Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0078

2009/78/EG: Besluit van de Commissie van 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Voor de EER relevante tekst)

PB L 25 van 29.1.2009, p. 23–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/12/2010; opgeheven door 32010R1093

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/78(1)/oj

29.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/23


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 januari 2009

tot instelling van het Comité van Europese bankentoezichthouders

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/78/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van de zogeheten Lamfalussy-procedure heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan Besluit 2004/5/EG van 5 november 2003 tot instelling van het Comité van Europese bankentoezichthouders (1) (hierna „het comité” genoemd). Het comité heeft op 1 januari 2004 zijn taak opgenomen en fungeert als een onafhankelijk bezinnings-, overleg- en adviesorgaan voor de Commissie op het gebied van bankregelgeving en bankentoezicht.

(2)

Gevolg gevend aan het bepaalde in Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (2) heeft de Commissie in 2007 de Lamfalussy-procedure geëvalueerd en op 20 november 2007 haar evaluatie gepresenteerd in een mededeling met als titel „Evaluatie van de Lamfalussy-procedure — Bevorderen van de toezichtconvergentie” (3).

(3)

In de mededeling heeft de Commissie gewezen op het belang van het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese bankentoezichthouders en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen (hierna „de comités van toezichthouders” genoemd) in een steeds sterker geïntegreerde Europese financiële markt. Het werd noodzakelijk geacht een duidelijk kader voor de werkzaamheden van deze comités op het gebied van toezichtconvergentie en samenwerking tussen toezichthouders tot stand te brengen.

(4)

Bij de evaluatie van de werking van de Lamfalussy-procedure heeft de Raad de Commissie verzocht de rol van de comités van toezichthouders te verduidelijken en zich te beraden op alle verschillende opties om de werking van deze comités te versterken, zonder het evenwicht in de huidige institutionele structuur te verstoren en zonder dat de toezichthouders minder verantwoording moeten afleggen (4).

(5)

Tijdens zijn bijeenkomst van 13 en 14 maart 2008 heeft de Europese Raad aangedrongen op spoedige verbeteringen in de werking van de comités van toezichthouders (5).

(6)

Op 14 mei 2008 (6) heeft de Raad de Commissie verzocht de Commissiebesluiten tot instelling van de comités van toezichthouders te herzien teneinde hun mandaten en taken coherent en consistent te maken en hun bijdrage aan samenwerking en convergentie inzake het toezicht te versterken. De Raad merkte op dat de comités uitdrukkelijk specifieke taken dienen te krijgen om de samenwerking en de convergentie inzake het toezicht, alsmede hun rol bij het beoordelen van risico’s voor de financiële stabiliteit te versterken. Daarom dient in een versterkt wettelijk kader met betrekking tot de rol en taken van het comité op dit gebied te worden voorzien.

(7)

De samenstelling van het comité dient de organisatie van het bankentoezicht te weerspiegelen en tevens rekening te houden met de rol van centrale banken als hoedsters van de algemene stabiliteit van het bankwezen op nationaal en communautair niveau. De respectieve rechten van de verschillende categorieën deelnemers dienen duidelijk te worden omschreven. In het bijzonder het voorzitterschap en het stemrecht moeten worden voorbehouden aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van elke lidstaat. Wanneer zulks aangewezen is, dient de deelneming aan vertrouwelijke discussies over individuele onder toezicht staande instellingen te worden beperkt tot de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en de centrale banken die specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op de betrokken onder toezicht staande instellingen.

(8)

Het comité dient als een onafhankelijke adviesgroep van de Commissie op het gebied van bankentoezicht te fungeren.

(9)

Het mandaat van het comité dient het toezicht op financiële conglomeraten te bestrijken. Om dubbel werk te vermijden, eventuele inconsistenties te voorkomen, op de hoogte te blijven van de vooruitgang en de kans te krijgen informatie uit te wisselen, dient de samenwerking met het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen wat het toezicht op financiële conglomeraten betreft, plaats te vinden binnen het Gemengd Comité voor financiële conglomeraten.

