EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AE0488

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie: Trans-Europese netwerken: Naar een geïntegreerde aanpak COM(2007) 135 final

PB C 204 van 9.8.2008, p. 25–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

9.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/25


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie: „Trans-Europese netwerken: Naar een geïntegreerde aanpak”

COM(2007) 135 final

(2008/C 204/08)

De Europese Commissie heeft op 21 maart 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie: „Trans-Europese netwerken: Naar een geïntegreerde aanpak”

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 februari goedgekeurd. Rapporteur was de heer KRZAKLEWSKI.

Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 maart 2008 gehouden 443e zitting (vergadering van 13 maart 2008) het volgende advies uitgebracht, dat met 64 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van oordeel dat een geïntegreerde aanpak m.b.t. de trans-Europese netwerken (TEN) bijdraagt tot een duurzame ontwikkeling van de Europese Unie.

1.2

Dankzij een geïntegreerde aanpak zou de ontwikkeling van de geplande TEN-structuur niet alleen sneller verlopen, maar ook minder middelen vereisen dan het geval zou zijn als er niet zou worden gezocht naar mogelijkheden om te komen tot synergie tussen verschillende soorten netwerken.

1.2.1

In verband hiermee zou de Europese Commissie met het oog op de naderende tussentijdse evaluatie voorstellen moeten doen voor een verruiming van de financiële steun aan initiatieven die blijk geven van een geïntegreerde aanpak m.b.t. TEN (in ruime zin, dwz. met inbegrip van aftakkingen ervan) door een „fonds voor een geïntegreerde aanpak” op te richten.

1.3

Na analyse van de voorwaarden die nodig zijn om te komen tot geïntegreerde trans-Europese netwerken in ruime zin, is het EESC tot de conclusie gekomen dat hiertoe een convergentie tussen verschillende sectoren (1) nodig is. Voor een doeltreffende geïntegreerde aanpak is het volgens het Comité ook nodig dat de basisstructuur van dit soort netwerken zo snel mogelijk gerealiseerd wordt.

1.4

De mededeling van de Commissie dient te worden aangevuld met een evaluatie van de invloed die de recente uitbreidingen van de Europese Unie heeft uitgeoefend op de mogelijkheden van de 12 nieuwe lidstaten om een geïntegreerde aanpak te ontwikkelen, en de mate waarin zij deze kunnen toepassen.

1.5

Een geïntegreerde aanpak is vooral belangrijk met het oog op:

het beperken van de milieuschade tijdens de aanleg en het gebruik van het netwerk, en

het beperken van het aantal twistpunten en het soepeler bijleggen van conflicten ten gevolge van tegenstrijdige belangen bij de aanleg en het gebruik van het netwerk.

1.6

Om met een geïntegreerde aanpak optimale effecten te bereiken, zijn wetenschappelijk onderzoek en initiatieven op Europees en nationaal niveau van cruciaal belang. Momenteel is het onderzoek echter versnipperd over verschillende thema's en sectoren. Daarom verzoekt het Comité de Commissie en de Raad om in de gehele Europese onderzoeksruimte programma's te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen die in het teken staan van de synergie tussen de verschillende soorten netwerken welke deel uitmaken van de algemene TEN-structuur.

1.7

Aangezien in een aantal EU-landen een infrastructuur van glasvezelnetwerken bestaat, bedoeld om te voldoen aan de technologische behoeften van andere nationale infrastructuren (b.v. elektriciteits, energie- en spoorwegnetwerken), is het EESC ervan overtuigd dat in het kader van een geïntegreerde aanpak deze glasvezelnetwerken in grotere mate voor commerciële doeleinden (telecommunicatie, dataverkeer, enz.) moeten worden aangewend.

1.7.1

Met het oog op een geïntegreerde aanpak dient de momenteel sterke ontwikkeling van lokale (gemeentelijke) infrastructuur in vele Europese lidstaten te worden aangegrepen om algemeen toegankelijke glasvezelnetwerken te ontwikkelen en lokale intelligente infrastructuur (2) aan te leggen. Een element dat niet mag ontbreken in deze intelligente gemeentelijke infrastructuur, is een geïntegreerde GIS-kaart (3). Zo bereikt men een geïntegreerde aanpak van de lokale netwerkinfrastructuur m.b.v. een informaticasysteem (een intelligent infrastructuurbeheersysteem).

