaalde financiële stakeholders de crisis beschouwen als een storm in een glas water en dat het dus toegestaan is om in de oude gewoonten te vervallen.” (3)

    4.1.2   Het EESC vindt dat de taken van toezichthoudende instanties uitgebreid moeten worden (4), maar dat ze eerst en vooral goed moeten functioneren, onafhankelijk van de politiek moeten zijn en sancties moeten kunnen opleggen. Belastingparadijzen dienen te verdwijnen en/of transparant te worden zodat ze geen plaatsen voor het witwassen van „zwart geld” en belastingontduiking worden. De ontbrekende transparantie is immers de kern van het probleem. Iedereen moet kunnen achterhalen wat er achter leningen, activa, reserves en risicoprofielen van de banken schuilgaat.

    4.1.3   Hopelijk luiden de in Londen, L'Aquila en Pittsburgh ingezette koers en de (weinige!) genomen besluiten binnen afzienbare tijd een wending in voor de (her)introductie van een nieuwe economische en marktcultuur, die transparanter en minder ideologisch is. Verder moet er terughoudend gesproken worden over moraal of ethiek in de financiële markt, zoals sommigen wel willen: dit zou opgevat kunnen worden als een provocatie van hen die de crisis zeer duur betalen. Veeleer moet er sprake zijn van rechten, sancties, regels en instrumenten om ze in te voeren.

    4.1.4   Het is de meest overtuigende en doeltreffende manier om het consumentenvertrouwen te herstellen en dus om de vraag te stimuleren. Er is een nieuwe economische taal nodig die het heeft over de reële economie, investeringen, werk, rechten, plichten en behoud van het concurrentievermogen.

    4.1.5   De actoren van de reële economie, de ondernemingen en de werknemers zouden hun stem en argumenten luider moeten laten horen en zich hun rol weer moeten toeëigenen. Deze rol is essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling, het concurrentievermogen, de innovatie, groei en werkgelegenheid. Het ware te wensen dat de politiek hetzelfde deed.

    Ook het internationale monetaire stelsel is aan herziening toe. Tijdens de G20-vergaderingen in Londen en L'Aquila en de G8-bijeenkomst in Pittsburgh zijn het functioneren en de hervorming van het internationale monetaire stelsel (behalve de verdeling van de bijdragen aan het IMF) immers niet naar voren gekomen als een hoofdprioriteit om de wereldeconomie weer op het spoor van duurzame groei te krijgen. Toch kunnen enkele van de voornemens van de G20 en de G8, indien toegepast, de valutamarkt sterk beïnvloeden, en dus ook de werkwijze van dit stelsel.

    4.1.6.1   Het besluit om hulp te verstrekken aan de ontwikkelingslanden, en dan vooral Afrika, en om de middelen van het Internationaal Monetair Fonds te verdrievoudigen (tot 750 miljard dollar) en om nog eens 250 miljard dollar uit te trekken voor speciale trekkingsrechten (SDR's), bedoeld als financiële steun aan de economieën van landen die het zwaarst door de crisis getroffen zijn, geeft aan welke enorme hoeveelheden dollars er in omloop worden gebracht om landen met hoge lopende tekorten op de been te houden.

    4.1.6.2   Ten tweede zal de stijging van de overheidsschuld van de VS (die de komende drie jaar zal oplopen tot 100 % van het BBP), ten gevolge van het beleid van overbesteding van president Obama om uit de recessie te raken, eveneens tot een enorme instroom van dollars leiden, met belangrijke gevolgen voor het internationale economische stelsel. Een situatie die zich al voordeed vanaf de tweede helft van de jaren '60 en die tot stilstand kwam met de ineenstorting in 1971 van het systeem van vaste wisselkoersen van Bretton Woods.

    4.1.6.3   Het meest bezorgd over deze situatie zijn de Chinezen, wier valutareserves de afgelopen tien jaar zijn toegenomen tot ruim 5 000 miljard dollar, een hoeveelheid die waarschijnlijk de komende jaren nog zal oplopen, hoewel in een langzamer tempo. Gevreesd wordt dat door een zwakkere dollar hun enorme valuatareserve aan waarde zal inboeten.