(10)

Het comité dient tevens bij te dragen tot de gemeenschappelijke en uniforme dagelijkse implementatie van de communautaire wetgeving en tot de consequente toepassing ervan door de toezichthoudende autoriteiten.

(11)

Het comité heeft geen regelgevende bevoegdheden op communautair niveau. Het dient collegiale toetsingen uit te voeren, beste praktijken te bevorderen en niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen en standaarden aan te reiken teneinde de convergentie in de gehele Gemeenschap te versterken.

(12)

Een betere bilaterale en multilaterale samenwerking tussen toezichthouders vereist wederzijds begrip en vertrouwen tussen toezichthoudende autoriteiten. Het comité dient tot de verbetering van de samenwerking bij te dragen.

(13)

Het comité dient voorts de toezichtconvergentie in de Gemeenschap te bevorderen. Teneinde nadere invulling aan deze doelstelling te geven, dient een indicatieve en niet-limitatieve lijst te worden opgesteld van de door het comité te vervullen taken.

(14)

Om een oplossing te bieden voor geschillen van grensoverschrijdende aard tussen toezichthoudende autoriteiten, met name binnen colleges van toezichthouders, dient het comité een mechanisme voor niet-bindende bemiddeling op vrijwillige basis in te stellen.

(15)

Om profijt te trekken van de deskundigheid die het comité heeft opgebouwd, dienen de toezichthoudende autoriteiten in staat te zijn vraagstukken voor niet-bindend advies aan het comité voor te leggen zonder dat zulks afbreuk doet aan hun bevoegdheden.

(16)

De uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten is van fundamenteel belang voor de uitoefening van hun taken. Een dergelijke informatie-uitwisseling is tevens van wezenlijk belang voor een doeltreffend toezicht op bankgroepen en voor de financiële stabiliteit. De bankwetgeving legt de toezichthoudende autoriteiten weliswaar een duidelijke juridische verplichting op om samen te werken en informatie uit te wisselen, maar het comité dient de praktische dagelijkse onderlinge informatie-uitwisseling te vergemakkelijken, met inachtneming van de in de toepasselijke wetgeving vervatte geheimhoudingsvoorschriften.

(17)

Om zowel doublures van toezichthoudende taken te vermijden en op die manier het toezichtproces te stroomlijnen, als de administratieve lasten voor bankgroepen te beperken, dient het comité de delegatie van taken tussen toezichthoudende autoriteiten te faciliteren, met name in de gevallen die in de relevante wetgeving zijn gespecificeerd.

(18)

Teneinde de convergentie en consistentie tussen colleges van toezichthouders te bevorderen en aldus gelijke mededingingsvoorwaarden te garanderen, dient het comité de werking van deze colleges te controleren zonder de onafhankelijkheid van de leden ervan te beperken.

(19)

Kwaliteit, vergelijkbaarheid en consistentie van toezichtrapportage zijn van wezenlijk belang voor de kosteneffectiviteit van de communautaire toezichtregelingen en voor de nalevingslasten voor instellingen die op grensoverschrijdend niveau actief zijn. Het comité dient overlappingen en doublures te helpen vermijden en ertoe bij te dragen dat rapportagegegevens vergelijkbaar en van voldoende kwaliteit zijn.

(20)

De financiële systemen in de Gemeenschap zijn nauw met elkaar verweven. Gebeurtenissen in één van de lidstaten kunnen dan ook aanzienlijke gevolgen hebben voor de financiële instellingen en markten in andere lidstaten. Het voortdurend ontstaan van nieuwe financiële conglomeraten en de branchevervaging in de bank-, effecten- en verzekeringssector brengen nieuwe uitdagingen voor het toezicht op nationaal en communautair niveau met zich mee. Teneinde de financiële stabiliteit te vrijwaren, is een systeem op het niveau van het comité, het Comité van Europese effectenregelgevers en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen vereist om potentiële grens- en sectoroverschrijdende risico’s in een vroeg stadium te onderkennen en, indien nodig, de Commissie en de overige comités in te lichten. Voorts is het van essentieel belang dat het comité ervoor zorgt dat ook de ministeries van Financiën en de nationale centrale banken van de lidstaten op de hoogte worden gebracht. In deze context bestaat de rol van het comité erin de risico’s in het bankbedrijf op te sporen en regelmatig verslag over het resultaat van deze werkzaamheden uit te brengen aan de Commissie. Ook de Raad dient van deze evaluaties in kennis te worden gesteld. Het comité dient tevens samen te werken met het Europees Parlement, waaraan het periodiek informatie over de toestand in de banksector dient te verschaffen. In deze context mag het comité geen informatie over individuele onder toezicht staande entiteiten openbaar maken.