1.8

De Commissie zou bij haar plannen voor een geïntegreerde aanpak van de trans-Europese netwerken rekening moeten houden met geïntegreerde technologieën voor hernieuwbare aardgas en milieuvriendelijke energieproductie. Dankzij deze technologieën, die de energieproductie dichter bij de eindgebruiker brengt, kan de CO2–uitstoot worden verminderd.

1.8.1

Met deze aanpak wil men komen tot synergie, coördinatie en besparingen door de ontwikkeling van bio- en gastechnologie.

1.9

Met betrekking tot de mogelijkheid voor synergie in de nieuwe Baltische lidstaten, moet in het kader van een geïntegreerde aanpak een energiebrug worden aangelegd, omdat dit een snel te realiseren manier is om de netwerken van de Baltische staten te koppelen aan de andere Europese netwerken. Bij de verwezenlijking van dit plan mogen er echter op langere termijn (2020) geen stranded costs  (4) van bestaande transmissienetwerken worden aanvaard.

2.   Inleiding

2.1

Tot de meer ambitieuze doelstellingen uit het Verdrag (5) en de aan de Lissabonstrategie ontleende richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (6) behoren de ontwikkeling, de interconnecties, en de betere integratie en coördinatie van de Europese energie-, vervoers- en telecommunicatie-infrastructuur.

2.2

In de artikelen 154-156 van het Verdrag en in de richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid zijn doelstellingen vastgelegd m.b.t. de ontwikkeling, interconnectie en betere integratie en coördinatie van de Europese energie-, vervoers- en telecommunicatie-infrastructuur.

2.3

Op basis van deze Verdragsbepalingen en overeenkomstig voornoemde richtlijnen is het idee ontstaan van trans-Europese vervoers-, energie- en telecommunicatienetwerken, die de „bloedsomloop” van de Europese economie vormen.

2.4

Teneinde de efficiëntie van de trans-Europese netwerken te optimaliseren en m.n. het Europese concurrentievermogen te vergroten, heeft de Europese Commissie in juli 2005 een speciale stuurgroep opgericht die het mandaat heeft gekregen om een gemeenschappelijke aanpak te bepalen, bedoeld om de verschillende communautaire acties ter ondersteuning van de totstandbrenging van de trans-Europese vervoers- energie- en telecommunicatienetwerken beter te coördineren.

2.4.1

De stuurgroep heeft m.n. de volgende kwesties besproken:

synergieën tussen de trans-Europese netwerken,

Trans-Europese netwerken en milieu,

Gebruik van nieuwe technologieën in het trans-Europese vervoersnetwerk,

Financiering van de trans-Europese netwerken, en meer bepaald:

combinatie van middelen,

financiering van de grote prioritaire projecten,

financiering van trans-Europese netwerken m.b.v. publiek-private partnerschappen (PPP).

2.5

Onderhavig EESC-advies betreft de op de bevindingen van de stuurgroep gebaseerde mededeling van de Commissie „Trans-Europese netwerken: Naar een geïntegreerde aanpak” (COM (2007) 135 final).

3.   Algemene opmerkingen

Stand van zaken m.b.t. de verwezenlijking van de trans-Europese netwerken

3.1   Trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V)

3.1.1

Het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-V) omvat sinds de meest recente uitbreiding 30 prioritaire projecten die tegen 2020 gerealiseerd moeten zijn. De Commissie heeft verder recentelijk nog nadrukkelijk laten weten dat deze trans-Europese vervoersnetwerken naar de buurlanden uitgebreid moeten worden (7).

3.1.2

De totstandbrenging van deze grote projecten heeft vertraging opgelopen ten opzichte van het oorspronkelijke tijdsschema. Hoewel enkele projecten reeds voltooid zijn of zich in de eindfase bevinden (8), ligt het tempo voor de aanleg van vervoersassen die als prioritair worden beschouwd, nog altijd te laag. Het initiatiefadvies dat het EESC hierover heeft uitgebracht (9), gaat dieper in op de oorzaken hiervan.