    4.1.6.4   De euro, die zich in een paar jaar tot tweede internationale reservevaluta heeft ontwikkeld, is geen zinvol alternatief voor de dollar, gesteld dat dat al handig en wenselijk zou zijn; evenmin valt er te denken, zoals de Chinese monetaire overheden willen, aan een „supranationale reservevaluta”, bestaande uit SDR's, die niet alleen, zoals nu al gebeurt, tussen regeringen en internationale instellingen wordt gebruikt, maar ook als betalingsinstrument voor internationale commerciële en financiële transacties ingang vindt. De emissie van nieuwe SDR's is zeker een nuttig middel om aanvullende reserves aan te leggen voor economieën die lopende tekorten hebben, maar biedt op de lange termijn voor de huidige crisis geen soelaas.

    4.1.6.5   Het is tamelijk waarschijnlijk en ook wenselijk dat de euro steeds meer aan de eisen voldoet om een internationale reservevaluta en referentiemunt te worden voor het bepalen van de prijzen op de wereldmarkten. Het EESC zou echter graag zien dat ook de Chinese munt, symbool van een economie die de wereldeconomie steeds meer bepaalt, de bescherming van de Chinese autoriteiten achter zich laat. Gedurende tien jaar was de renminbi nauw gerelateerd aan de dollar en pas sinds 2005 is de munt gelieerd aan een mand met andere valuta. De renminbi dient een op de internationale markten vrij convertibele munt te worden.

    4.1.6.6   Het EESC meent dat er in internationaal verband meer moet worden gedaan en dat China, zoals in het verleden gebeurde, niet kan blijven vertrouwen op een op uitvoer gebaseerde groei, waarbij het lopende overschotten accumuleert en anderen opzadelt met het beheer van de wisselkoersen op internationaal niveau die zij zelf mede bepaalt, met monetair en fiscaal beleid dat de accumulatie van spaargeld stimuleert en de binnenlandse bestedingen afremt.

    4.1.6.7   Het internationale monetair stelsel, dat is gebaseerd op een systeem van zwevende wisselkoersen, wordt gekenmerkt door onophoudelijke en fikse koersschommelingen ten gevolge van speculatie. Deze situatie, die extreem negatieve gevolgen heeft voor de wereldeconomie, zou kunnen worden rechtgetrokken door een politieke overeenkomst tussen de centrale banken van de belangrijkste industrielanden. Deze zouden zich er toe moeten verplichten gezamenlijk op te treden wanneer een bepaalde valuta te veel onder een opwaartse of neerwaartse druk komt te staan, teneinde de volatiliteit van de wisselkoersen binnen redelijke grenzen te houden.

    4.1.7   Werken aan Europese financiële regelgeving – een interne Europese markt tot stand brengen voor de financiële sector (5). Ondanks de vigerende Europese regelgeving en de euro is deze doelstelling nog toekomstmuziek, ook in de eurozone. De crisis toont aan dat we onverwijld in deze richting verder moeten gaan, heel wat verder dan de huidige situatie, aan de hand van passende hervormingen, hetgeen ook wordt bepleit in het rapport van De Larosière en de Commissievoorstellen. Dit zou de ECB in staat stellen om sneller en flexibeler in te grijpen. Het mag niet worden vergeten dat de financiële sector zich eerst en vooral dient te richten op het voortbestaan van ondernemingen, het stimuleren van ondernemerschap, groei en werkgelegenheid: een taak die wellicht beter kan worden uitgevoerd als er sprake is van een hervormde, concurrerender en doorzichtiger financiële markt, waarvan de diverse aspecten beter zijn geïntegreerd.

    4.2   De reële economie steunen

    4.2.1   In de mededeling van de Commissie, opgesteld voor de Europese Voorjaarstop van 2009, met de ambitieuze titel Op weg naar Europees herstel  (6), staat herstel van vertrouwen bij de burger en de economische belanghebbenden op de eerste plaats als voorwaarde om de crisis te boven te komen, om de vraag te stimuleren en om nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen. De voorstellen moeten concrete resultaten opleveren en mogen geen loze beloften blijven.

    4.2.2   Volgens het EESC zijn de belangrijkste vraagstukken de werkgelegenheid en het gebrek aan liquide middelen voor de ondernemingen (7). Volgens recente schattingen van de ILO zijn er sinds het begin van de crisis, in december 2007, circa 40 miljoen banen verloren gegaan (waarvan 7 miljoen alleen al in de OESO-landen) en zijn de verwachtingen voor de toekomst tamelijk somber. De voorwaarde om dit sociale drama te boven te komen, is herstel van het vertrouwen in de marktwerking, met overheidsingrijpen dat groei, concurrentievermogen, innovatie en de werkgelegenheid stimuleert. Europa heeft economisch beleid en een programma nodig dat ondernemingen aantrekt en hen helpt om te groeien en banen te scheppen!