(21)

Om sectoroverschrijdende aangelegenheden op adequate wijze te kunnen aanpakken, dienen de werkzaamheden van het comité te worden gecoördineerd met die van het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Comité voor het bankentoezicht van het Europees Stelsel van centrale banken. Dit is van bijzonder belang voor het aanpakken van mogelijke sectoroverschrijdende risico’s voor de financiële stabiliteit.

(22)

Gezien de mondialisering van de financiële diensten en het toegenomen belang van internationale standaarden, dient het comité ook de dialoog en de samenwerking met toezichthouders buiten de Gemeenschap te bevorderen.

(23)

De verantwoordingsplicht van het comité jegens de instellingen van de Gemeenschap is van groot belang en dient vaste praktijk te zijn, waarbij tegelijkertijd de onafhankelijkheid van de toezichthouders dient te worden gerespecteerd.

(24)

Het comité dient zijn reglement van orde vast te stellen en te handelen met volledige inachtneming van de Verdragsbepalingen, de prerogatieven van de betrokken instellingen en het huidige institutionele evenwicht. Het versterkte kader voor de werkzaamheden van het comité dient van betere werkprocedures vergezeld te gaan. Te dien einde dienen besluiten bij gekwalificeerde meerderheid overeenkomstig de Verdragsbepalingen te worden genomen indien geen consensus kan worden bereikt.

(25)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid dient Besluit 2004/5/EG te worden ingetrokken,

BESLUIT:

Artikel 1

Hierbij wordt een onafhankelijke adviesgroep over bankentoezicht in de Gemeenschap, het „Comité van Europese bankentoezichthouders” (hierna het „comité” genoemd), ingesteld.

Artikel 2

Het comité dient de Commissie, hetzij op eigen initiatief, hetzij op haar verzoek, van advies bij de voorbereiding van ontwerpuitvoeringsmaatregelen op het gebied van bankactiviteiten en financiële conglomeraten.

Ingeval de Commissie het comité om advies verzoekt, kan zij een termijn vaststellen waarbinnen het comité dit advies moet uitbrengen. Deze termijn wordt vastgesteld naargelang van de urgentie van de aangelegenheid.

Artikel 3

Het comité vervult de hem toevertrouwde taken en draagt bij tot de gemeenschappelijke en uniforme tenuitvoerlegging en de consequente toepassing van de communautaire wetgeving door niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen en standaarden aan te reiken.

Artikel 4

1.   Het comité bevordert de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor het bankentoezicht, alsook de convergentie van de nationale toezichtpraktijken en -benaderingen in de Gemeenschap. Te dien einde verricht het ten minste de volgende taken:

a)

bemiddelen of faciliteren van het bemiddelingsproces tussen toezichthoudende autoriteiten in de in de relevante wetgeving gespecificeerde gevallen of op verzoek van een toezichthoudende autoriteit;

b)

uitbrengen van adviezen aan toezichthoudende autoriteiten in de in de relevante wetgeving gespecificeerde gevallen of op hun verzoek;

c)

bevorderen van een efficiënte bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten met inachtneming van de toepasselijke geheimhoudingsvoorschriften;

d)

vergemakkelijken van de delegatie van taken tussen toezichthoudende autoriteiten, met name door aan te geven welke taken kunnen worden gedelegeerd en door beste praktijken te bevorderen;

e)

bijdragen tot een doeltreffende en consistente werking van colleges van toezichthouders, met name door de vaststelling van richtsnoeren voor de operationele werking van de colleges, de controle van de samenhang van de praktijk in de verschillende colleges en de uitwisseling van beste praktijken;

f)

meewerken aan de ontwikkeling van kwaliteitsvolle, gemeenschappelijke standaarden voor toezichtrapportage;

g)

toetsen van de praktische toepassing van de niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen en standaarden die door het comité zijn verstrekt.