3.1.3

Van deze 30 prioritaire projecten zijn er 18 bedoeld voor het vervoer per spoor en 2 voor het vervoer over binnenwateren en over zee. Daarmee is duidelijk voorrang gegeven aan de milieuvriendelijkste vervoersmiddelen. In het document dat ECORYS in het kader van een studie (10) voor de Europese Commissie heeft ontwikkeld en dat de voortgang van de 30 prioritaire projecten op dit moment en de prognose tot en met het einde van de periode van het financiële meerjarenkader in 2013 laat zien, zijn kaarten opgenomen waaruit duidelijk blijkt hoe onvolledig het netwerk nog is.

3.1.4

In de mededeling van de Commissie waarop onderhavig advies betrekking heeft, wordt de balans opgemaakt van de financiële instrumenten waarmee de Europese Unie in de loop van de financiële programmeringsperiode 2000-2006 heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de TEN-V en wordt toegelicht welke financiële instrumenten voor het financiële meerjarenkader 2007-2013 zijn toegekend. In deze periode zal een bedrag van 8,013 miljard euro aan de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk worden besteed.

3.1.5

Het EFRO en het Cohesiefonds blijven in de programmeringsperiode 2007-2013 de belangrijkste bronnen van communautaire bijstand voor de cofinanciering van projecten in het kader van het trans-Europese vervoersnetwerk. Over het algemeen moet de communautaire bijdrage aan de totstandbrenging van het trans-Europese netwerk vooral worden besteed aan de grensoverschrijdende gedeelten en de knelpunten.

3.1.6

De EIB zal de financiering van vervoersinfrastructuur door middel van leningen voortzetten dankzij een specifiek garantie-instrument waarvoor 500 miljoen euro uit de eigen middelen van de EIB plus 500 miljoen euro uit de begroting van het trans-Europese vervoersnetwerk is uitgetrokken (dat wil zeggen 6,25 % van het totale budget).

3.2   Trans-Europees energienetwerk (TEN-E)

3.2.1

In januari 2007 heeft de Commissie in het Prioritair interconnectieplan de voor Europa belangrijke projecten geëvalueerd. Wat de elektriciteit betreft is er niet veel bereikt. Slechts 12 van de 32 projecten liggen op schema en amper 5 projecten zijn min of meer afgerond.

3.2.2

Met betrekking tot gas is de situatie iets beter: 7 van de 10 projecten zullen normaal gezien in de periode 2010-2013 in gebruik worden genomen. Anderzijds loopt de bouw van 29 LNG-terminals (11) en gasopslagplaatsen vertraging op: 9 projecten zijn van de lijst afgevoerd en 5 projecten zijn stilgelegd (12).

3.2.2.1

Volgens de Commissie is de belangrijkste reden waarom de projecten vertraging oplopen of niet worden voltooid, de complexiteit van de planning en van de procedures ter verlenging van de benodigde vergunningen. Andere redenen zijn maatschappelijke weerstand, gebrek aan financiële middelen en de bestaande structuur van vertikaal geïntegreerde energiebedrijven.

3.2.3

De Europese Unie zal nog vóór 2013 minstens 30 miljard euro moeten investeren in energienetwerken (6 miljard in elektriciteitsnetwerken, 19 miljard in gasleidingen en 5 miljard in LNG-terminals), wil ze haar prioriteiten volledig verwezenlijken. Er zijn niet alleen investeringen nodig in grensoverschrijdende interconnectiviteit, maar ook in energieopwekking.

3.2.4

De Europese Unie beschikt over begrotingsmiddelen die in specifieke en goed gemotiveerde gevallen kunnen worden gebruikt voor investeringen in TEN-E. Deze middelen zijn beschikbaar via een begrotingslijn die uitsluitend bedoeld is voor de financering van trans-Europese netwerken, of via de Structuur- en Cohesiefondsen (deze fondsen maken meer dan één derde van de begroting uit en zijn bestemd voor de financiering van regionale ontwikkeling, met inbegrip van energienetwerken).

3.2.5

Ook andere financiële instrumenten (fondsen, kredieten) helpen bij de overbrugging van de investeringsperiode. De Europese Investeringsbank is de belangrijkste financier van de trans-Europese netwerken. In de periode van 1993 tot 2005 werd in totaal 69,3 miljard euro aan kredietovereenkomsten besteed aan de financiering van alle trans-Europese netwerken, waarvan 9,1 miljard aan energienetwerken.