    4.2.3   Het EESC onderschrijft de doelstelling van de Commissie volledig. Het staat achter de in de Mededeling beschreven maatregelen omdat het noodmaatregelen betreft voor de bancaire en financiële sector, ter ondersteuning van de reële economie en van de mogelijkheden van de interne markt. Er spreekt echter een traditionele en zeker geen vernieuwende aanpak uit, gericht op een betere toepassing van sectoraal economisch beleid dat direct onder het beheer van de Commissie valt of dat zij coördineert.

    4.2.4   Herstel van het vertrouwen van de economische operatoren en de Europese burgers in het vermogen van de communautaire instellingen en de nationale overheden om de crisis te boven te komen vloeit voort uit de erkenning dat de crisis niet alleen het gevolg is van, hoe dramatisch ook, conjuncturele factoren of marktgebreken.

    4.2.5   Kenmerkend voor de crisis in de wereldeconomie, en niet alleen de Europese, is juist een dieper liggende systeemoorzaak met betrekking tot ethische en morele waarden (verantwoordelijkheid, wettigheid, sociale rechtvaardigheid), die de grondslag van de moderne samenleving vormen en die als leidraad gelden voor handelingen op economisch, sociaal of maatschappelijk gebied. Herstel van het vertrouwen in de werking van economische en financiële systemen kan niet alleen bereikt worden door in te grijpen in marktmechanismen die slecht werkten maar ook via Europees macro- of micro-economisch beleid.

    4.2.6   Onderschrijft men deze schets van de problematiek, dan lijken de oplossingen uit de Mededeling van de Commissie tekort te schieten of in ieder geval weinig doeltreffend, gezien de veranderingen die nodig zijn in de diverse nationale productiesystemen, ook ten aanzien van het Europees en internationaal beleid, om de groei van de economieën in de lidstaten te steunen. En dat terwijl de crisis in Europa negatiever uitpakt (met een lager BBP) dan in de VS, waar de overheid massaler en doeltreffender heeft ingegrepen met een fors en uniform programma. De EU zou de invoering van maatregelen moeten stimuleren die tussen de lidstaten zijn overeengekomen. Daarom is het wenselijk dat de EU een tweede herstelplan lanceert dat efficiënter en homogener is dan het eerste.

    4.2.7   Zich beperkend tot de maatregelen die op korte en middellange termijn nodig zijn voor het herstel van de Europese economie, meent het EESC dat de aandacht en de financiële midden van de EU en de lidstaten allereerst gericht zouden moeten zijn op een beperkt aantal, maar vèrstrekkende maatregelen voor de diverse markten en de economische operatoren in het algemeen. Deze maatregelen moeten betrekking hebben op: herstel van het vertrouwen in de werking van het financiële stelsel, verbetering van het Europees economisch herstelplan, wijzigingen in het belangrijkste interventiebeleid van de Unie, steun aan de lidstaten die het meest door de crisis getroffen zijn, om te beginnen met de landen in Oost-Europa.

    Herstel van het vertrouwen in de werking van het financiële stelsel. Herstel van de Europese economie is mogelijk door te zorgen voor stabiele en werkbare financiële markten, met inachtneming van regels en nieuwe systemen voor toezicht op macro- en microniveau die internationaal een ordelijke en verantwoorde werking garanderen. De financiële sector moet zijn traditionele, onvervangbare rol weer opnemen om de groei van de economie te stimuleren: financiering van reële activiteiten van marktpartijen (ondernemingen, gezinnen, netwerken en diensten, infrastructuur, milieu en energie).

    4.2.8.1   Onopgelost blijft evenwel het vraagstuk van de forse staatssteun voor het bankenstelsel, dat helaas onvermijdelijk was. Volgens het EESC mag deze situatie niet al te lang duren en moet er een „exitstrategie” voor deze ingrepen komen, waarbij het bankenstelsel voorwaarden krijgt opgelegd, via een stelselmatige aanpak, bijv. een interne herstructurering, die de kwantiteit en kwaliteit van de op de balans opgenomen reserves verbetert. De strategie moet een onafhankelijke en transparante kredietmarkt en de internationale financiële sector weer aan de praat krijgen, om een herhaling van de crisis te voorkomen.