2.   Het comité evalueert continu de nationale toezichtpraktijken en de convergentie ervan. Het comité brengt jaarlijks verslag uit over de gemaakte vorderingen en geeft aan welke de resterende knelpunten zijn.

3.   Het comité ontwikkelt nieuwe praktische convergentie-instrumenten ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtbenaderingen.

Artikel 5

1.   Het comité volgt en evalueert de ontwikkelingen in het bankwezen en stelt, indien nodig, het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Commissie daarvan in kennis. Het comité zorgt ervoor dat de ministeries van Financiën en de nationale centrale banken van de lidstaten op de hoogte worden gebracht van potentiële of nakende problemen.

2.   Ten minste tweemaal per jaar verstrekt het comité de Commissie analysen van microprudentiële trends, potentiële risico’s en kwetsbare punten in het bankwezen.

In deze analysen geeft het comité een indeling van de voornaamste risico’s en kwetsbare punten; het vermeldt in hoeverre deze risico’s en kwetsbare punten een bedreiging voor de financiële stabiliteit vormen en stelt, waar nodig, preventieve of corrigerende maatregelen voor.

De Raad wordt van deze analysen in kennis gesteld.

3.   Het comité beschikt over procedures die de toezichthoudende autoriteiten in de gelegenheid stellen direct te reageren. Wanneer zulks noodzakelijk is, faciliteert het comité een gezamenlijke analyse door de toezichthouders binnen de Gemeenschap van de risico’s en kwetsbare punten die de stabiliteit van het financiële stelsel van de Gemeenschap nadelig kunnen beinvloeden.

4.   Het comité draagt er zorg voor dat sectoroverschrijdende ontwikkelingen, risico’s en kwetsbare punten afdoende worden bestreken door nauw samen te werken met het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen en het Comité voor het bankentoezicht van het Europees Stelsel van centrale banken.

Artikel 6

1.   Het comité draagt bij tot de ontwikkeling van gemeenschappelijke toezichtpraktijken zowel in het bankwezen als op sectoroverschrijdend niveau, dit laatste in nauwe samenwerking met het Comité van Europese effectenregelgevers en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

2.   Te dien einde zet het met name sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma’s op, vergemakkelijkt het de uitwisseling van personeelsleden en moedigt het bevoegde autoriteiten ertoe aan om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen, gemeenschappelijke inspectieteams en toezichtbezoeken en andere instrumenten.

3.   Het comité ontwikkelt in voorkomend geval nieuwe instrumenten ter bevordering van gemeenschappelijke toezichtpraktijken.

4.   Het comité intensiveert de samenwerking met toezichthoudende autoriteiten van derde landen, met name door deelname aan gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s.

Artikel 7

1.   Het comité is samengesteld uit hooggeplaatste vertegenwoordigers van de volgende organisaties:

a)

de nationale overheidsinstanties die bevoegd zijn voor de uitoefening van het toezicht op kredietinstellingen, hierna „de bevoegde toezichthoudende autoriteiten” genoemd;

b)

de nationale centrale banken die samen met een bevoegde toezichthoudende autoriteit specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op individuele kredietinstellingen;

c)

de centrale banken die niet rechtstreeks bij het toezicht op individuele kredietinstellingen betrokken zijn, met inbegrip van de Europese Centrale Bank.

2.   Iedere lidstaat wijst hooggeplaatste vertegenwoordigers aan om aan de vergaderingen van het comité deel te nemen. De Europese Centrale Bank wijst een hooggeplaatste vertegenwoordiger aan om aan het comité deel te nemen.

3.   De Commissie is op de vergaderingen van het comité vertegenwoordigd; zij wijst een hooggeplaatste vertegenwoordiger aan die aan de discussies van het comité deelneemt.