3.3   Trans-Europese telecommunicatienetwerken

3.3.1

Van alle netwerken die deel uitmaken van TEN is de ontwikkeling van de infrastructuur voor telecommunicatienetwerken (eTEN) al het verst gevorderd. De geleidelijke openstelling van de telecommunicatiediensten voor concurrentie sinds 1988 heeft belangrijke gevolgen gehad. De toegenomen concurrentie heeft geleid tot investeringen, vernieuwing, de ontwikkeling van nieuwe diensten en een aanzienlijke prijsverlaging voor de consument.

3.3.2

Momenteel wordt vooral geïnvesteerd in de modernisering van de bestaande netwerken, zodat deze gebruik kunnen maken van de meest geavanceerde technologieën, in de verspreiding van mobiele telefonie en andere draadloze verbindingen van de derde generatie, en in de ontwikkeling van breedband op het Europese platteland.

3.3.2.1

De investeringen kunnen betrekking hebben op de aanleg van glasvezelinstallaties, waarbij 70 % van de kosten voor de ontwikkeling van het netwerk voor rekening komen van civieltechnische werken en de bekabeling van gebouwen. De aanleg van spoorwegen, autowegen of riolering kunnen de ontwikkeling van deze netwerken vergemakkelijken in gebieden die op dit vlak nog niet zo ontwikkeld zijn.

3.3.3

Wat het Europese telecommunicatienetwerk betreft, is het dichten van de digitale kloof de belangrijkste uitdaging. De verschillen tussen stedelijke en plattelandsgebieden dwingen lidstaten tot concrete acties en tot het formuleren van doelstellingen, die ertoe moeten leiden dat de verschillen tegen 2010 zijn weggewerkt.

3.3.4

Er is een versterkte coördinatie tussen de andere financieringsbronnen (Structuurfondsen, EFRO, TEN-middelen en nationale financiering) nodig om een coherente planning tot stand te brengen en de breedbanddekking te voltooien.

Een geïntegreerde aanpak van de trans-Europese netwerken

3.4   Synergie tussen de Europese netwerken

3.4.1

Een eerste voorbeeld van synergie tussen trans-Europese netwerken is de integratie van het spoor- en wegennet (13). De voordelen van deze integratie worden uiteengezet in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de uitbreiding van de belangrijkste trans-Europese vervoersassen naar de buurlanden -richtsnoeren voor vervoer in Europa en de naburige regio's (14). De belangrijkste voordelen zijn een optimaal gebruik van ruimte, de mogelijkheid om samen constructiewerkzaamheden te verrichten, beperking van de horizonvervuiling en versnippering van het landschap en gezamenlijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de infrastructuur tegen te gaan (geluidsbescherming en ecoducten voor groot en klein wild). Gecombineerde infrastructuur biedt reële mogelijkheden om de kosten en de negatieve milieu-impact te verminderen.

3.4.2

Er is onderzoek verricht naar de mogelijkheden andere combinaties tot ontwikkeling te brengen, zoals hoogspanningsleidingen door een spoorwegtunnel trekken en telecommunicatiekabels (m.n. glasvezelkabels) langs een spoorlijn laten lopen (15). De technische haalbaarheid, de impact op de kosten van de projecten en de complexiteit van de procedures zijn geanalyseerd. De conclusies worden in de volgende paragrafen uiteengezet.

3.4.2.1

Behalve de combinatie gasleidingen met andere infrastructuur, die technisch niet goed haalbaar is, omdat er voor gasleidingen omvangrijke veiligheidszones nodig zijn, lijkt het combineren van andere TEN-projecten wel reële voordelen te bieden.

3.4.2.2

De synergieën tussen telecommunicatienetwerken en vervoersnetwerken lijken de meest veelbelovende. Ieder vervoersnetwerk kan worden geoptimaliseerd als het zijn eigen communicatienetwerk heeft, dat voor het beheer van het netwerk wordt gebruikt. In de meeste gevallen beschikken spoorwegen en autosnelwegen reeds over dergelijke communicatienetwerken. In sommige gevallen wordt de overcapaciteit van deze netwerken gebruikt voor andere doeleinden, bijvoorbeeld voor datacommunicatie.