    4.2.8.2   Wat de door de Commissie verlangde en door de G20 van Londen, de G8 van L'Aquila en de G20 van Pittsburgh herhaalde grotere controle en transparantie van financiële operaties betreft, alsook het door de Commissie en de Raad aangekondigde voorstel tot hervorming van het Europese financiële stelsel: het EESC zal deze voorstellen onder de loep nemen. Het is echter van mening dat als het financiële toezicht wordt toegekend aan een nieuw autonoom Europees orgaan, dit de bevoegdheid zou moeten hebben om daadwerkelijk in te grijpen (8). Het zou zinvoller zijn, tenminste voor de eurozone, om het toezicht op macroniveau in handen te geven van de ECB, terwijl nationale toezichthouders het toezicht op microniveau zouden moeten behouden.

    4.2.8.3   Deze keuze zou ook de harmonisatie ten goede komen van de in Europa uiteenlopende wetgevingen op het gebied van financieel toezicht en de daaraan verbonden sancties.

    4.2.9   Verbeteringen in het Europees economisch herstelplan

    4.2.9.1   Het EESC heeft in een recent advies (9) geopperd om het herstelplan van de Commissie grondig te herzien, niet alleen en niet zozeer wat de financiële middelen betreft, die onvoldoende worden geacht in verhouding tot de ernst van de crisis, als wel wat de opzet van de maatregelen betreft die in de lidstaten nodig zijn om het herstel te bevorderen.

    4.2.9.2   De toegangsvoorwaarden tot deze maatregelen dienen, ongeacht de sectoren die nu geacht worden in aanmerking te komen vanwege hun financiële behoeften (automobiel- en bouwsector, het MKB, enz.) samenhang en uniformiteit van de maatregelen te garanderen, zonder voorbij te gaan aan de regels van de Europese interne markt.

    4.2.9.3   Het is immers niet de bedoeling dat initiatieven die uit het Europees plan gefinancierd worden, via het deel dat ten laste van de communautaire of van de nationale begroting komt, en die bestemd zijn voor noodmaatregelen voor ondernemingen, sectoren of landen die in crisis verkeren, op enige wijze leiden tot bevoorrechting of bescherming van sommige bedrijven, ten nadele van andere.

    4.2.9.4   De interne markt is één van de katalysatoren van de Europese economie; versterking en ontwikkeling hiervan is de beste waarborg voor productiegroei en het scheppen van banen. Coördinatie en monitoring van de maatregelen uit het plan moeten op Europees en nationaal niveau de burgers de zekerheid bieden dat de Gemeenschap in staat is om de financiële steun te verenigen met de communautaire wetgeving, in het belang van de bevolking en de gebieden die voor de crisis het meest kwetsbaar blijken te zijn.

    4.2.9.5   Tegen de achtergrond van deze steunmaatregelen voor de productie dient volgens het EESC bijzondere aandacht uit te gaan naar het MKB (via een speciaal plan voor vlotte financiering en vereenvoudigde procedures, zie de „Small Business Act”). In het Europees herstelplan is er te weinig ruimte voor de soorten maatregelen die men wil invoeren om het MKB weer op de been te krijgen. Voor kleine ondernemingen, die in belangrijke mate bijdragen aan de totale werkgelegenheid in de EU, moeten volgens het EESC initiatieven worden ontplooid binnen een macro-economisch referentiekader dat rekening houdt met lokale en nationale omstandigheden, de verschillende mate van sectorale specialisatie, de verschillende behoeften ten aanzien van vaardigheden, innovatieve technologie en diensteninfrastructuur voor ondernemingen.

    4.2.9.6   Zonder een passend Europees en nationaal referentiekader voor de groeivooruitzichten van het MKB, kunnen, zoals in het verleden is gebeurd, de maatregelen tot versnippering leiden, met als resultaat dat iedereen subsidie ontvangt, maar dat niemand geholpen wordt om qua omvang en kwaliteit van de geleverde diensten en producten te groeien.

    4.2.9.7   Verder meent het EESC dat de crisis beter te bestrijden valt op basis van de sociale dialoog en overleg, dus als ondernemingen, vakbonden en organisaties van de sociale economie een grotere inbreng krijgen.

