Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999L0044

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen

PB L 171 van 07/07/1999, p. 12–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2021; opgeheven door 32019L0771

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/44/oj

31999L0044

Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen

Publicatieblad Nr. L 171 van 07/07/1999 blz. 0012 - 0016


RICHTLIJN 1999/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 mei 1999

betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag en in het licht van de op 18 maart 1999 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke tekst(3),

(1) Overwegende dat in artikel 153, leden 1 en 3, van het Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van de maatregelen die zij op grond van artikel 95 neemt;

(2) Overwegende dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd; dat het vrij verkeer van goederen niet alleen ziet op transacties in het zakenleven, maar ook op transacties van particulieren; dat het inhoudt dat consumenten die in de ene lidstaat wonen op het grondgebied van een andere lidstaat goederen kunnen inkopen op basis van een eenvormig minimumpakket billijke voorschriften betreffende de verkoop van consumptiegoederen;

(3) Overwegende dat de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verkoop van consumptiegoederen talrijke verschillen te zien geven, zodat ook de nationale markten voor consumptiegoederen van elkaar verschillen en de concurrentie tussen de verkopers kan worden vervalst;

(4) Overwegende dat de consument die van de grote markt wil profiteren door in een andere lidstaat dan die waar hij woont goederen aan te schaffen, een fundamentele rol bij de voltooiing van de interne markt speelt; dat het ontstaan van kunstmatige nieuwe grenzen en onderling afgeschermde markten verhinderd dient te worden; dat de mogelijkheden voor de consument sterk zijn uitgebreid dankzij de nieuwe communicatietechnologieën die gemakkelijk toegang bieden tot de distributiesystemen van andere lidstaten of van derde landen; dat het ontbreken van een minimale harmonisatie van de voorschriften inzake de verkoop van consumptiegoederen de ontwikkeling van de goederenverkoop via de nieuwe technologieën voor communicatie op afstand ernstig in het gedrang zal brengen;

(5) Overwegende dat het scheppen van een gemeenschappelijke minimale regelgeving voor de consument die geldt onafhankelijk van de plaats van aankoop van goederen binnen de Gemeenschap, het vertrouwen van de consument zal versterken en hem in staat zal stellen ten volle van de interne markt te profiteren;

(6) Overwegende dat de voornaamste problemen van de consument en de belangrijkste bron van conflicten met verkopers verband houden met het gebrek aan overeenstemming van de goederen met de overeenkomst; dat derhalve de nationale wetgevingen betreffende de verkoop van consumptiegoederen in dezen nader tot elkaar dienen te worden gebracht, evenwel zonder afbreuk te doen aan de nationaalrechtelijke beginselen en bepalingen inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid;

(7) Overwegende dat de goederen vooral moeten overeenstemmen met de overeenkomst; dat overeenstemming met de overeenkomst kan worden beschouwd als een gemeenschappelijk beginsel van de diverse nationale rechtstradities; dat het in bepaalde nationale rechtstradities wellicht niet mogelijk is om op grond van uitsluitend dit beginsel een minimaal beschermingsniveau voor de consument te waarborgen; dat voor dergelijke rechtstradities aanvullende nationale bepalingen van nut kunnen zijn om de bescherming van de consument te waarborgen voor gevallen waarin de partijen in de overeenkomst geen specifieke bedingen hebben opgenomen dan wel bedingen of afspraken die direct of indirect voorzien in afstand of beperking van de rechten van de consument en - voor zover de betrokken rechten voortvloeien uit deze richtlijn -, niet bindend zijn voor de consument;

(8) Overwegende dat het ter vergemakkelijking van de toepassing van het beginsel van overeenstemming met de overeenkomst dienstig is een weerlegbaar vermoeden van overeenstemming met de overeenkomst in te voeren dat de meest voorkomende situaties bestrijkt; dat dit vermoeden de contractvrijheid van de partijen onverlet laat; dat voorts wanneer specifieke bedingen in de overeenkomst ontbreken of de minimumclausule van toepassing is, de elementen waaruit dit vermoeden bestaat mogen worden gebruikt om het gebrek aan overeenstemming van de goederen met de overeenkomst vast te stellen; dat de kwaliteit en de prestaties die de consument redelijkerwijs mag verwachten, onder andere afhankelijk zijn van de vraag of de goederen nieuw dan wel tweedehands zijn; dat de elementen waaruit dit vermoeden bestaat cumulatief zijn; dat, wanneer een bepaald element in de omstandigheden van het geval duidelijk niet van toepassing is, de overige elementen van het vermoeden niettemin van toepassing blijven;