3.4.2.3

Voorlopig is er nog geen sprake van een systematisch streven naar synergie tussen het infrastructuurbeheersysteem en het telecommunicatienetwerk.

3.4.2.4

Voor de koppeling van elektriciteitsnetwerken bestaan interessante, nog nader te onderzoeken mogelijkheden: het leggen van hoogspanningskabels langs de oevers van kanalen en rivieren; interconnecties met een beperkte spanning (2 maal 25 kV) via hogesnelheidsspoorlijnen, en meer systematische interconnecties van ondergrondse hoogspanningsleidingen (300 tot 700 kV) langs de tracés van vervoersnetten. Met deze mogelijke oplossingen kan niet tegemoet worden gekomen aan de onmiddellijke behoefte om de nationale hoogspanningsnetwerken onderling te verbinden, maar kunnen wel op de langere termijn fijnmazigere nationale elektriciteitsnetwerken worden ontwikkeld die gelijke tred houden met de looptijd van de grote infrastructuurprojecten.

3.5   Integratie van milieu en trans-Europese netwerken

3.5.1

De strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid roept op tot het uitvoeren van TEN-projecten op een manier die in overeenstemming is met duurzame ontwikkeling.

3.5.2

De 30 prioritaire projecten van het trans-Europese vervoersnetwerk zijn grotendeels projecten waarbij milieuvriendelijke, weinig energie verbruikende vervoersmiddelen (bijv. per spoor en over water) worden bevorderd. De voltooiing van het trans-Europese vervoersnetwerk zal een positief effect hebben op het milieu. Als de energieconsumptie in het huidige tempo blijft groeien, zal de uitstoot van CO2 in 2020 38 % meer bedragen dan op dit moment. Deze toename zal 4 % lager uitvallen als de 30 prioritaire projecten worden voltooid, dat wil zeggen dat er dan per jaar 6,3 miljoen ton minder CO2-uitstoot zal zijn.

3.5.3

Door de koppeling van nationale energienetwerken en de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen op die netten kan het gebruik van de capaciteit in elke lidstaat worden geoptimaliseerd, waardoor negatieve milieueffecten worden verkleind.

3.5.4

De communautaire wetgeving op het gebied van milieubescherming biedt een helder kader voor de uitvoering van grote projecten. In de communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet wordt hier expliciet naar verwezen (16). Ieder nieuw infrastructuurprogramma moet aan een strategische milieuanalyse worden onderworpen (17) en ieder project moet individueel worden geëvalueerd (18). Door deze dubbele verplichting kunnen de grote infrastructuurprojecten vanuit milieuoogpunt optimaal worden ingepast. Tegelijkertijd zouden deze analyses kunnen dienen als kader voor studies naar eventueel te verwezenlijken synergieën.

3.5.5

Ieder afzonderlijk project moet niet alleen aan dergelijke milieuanalyses worden onderworpen, maar ook voldoen aan de communautaire wetgeving op het gebied van geluid, water en bescherming van flora en fauna (19).

3.5.6

Als geen van de alternatieven voor een project dat is aangegeven als project van openbaar nut een optimale oplossing in overeenstemming met de communautaire wetgeving oplevert, kunnen compenserende maatregelen worden goedgekeurd, zodat het project toch kan worden uitgevoerd, op voorwaarde dat eventuele negatieve effecten worden gecompenseerd.

3.6   Geïntegreerde aanpak van de financiering van de trans-Europese netwerken

3.6.1

De samenvoeging van fondsen voor de verwezenlijking van de trans-Europese netwerken is redelijk problematisch, en geeft zelfs aanleiding tot conflicten. De Commissie heeft zich altijd bezorgd getoond over de cumulatie van communautaire financiering uit verschillende bronnen voor één en hetzelfde project. De Rekenkamer heeft dit vraagstuk bovenaan de agenda gezet in zijn verslagen over de tenuitvoerlegging van de trans-Europese netwerken door de Commissie.