    4.2.10   Wijzigingen voor de belangrijkste EU-beleidsgebieden

    4.2.10.1   Het herstel van het vertrouwen van de Europese ondernemers vergt volgens het EESC ook een grondige wijziging van de manier waarop de Commissie gemeenschappelijk beleid voert voor belangrijke economische en sociale sectoren, met name het cohesiebeleid. Over dit beleid heeft het EESC al een advies (10) uitgebracht, waarin het tal van wijzigingsvoorstellen heeft gedaan.

    4.2.10.2   De huidige ernstige economische crisis in geheel Europa, die volgens de verwachtingen ook in 2010 kan voortduren, vergt een grondige hervorming van het beheer van de Structuurfondsen (EFRO en ESF) en een herziening van de maatregelen die gepland zijn voor de programmeringsperiode 2007-2013. De Commissie werkt aan voorstellen om de procedures te vereenvoudigen, de betalingen te versnellen en om het takenpakket van enkele sectorale beleidsgebieden te herijken, maar deze maatregelen zijn nog ontoereikend. Deze maatregelen zijn nodig voor het behoud van de cohesie in de EU, die bedreigd wordt door de crisis.

    4.2.10.3   Het EESC verlangt van de Commissie ruimere inspanningen om de voorgenomen maatregelen aan te passen aan de nieuwe situatie ten gevolge van de internationale crisis. Dit vergt een algehele herijking van deze beleidsgebieden. Er is een meningsverschil te bespeuren tussen de centrale en regionale overheden over het beheer van middelen uit de Structuurfondsen om het hoofd te bieden aan noodsituaties. Dat geeft aan dat de steun voor de meest achtergestelde gebieden in de Unie aan herziening toe is.

    4.2.10.4   Ook ten aanzien van het cohesiebeleid meent het EESC dat er voor ieder land dat zulke steun ontvangt, speciale sectorale en lokale prioriteiten moeten worden vastgesteld om de communautaire en nationale middelen te doen sporen met de programma's en projecten die geacht worden het meeste economische en sociale effect te sorteren. Samenhang in de geselecteerde maatregelen, coördinatie op Europees en nationaal niveau van het beleid voor ondernemingssteun, gemeenschappelijke programma's voor specialistische opleidingen en ontwikkeling van nieuwe vaardigheden zijn de principes waaruit het cohesiebeleid inspiratie moet putten bij de herziening van haar uitgangspunten.

    4.2.10.5   De EU moet de crisis kortom niet alleen aangrijpen om het bestaande beleid beter te benutten, maar ook om nieuwe gebieden aan te boren: verbetering van infrastructuur en lancering bijv. van een milieuplan, voor het scheppen van nieuwe Europese netwerken voor energie en communicatie (zoals breedband) via Europese overheidsfinanciering (Euro-bonds?); dit zou het economisch herstel bijzonder ten goede komen.

    4.2.10.6   Volgens het EESC is de tijd rijp om grondig na te denken over de huidige communautaire begroting, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. Voorts zou, door een groep deskundigen, het fiscale beleid kunnen worden aangesneden, dat essentieel is voor groei en ontwikkeling en dat we niet kunnen blijven omzeilen of gebruiken voor sociale en economische dumping op Europees niveau.

    4.2.11   Steun aan de landen die het meest getroffen zijn door de crisis, in de eerste plaats de landen in Oost-Europa

    4.2.11.1   Als de Commissie geen ad-hocfonds opricht voor de landen die het meest door de crisis getroffen zijn (dit voorstel is door de machtigste lidstaten verworpen), dan zou ze volgens het EESC toch zeker een pakket financiële maatregelen moeten ontwerpen, ook via de EBRD, voor initiatieven ter stabilisering van de zwakste economieën in de EU, waar men nu dus mee begonnen is. Bijzondere aandacht verdienen in dit verband de landen in Oost-Europa, die in dit kader dus speciale bijdragen zouden moeten ontvangen. Tal van redenen geven hiertoe aanleiding. Gebeurt dit niet, dan zou de tweede pijler van de integratie, de uitbreiding, samen met de interne markt, wel eens kunnen instorten.

    4.2.11.2   De EU heeft moeilijke maanden en jaren voor de boeg: de economische crisis, werkloosheid, sociale conflicten, de nodige hervormingen van de instellingen, de binnenlandse verschillen tussen de lidstaten, en dit alles tegen een achtergrond van groeiend euroscepticisme in politieke partijen, nationale regeringen van veel lidstaten en een publieke opinie die ronduit ontevreden is over de Europese besluitvorming.