4.   Het comité kiest een voorzitter onder de vertegenwoordigers van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

5.   Het comité kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen.

Artikel 8

1.   De leden van het comité maken geen informatie openbaar die onder het beroepsgeheim valt. Alle deelnemers aan de discussies zijn verplicht zich aan de toepasselijke voorschriften inzake het beroepsgeheim te houden.

2.   Wanneer de bespreking van een agendapunt de uitwisseling van vertrouwelijke informatie over een onder toezicht staande instelling met zich brengt, kan de deelneming aan deze discussie worden beperkt tot de direct betrokken bevoegde toezichthoudende autoriteiten en de nationale centrale banken die specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op de betrokken individuele kredietinstellingen.

Artikel 9

1.   Het comité stelt de Commissie regelmatig in kennis van het resultaat van zijn werkzaamheden. Het onderhoudt regelmatige contacten met het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie (7) ingesteld Europees Comité voor het bankwezen en met de bevoegde commissie van het Europees Parlement.

2.   Het comité waarborgt de sectoroverschrijdende consistentie van de werkzaamheden in de financiëledienstensectoren door regelmatig en nauw samen te werken met het Comité van Europese effectenregelgevers en het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

3.   De voorzitter van het comité ontmoet ten minste eenmaal per maand de voorzitter van het Comité van Europese effectenregelgevers en van het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

Artikel 10

Het comité kan werkgroepen instellen. De Commissie wordt uitgenodigd de vergaderingen van de werkgroepen als waarnemer bij te wonen.

Artikel 11

Bij het toezicht op financiële conglomeraten werkt het comité binnen het Gemengd Comité voor financiële conglomeraten samen met het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.

De Commissie en de Europese Centrale Bank worden uitgenodigd de vergaderingen van het Gemengd Comité voor financiële conglomeraten als waarnemers bij te wonen.

Artikel 12

Alvorens zijn advies uit te brengen aan de Commissie, pleegt het comité vroegtijdig uitvoerig en op een open en transparante wijze overleg met marktdeelnemers, consumenten en eindgebruikers. Het comité maakt de resultaten van het overleg bekend, tenzij de respondent verzoekt dat niet te doen.

Wanneer het comité advies verleent over bepalingen die op zowel kredietinstellingen als beleggingsondernemingen van toepassing zijn, raadpleegt het alle voor het toezicht op beleggingsondernemingen bevoegde autoriteiten die nog niet in het comité vertegenwoordigd zijn.

Artikel 13

Het comité stelt een jaarlijks werkprogramma op en doet dit uiterlijk eind oktober van elk jaar aan de Raad, het Europees Parlement en de Commissie toekomen. Het comité brengt de Raad, het Europees Parlement en de Commissie periodiek en ten minste eenmaal per jaar op de hoogte van de mate waarin de in het werkprogramma aangekondigde werkzaamheden zijn verwezenlijkt.

Artikel 14

Het comité neemt besluiten bij consensus van zijn leden. Indien geen consensus kan worden bereikt, worden besluiten bij gekwalificeerde meerderheid genomen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de leden van het comité stemmen overeen met de stemmen van de lidstaten als vastgelegd in artikel 205, leden 2 en 4, van het Verdrag.

Leden van het comité die zich niet aan de door het comité overeengekomen richtsnoeren, aanbevelingen, standaarden en andere maatregelen houden, zijn bereid deze keuze met redenen te omkleden.

Artikel 15

Het comité stelt zijn reglement van orde en zijn eigen werkregelingen vast.

Voor besluiten tot wijziging van het reglement van orde en voor verkiezingen en ontslagen van leden van het bestuur van het comité kan het reglement van orde voorzien in andere besluitvormingsprocedures dan die welke in artikel 14 zijn vastgelegd.

Artikel 16

Besluit 2004/5/EG wordt ingetrokken.

Artikel 17

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 28.

(2)  PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9.

(3)  COM(2007) 727 definitief.

(4)  Conclusies van de Raad 15698/07 van 4 december 2007.

(5)  Conclusies van de Raad 7652/1/08 Rev 1.

(6)  Conclusies van de Raad 8515/3/08 Rev 3.

(7)  PB L 3 van 7.1.2004, blz. 36.


Top