3.6.2

In de mededeling waarop dit advies betrekking heeft, is de stuurgroep tot de slotsom gekomen dat alle mogelijkheden om subsidies uit verschillende communautaire fondsen te cumuleren moeten worden uitgesloten. Op grond van het Financieel Reglement en/of de sectoriële basisbesluiten die reeds zijn of momenteel worden goedgekeurd is het cumuleren van middelen uit verschillende communautaire financiële instrumenten verboden. Aldus wordt de budgettaire transparantie gewaarborgd en gezorgd voor een goed financieel beheer.

3.6.3

Nog een belangrijke informatie in deze mededeling, die grote gevolgen heeft voor de investeringen in het kader van TEN, is de bepaling dat vastleggingen in het kader van een project dat deel uitmaakt van een operationeel programma dat financiële bijstand uit hoofde van de Structuurfondsen of het Cohesiefonds ontvangt, niet mogen worden gefinancierd uit hoofde van andere communautaire financieringsinstrumenten.

3.6.4

Daaruit volgt dat uitgaven voor bijvoorbeeld ERTMS of elektrificatie van een spoorlijn waarvoor geen financiering uit de Structuurfondsen of het Cohesiefonds wordt verstrekt, mogen worden gefinancierd uit de middelen die voor de TEN zijn bestemd. De aanleg van een spoorlijn zou uit het EFRO of het Cohesiefonds kunnen worden gefinancierd. De projecten kunnen ook in regionale sectoren worden opgedeeld die hetzij uit het EFRO of het Cohesiefonds, hetzij uit de voor TEN bestemde middelen worden medegefinancierd.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1   Geïntegreerde ontwikkeling van elektriciteits- en gasnetwerken

4.1.1

De ontwikkeling van de energieproductietechnologie op basis van gas („combi”-technologie (20), cogeneratie (21)) betekent dat investeren in elektriciteitsnetwerken riskanter wordt (de elektriciteitstransmissie wordt vervangen door aardgastransmissie en door de ontwikkeling van lokale cogeneratie van gas, kleinschalige cogeneratie, microcogeneratie).

4.1.2

De ontwikkeling van nieuwe gastransmissietechnologieën brengt met zich mee dat investeren in gasnetwerken riskanter wordt (door het gebruik van CNG- (22) en LNG-technologie wordt de transmissie van aardgas via netwerken vervangen door vervoer over zee en land).

4.1.3

Het is nodig om in de elektriciteits- en gassector (de bedrijven van deze sectoren) convergentie door te voeren, met name op het vlak van eigendom, beheer en organisatie, wil men komen tot een geïntegreerde technologische aanpak bij het gebruik van aardgas en de productie van elektriciteit en warmte. Daarom is het hoognodig om de opsplitsing in branches te doorbreken (m.n. de scheiding tussen de elektriciteits- en gassector ongedaan te maken). Vooral in de nieuwe EU-lidstaten (in Centraal- en Oost-Europa) is het zaak snel werk te maken van convergentie tussen de elektriciteits- en gassector). Hierbij dient echter rekening te worden gehouden met de sociale gevolgen die zowel de betrokken „nieuwe” als „oude” lidstaten hiervan ondervinden.

4.2   Geïntegreerde aanpak van de ontwikkeling van glasvezelnetwerken

4.2.1

In een aantal Europese lidstaten, waaronder ook enkele nieuwe lidstaten (b.v. Polen), zijn uitgebreide glasvezelnetwerken ontwikkeld voor technologische doeleinden in de elektriciteitssector (23) en voor het spoorwegnet (24). Hoewel deze netwerken soms ook voor commerciële doeleinden worden gebruikt (25), worden de uitgebreide mogelijkheden op dit vlak nog onvoldoende benut. In de gassector zit nog veel potentieel. Maar vooral de integratie tussen glasvezelnetwerken voor technologische doeleinden in verschillende infrastructuurvoorzieningen (elektriciteit, spoorwegen) en telecommunicatienetwerken met het oog op een efficiënt toegangsnetwerk, biedt nog veel mogelijkheden.