    4.2.11.3   Het vertrouwen in het Europees economisch en sociaal model en in het vermogen om passende oplossingen te vinden in het belang van de lidstaten, zal terugkeren als de EU zich ontfermt over de problemen van de zwakste landen, door hun te helpen deze op te lossen.

    4.2.11.4   De crisis die veel Oost-Europese landen treft, in de krediet- en financiële sector en in de industrie, is niet zo omvangrijk dat de EU haar niet het hoofd zou kunnen bieden. Veel van deze activiteiten zijn ontstaan met hulp en directe investeringen van de 15 EU-landen en het valt nu moeilijk voor te stellen, na het traject dat hun is opgelegd om daadwerkelijk lid te worden, dat men via een beleid dat geval per geval bekijkt, teruggrijpt op minimale economische maatregelen die weinig om het lijf hebben. Het is een strategische en economische fout die op de korte en middellange termijn niet te corrigeren valt; het is een ernstige vorm van politieke kortzichtigheid die de toekomst van de Europese integratie in gevaar kan brengen.

    4.3   De Europese burgers helpen

    4.3.1   Na de crisis „komt er een nieuw evenwicht tot stand, maar niet op hetzelfde niveau als voorheen; we moeten leren met een lager niveau genoegen te nemen.” Als deze voorspelling uitkomt (11), is het enige wat zeker is het feit dat degenen die dan leven op een nog „lager” niveau uitkomen (hopelijk voor een korte periode).

    4.3.2   Wat vermeden moet worden, is dat de ondernemingen en werknemers wederom de rekening betalen om de markt te redden, terwijl het kapitaal zich naar veiliger oorden rept en de belasting blijft ontwijken. Zo zouden we getuige kunnen zijn van een verdere neergang van het inkomen uit arbeid, die tot een sociale delegitimatie van de markteconomie kan leiden. Wil men dit vermijden, dan moet het Europese model van de sociale markteconomie uitgebreid en versterkt worden en de mens weer in het middelpunt van de economie plaatsen.

    4.3.3   Daarom meent het EESC dat ook het belastingbeleid meer aandacht verdient van de nationale regeringen en de Unie en dat wordt voortgegaan op de weg van coördinatie, om ongelijke omstandigheden, die tegen de interne markt indruisen, te vermijden. Verder moet de voorkeur uitgaan naar hervormingen die leiden tot een bredere heffingsgrondslag in plaats van hogere belastingtarieven, waarbij meer rekening wordt gehouden met het vermogen, in plaats van de activiteit van ondernemingen en de arbeid.

    4.3.4   Verder moet vermeden worden dat de ingrijpende gevolgen van de financiële crisis zich ook uitstrekken tot de pensioenstelsels van de lidstaten, zoals in de VS al gebeurd is, waar enkele pensioenbeheerders aanzienlijke verliezen hebben opgestapeld, door de crisis met de hedge funds, met als gevolg dat werknemers die hier een spaarplan hadden, de waarde van hun spaargeld hebben zien halveren. Volgens het EESC moet er geijverd worden voor een wettelijk kader en pensioenmodellen die de belangen van de Europese burgers en werknemers beschermen.

    4.3.5   Door de toenemende onrechtvaardigheid en ongelijkheid komt de vrijheid (steeds meer) in het gedrang; dit kan gevaarlijk worden voor de democratie in de lidstaten en met name voor de EU, die nog een enorm „democratisch tekort” moet zien op te heffen; op zijn minst zal de consensus onder de nieuwe armen afnemen over het beleid dat moet worden gevoerd om de crisis te overwinnen en om een duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen.

    4.3.6   Volgens het EESC moet de EU dit belangrijke moment aangrijpen om haar nabijheid te tonen en concrete voorstellen te doen aan de burgers en ondernemingen die het meest door de crisis geraakt zijn.

    Dit moet gebeuren via maatregelen ter bescherming van rechten: daarom moet de EU met eigen initiatieven in het sociaal beleid kunnen ingrijpen. Het sociale vraagstuk moet weer volledig deel gaan uitmaken van het in par. 4.4.3 vermelde strategische pact. Een ander terrein voor maatregelen is het economisch beleid (onder meer een buitengewone financiering voor de Lissabonstrategie) en steun aan de meest kwetsbare ondernemingen, die de EU en de lidstaten moeten verlenen (par. 4.2).

    4.3.7.1   Structurele maatregelen voor de arbeidsmarkt, die doorzichtiger en inclusiever moet worden, met in Europees verband overeengekomen regels, door gebruik te maken van het ESF, de procedures te vereenvoudigen en betalingen te vervroegen.