4.2.2

In verschillende EU-lidstaten, met name de nieuwe, wordt momenteel intensief gebouwd aan lokale infrastructuur, zoals waterleidingen en riolering, die mede met communautaire middelen (voornamelijk via de fondsen voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds) worden bekostigd. Daardoor doet zich een uitzonderlijke kans voor om in deze infrastructuurwerkzaamheden ook glasvezeltoegangsnetwerken te integreren. Voor de Europese plattelandsgebieden en kleine steden biedt dit een goede mogelijkheid om een grote sprong vooruit te maken. De praktische uitwerking van deze integratie zou efficiënt kunnen worden ondersteund door aan de Europese middelen voor de ontwikkeling van lokale infrastructuur speciale stimulansen te koppelen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van geïntegreerde infrastructuur te promoten.

4.2.3

Glasvezeltoegangsnetwerken kunnen de basis vormen voor de verdere ontwikkeling van een lokale intelligente infrastructuur, met behulp waarvan de uiteenlopende (intelligente) objecten van deze infrastructuur (waterleiding, riolering, vervoer, verwarmingsnet, openbare veiligheidsvoorzieningen) worden bestuurd en beheerd (technisch toezicht en dienstverlening). Een geïntegreerde GIS-kaart (een door de gemeente of de provincie beheerde kaart die kan worden geraadpleegd door infrastructuurondernemingen die er werken) is een onderdeel dat niet mag ontbreken in deze lokale intelligente infrastructuur. GIS-kaarten bieden momenteel het grootste potentieel voor de integratie van lokale infrastructuurnetwerken.

4.3   Integratie en technologieën voor de productie van hernieuwbaar gas en milieuvriendelijke energie

4.3.1

Dankzij verschillende technologieën voor de productie van hernieuwbaar gas (op kleine schaal, door cogeneratie (26), waarbij gas wordt gehaald uit de biomassa van grootschalige landbouwbedrijven) hoeft niet alleen het elektriciteitsnetwerk minder uitgebreid te worden, zodat de ermee gepaard gaande verliezen ook minder groot zijn, maar kan ook beter gebruik worden gemaakt van primaire energiebronnen, waardoor tegelijkertijd de CO2-uitstoot vermindert.

4.3.2

Een erg belangrijke groep van geïntegreerde technologieën zijn de technologieën voor milieuvriendelijke energie (milieuvriendelijke energie/cogeneratie), die niet alleen energie produceren (elektriciteit en warmte), maar ook afval verwerken (gemeentelijk afval, landbouwafval of afval dat overblijft bij verwerking van landbouwproducten tot voedingsproducten).

4.4   Geïntegreerde aanpak van de financiering van infrastructuurnetwerken m.b.v. publiek-private partnerschappen

4.4.1

Bedoeling is dankzij een geïntegreerde financiering van de infrastructuur d.m.v. publiek-private partnerschappen de efficiëntie van de communautaire middelen voor infrastructuurontwikkeling te vergroten, met name in de nieuwe lidstaten.

4.4.2

De oude lidstaten (de EU-15) hebben al ervaring met publiek-private partnerschappen, m.n. voor de financiering van grote infrastructuurinvesteringen. In de nieuwe lidstaten (de landen van Centraal- en Oost-Europa) zijn publiek-private partnerschappen nodig voor de financiering van kleine, lokale infrastructuurinvesteringen. Het is nu dan ook zaak om de ervaringen van de oude lidstaten toe te passen op de nieuwe lidstaten (waarbij echter rekening moet worden gehouden met het feit dat deze ervaringen niet zomaar van toepassing zijn, aangezien het niet altijd mogelijk is om de financiering van alleenstaande grote infrastructuurprojecten te vergelijken met de financiering van kleine projecten).

4.4.3

De beschikbaarheid van communautaire middelen leidt ertoe dat de lokale overheden in sommige lidstaten (waaronder de Centraal- en Oost-Europese lidstaten) het vaak laten komen tot overinvestering in sectorale infrastructuur, m.n. in waterleidingen en riolering, terwijl ze onvoldoende gebruik maken van de mogelijkheden om deze investeringen te integreren. Dit is erg zorgwekkend, omdat zo de kans wordt gemist om de investeringskosten te verminderen (wat neerkomt op een minder efficiënt gebruik van communautaire middelen) en omdat dit de lokale overheden in de toekomst opzadelt met onverantwoorde exploitatiekosten van overbodige infrastructuur (de lokale bewoners moeten meer betalen voor het gebruik van de infrastructuur). De inbreng van privé-kapitaal bij de financiering van infrastructuur is een doeltreffende manier om een geïntegreerde aanpak te bevorderen en het risico van overinvestering te beperken.