    4.3.7.2   Meer acties voor ondernemingen die het beginsel van sociale verantwoordelijkheid in Europa onderschrijven en naleven, alsook het beginsel van de sociale clausule buiten het Europees grondgebied.

    4.3.8   Het EESC hoopt dat en verzoekt de Commissie of zij, ook via economische prikkels (bijv. via de Structuurfondsen), alle zeilen bijzet om samen met de Europese sociale partners overeenkomsten te stimuleren en/of oplossingen uit te werken die de gevolgen van de crisis beperken voor ondernemingen en werknemers, ook via de verspreiding van goede praktijken die in sommige landen opgang maken.

    4.3.9   Het EESC verzoekt de Raad het nodige te doen, met name de invoering van een Europese code, voor de afbakening van een toepassingsgebied om de beloningskloof te verkleinen en om een nieuwe beloningsrechtvaardigheid in te voeren, en niet alleen in de financiële sector. Deze kloof heeft geleid tot een buitensporige toename van de ongelijkheid, zonder enige rechtvaardiging. Het ware wenselijk te werk te gaan op basis van een Europees akkoord tussen alle betrokken partijen.

    4.4   EU-beleid lanceren: EU-beleid van onderaf

    4.4.1   Om de crisis het hoofd te bieden en te boven te komen, heeft de EU instrumenten voor de besluitvorming nodig die momenteel ontbreken, de hoofdoorzaak zijn van haar tekortschietende acties en de EU tegenover grootmachten als China en de VS dreigen te marginaliseren. Derhalve moet de EU concrete mogelijkheden krijgen om op te treden, ook met voorlopige instrumenten, om het werk en de voornemens in deze periode van ingrijpende veranderingen niet teloor te laten gaan.

    Politieke governance: één van de hoofdoorzaken van de huidige crisis is volgens het EESC gelegen in de versnippering en de fouten van het „beleid” dat een overkoepelende visie ontbeert. Het beleid bleek niet in staat te reageren en gaf uiteindelijk zijn rol als gids op mondiaal en Europees niveau op. De resultaten zijn thans voor een ieder zichtbaar.

    4.4.2.1   Internationale governance : de EU heeft nog geen gemeenschappelijk buitenlands beleid, noch een zelfstandige bevoegdheid om de crisis aan te pakken, terwijl ze, tenminste voor de eurozone, met één stem zou moeten spreken bij internationale bijeenkomsten en met name in organen die zij wil hervormen om tegenwicht te bieden aan de invloed van andere economische en politieke blokken op de besluitvorming. De EU is wereldwijd de grootste markt voor goederen en diensten, verleent de meeste overheidshulp voor de ontwikkeling van de armste landen, haar munt, de euro, is de tweede internationale reservevaluta en is dus in veel opzichten een „economische reus”, maar als we kijken naar de beslissingscapaciteit op internationaal terrein is de EU een „politieke dwerg”, wat voor de Europese burger zonder meer een onbegrijpelijke paradox is. In plaats daarvan dient het wereldwijde beleid meer te worden beïnvloed door de Europese voorstellen en „waarden”.

    4.4.2.2   De staatshoofden en regeringsleiders moeten daarom de moed hebben om deze grens te erkennen en zich dit als doel stellen; nu gaan ze te werk als een ploeg zonder aanvoerder; een situatie die aanzienlijke economische en politieke kosten veroorzaakt. We hoeven er geen historici of vader des vaderlands bij te halen om dat in te zien („Als Europa uiteindelijk verenigd is, dan zijn er geen grenzen aan het geluk, de welvaart en de roem van haar 400 miljoen inwoners”, W. Churchill, 1946). Kortom: een verplichtende overeenkomst sluiten die kan worden omgezet in een communautaire methode en niet het omgekeerde, zoals nu gebeurt.

    4.4.3   Economische governance : hoofddoelstelling is de EU de instrumenten in handen te geven om gemeenschappelijke leidraden voor het macro-economisch en sectoraal beleid uit te werken (ten minste voor de eurozone, met positieve effecten voor alle 27 lidstaten); het monetaire beleid aan te vullen met gemeenschappelijk economisch beleid, om te beginnen in de eurozone, dat niet beperkt mag blijven tot de wil tot coördinatie, maar voorziet in maatregelen voor strategische sectoren van Europees belang (milieu, energie, innovatie, immigratie, werkgelegenheid, cohesie …). Er moet een nieuw Europees pact voor groei, duurzame ontwikkeling, concurrentievermogen en werkgelegenheid komen, een pact dat met name de kansen grijpt die de markteconomie biedt en dat gericht is op voltooiing van de interne markt, zoals ook de Lissabonstrategie verlangt.

    4.4.4   Sociale governance : tot de belangrijkste doelstellingen van het Europees pact dienen ook het sociale en cohesiebeleid te behoren. De EU zou ruimere bevoegdheden moeten krijgen voor het sociale beleid (12) om een minimumpakket of minimumdrempel van fundamentele sociale rechten te omschrijven. Al deze redenen vergen een slagvaardiger Europa, vanuit de gedachte dat de EU begonnen is als economisch project (EGKS, EEG en euro), met politieke doeleinden.

    4.4.5   Daarom is het nodig dat juist nu burgers, en dan vooral jongeren, meer te zeggen krijgen, over de opbouw van de EU, door te experimenteren met nieuwe vormen voor inbreng van onderaf. Deze kwestie mag niet aan het toeval worden overgelaten. Zo zou het een grote impact hebben op de publieke opinie als de EU een duidelijk en beklijvend voorstel lanceert, waarbij de burgers centraal staan, met nieuwe procedures om deel te nemen aan de besluitvorming over belangrijk Europees beleid. Dit zou een uitstekende manier zijn om de Europese burger te verbinden met zijn instellingen en zou het democratisch tekort van de EU kunnen terugdringen. Dit is essentieel voor de toekomst van de Unie, en kan niet steeds worden uitgesteld. Het Verdrag van Lissabon is evenwel een stapje in de goede richting.

    4.4.6   Een belangrijke bijdrage in deze zin kan het „Europees maatschappelijk middenveld” leveren, dat geen bijrol mag vervullen, niet als een apart terrein beschouwd mag worden noch uitsluitend een excuusfunctie mag vervullen. Het gaat hier om een uitdaging voor het EESC en zijn „Programma voor Europa”.

    Brussel, 16 december 2009.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  Zie het EESC-advies over het Rapport van de groep-De Larosière (PB C 318 van 23.12.2009, blz. 57).

    (2)  Zie het EESC-advies over het Rapport van de groep-De Larosière, PB C 318 van 23 december 2009, blz. 57 en het EESC-advies over Een Europees economisch herstelplan PB C 182 van 4 augustus 2009, blz. 71.

    (3)  Gedrag banken cynisch en gevaarlijk – Gezamenlijk artikel van Christine Lagarde, Frans minister van economie, industrie en werkgelegenheid, Anders Borg, Zweeds minister van financiën, Wouter Bos, Nederlands minister van financiën, Jean-Claude Juncker, Luxemburgs minister van financiën, Elena Salgado Mendez, Spaans minister van financiën, Peer Steinbrück, Duits minister van financiën en Giulio Tremonti, Italiaans minister van financiën, gepubliceerd in diverse Europese kranten op 4 september 2009.

    (4)  Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s – COM(499) final van 23 september 2009; Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit – COM(501) final van 23 september 2009; Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen – COM(502) final van 23 september 2009; Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Autoriteit voor effecten en markten – COM(503) final van 23 september 2009.

    (5)  Zie voetnoot nr. 3.

    (6)  COM(2009) 114 final, Op weg naar Europees herstel

    (7)  Zie het EESC-advies over de „Resultaten van de werkgelegenheidstop”, PB C 306 van 16 december 2009, blz. 70.

    (8)  Zie het advies over het rapport van de groep-De Larosière, PB C 318 van 23 december 2009, blz. 57. In zijn bijdrage tijdens de zitting van het EESC op 30 september 2009 sprak de heer Barroso zich ook in deze zin uit.

    (9)  Zie het EESC-advies over Een Europees economisch herstelplan, PB C 182 van 4 augustus 2009, blz 71.

    (10)  Zie het EESC-advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de resultaten van de onderhandelingen betreffende de cohesiebeleidsstrategieën en -programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013, PB C 228 van 22 september 2009, blz. 141.

    (11)  John Nash, Nobelprijswinnaar voor economie, oktober 2008.

    (12)  In zijn bijdrage tijdens de zitting van het EESC op 30 september 2009 sprak de heer Barroso zich ook in deze zin uit.


    Top