Brussel, 13 maart 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  D.w.z. een organisatorische convergentie tussen sectoren, incl. de bedrijven die hiertoe behoren.

(2)  Intelligente infrastructuur is uitgerust met receptoren die informatie over de toestand van de infrastructuur ontvangen en doorgeven aan een centrale computer, en die in sommige gevallen ook instructies krijgen van deze computer, zodat controlemechanismen in werking treden (U of T Ciliv Engineering — laatste update: 9 november 2001).

(3)  Zie specifieke opmerkingen, paragraaf 4.2.3.

(4)  Stranded costs: dit zijn onkosten van investeringen en andere verplichtingen die dateren van vroeger (historische kosten), maar die de investeerders nog niet hebben terugverdiend door de verkoop van elektriciteit en door andere dienstverlening en die ze op de vrije markt ook later niet kunnen terugverdienen. De deadline voor de afrekening van deze onkosten is gewoonlijk de datum waarop de energiemarkt begint te functioneren of wordt opengesteld.

(5)  Artikelen 154, 155 en 156 van het Verdrag.

(6)  Richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) nrs. 9, 10, 11 en 16).

(7)  COM(2007) 32 van 31.1.2007.

(8)  De vaste verbinding over de Øresund (die Zweden en Denemarken verbindt, voltooid in 2000), de luchthaven Malpensa (Italië, voltooid in 2001), de Betuwelijn (die Rotterdam verbindt met de Duitse grens, voltooid in 2007) en de PBKAL (de HSL Parijs-Brussel-Keulen-Amsterdam-Londen, voltooid in 2007).

(9)  PB C 157 van 28 juni 2005, blz. 130.

(10)  Synergies between Trans-European networks, Evaluations of potential areas for synergetic impacts (Synergies tussen trans-Europese netwerken, onderzoek naar mogelijke terreinen voor synergie ). Ecorys, augustus 2006.

(11)  Aleksandra GAWLIKOWSKA-FRYK, Transeuropejskie sieci energetyczne (Trans-Europese energienetwerken), 2007.

(12)  LNG:. Liquid Natural Gas — vloeibaar aardgas

(13)  In sommige lidstaten is het bij wet verplicht om dit soort synergie na te streven, m.n. In Duitsland (Bundesnaturschutzgesetz, Par.2, Bündelungsgebot).

(14)  COM(2007) 32 def. van 31 januari 2007

(15)  Synergies between Trans-European Networks, Evaluations of potential areas for synergetic impacts, ECORYS, augustus 2006.

(16)  Hierboven genoemde Beschikking 884/2004/EG, artikel 8.

(17)  Strategische milieueffectbeoordeling (SMB) — Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's.

(18)  Milieueffectbeoordeling (MEB) — Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, gewijzigd bij de Richtlijnen 97/11/EG en 2003/35/EG.

(19)  De „vogelrichtlijn” (79/409/EEG), de „habitatrichtlijn” (92/43/EEG) en de kaderrichtlijn water (2000/60/EG).

(20)  Combinatiesystemen van gas en stoom, met een vermogen dat meestal variëert van enkele tientallen tot 200 MW – Jan Popczyk,„Co dalej z elektroenergetyką?”, Miesięcznik Stowarzyszenia Elektryków Polskich, VI 2000.

(21)  Zie voetnoot 25.

(22)  CNG (Compressed Natural Gas) is een brandstof, waarbij aardgas is samengeperst tot 20-25 MPa.

(23)  In Polen bestaat b.v. het glasvezelnetwerk TelEnergo.

(24)  Een voorbeeld hiervan is het Poolse glasvezelnetwerk „Telekomunikacja Kolejowa — Grupa PKP”.

(25)  In Polen heeft b.v. een fusie plaatsgevonden tussen TelEnergo en Telbank, als gevolg waarvan Exatel is ontstaan, een modern bedrijf op de markt van IT-diensten.

(26)  Cogeneratie (of gecombineerde warmte- en energieproductie of CHP — Combined Heat and Power)is een technologisch proces waarbij in een energiecentrale tegelijkertijd elektriciteit en bruikbare warmte wordt opgewekt.


Top