(9) Overwegende dat tegenover de consument de verkoper rechtstreeks aansprakelijk moet zijn voor de overeenstemming van de goederen met de overeenkomst; dat deze oplossing van oudsher in de rechtsstelsels van de lidstaten voorkomt; dat de verkoper vrij moet blijven om onder de in het nationale recht geldende voorwaarden, verhaal te nemen op de producent, op een eerdere verkoper in dezelfde contractuele keten of op enige andere tussenpersoon, tenzij hij afstand heeft gedaan van zijn rechten; dat deze richtlijn het beginsel van contractvrijheid tussen verkoper, producent, eerdere verkoper of enige andere tussenpersoon onverlet laat; dat het nationale recht bepaalt op wie en hoe verhaal kan worden genomen;

(10) Overwegende dat in geval van niet-overeenstemming van de goederen met de overeenkomst, de consument het recht moet hebben om de goederen kosteloos met de overeenkomst in overeenstemming te laten brengen, waarbij hij kan kiezen tussen herstel of vervanging, of, bij gebreke daarvan, recht moet hebben op een prijsvermindering of op ontbinding van de overeenkomst;

(11) Overwegende dat de consument in eerste instantie van de verkoper kan verlangen dat deze de goederen herstelt of vervangt tenzij deze vormen van genoegdoening onmogelijk of buiten verhouding zijn; dat het al dan niet buiten verhouding zijn van een vorm van genoegdoening objectief moet worden vastgesteld; dat een bepaalde vorm van genoegdoening buiten verhouding is als hij, vergeleken met de andere vorm van genoegdoening onredelijke kosten met zich brengt; dat de kosten van een vorm van genoegdoening onredelijk zijn als zij beduidend hoger liggen dan de kosten van de andere vorm van genoegdoening;

(12) Overwegende dat de verkoper in geval van een gebrek aan overeenstemming de consument steeds, bij wijze van schikking, om het even welke beschikbare vorm van genoegdoening kan voorstellen; dat het de consument vrij staat dat voorstel aan te nemen of af te wijzen;

(13) Overwegende dat het, teneinde de consument in staat te stellen van de interne markt gebruik te maken en in een andere lidstaat consumptiegoederen te kopen, aanbeveling verdient dat de producent van consumptiegoederen die in meerdere lidstaten worden verkocht, in het belang van de consument zijn producten vergezeld doet gaan van een lijst van contactadressen met ten minste één contactadres per lidstaat waar de betrokken goederen worden verkocht;

(14) Overwegende dat de verwijzingen naar het tijdstip van aflevering niet met zich brengen dat lidstaten hun voorschriften over de overgang van het risico moeten wijzigen;

(15) Overwegende dat het de lidstaten vrij staat te bepalen dat elke terugbetaling aan de consument kan worden verminderd teneinde rekening te houden met het gebruik dat de consument van het goed heeft gehad sedert het hem is afgeleverd; dat de gedetailleerde regeling betreffende de wijze waarop tot de ontbinding van de overeenkomst wordt gekomen, kan worden vastgelegd in het nationale recht;

(16) Overwegende dat de specifieke aard van tweedehandsgoederen het in de regel onmogelijk maakt ze te vervangen; dat het recht van de consument op vervanging derhalve voor deze goederen over het algemeen niet kan worden uitgeoefend; dat de lidstaten kunnen toestaan dat de partijen voor dergelijke goederen een kortere aansprakelijkheidstermijn overeenkomen;

(17) Overwegende dat het passend is de termijn te beperken waarbinnen de verkoper aansprakelijk is voor een gebrek aan overeenstemming dat bestaat ten tijde van de aflevering van de goederen; dat de lidstaten voorts een verjaringstermijn kunnen vaststellen waarbinnen de consumenten hun rechten kunnen uitoefenen, doch dat deze verjaringstermijn niet mag verstrijken binnen twee jaar na de aflevering van de goederen; dat, indien de verjaringstermijn volgens de nationale wetgeving niet ingaat ten tijde van de aflevering van de goederen, de totale duur van de verjaringstermijn volgens de nationale wetgeving niet korter mag zijn dan twee jaar vanaf het tijdstip van aflevering;

(18) Overwegende dat de lidstaten kunnen voorzien in schorsing, of stuiting van de termijn waarbinnen een gebrek aan overeenstemming zich moet manifesteren en van de verjaringstermijn, waar toepasselijk en volgens het nationale recht, in geval van herstelling, vervanging of van onderhandelingen tussen verkoper en consument met het oog op een minnelijke schikking;

(19) Overwegende dat de lidstaten een termijn moeten kunnen vaststellen waarbinnen de consument de verkoper op de hoogte moet stellen van een gebrek aan overeenstemming; dat de lidstaten een hoger beschermingsniveau voor de consument mogen waarborgen door zo'n verplichting niet in te voeren; dat consumenten in de gehele Gemeenschap in elk geval over een termijn van ten minste twee maanden moeten beschikken om de verkoper op de hoogte te stellen van een gebrek aan overeenstemming;

(20) Overwegende dat de lidstaten ervoor moeten waken dat de kennisgevingstermijn de over de grens winkelende consument niet benadeelt; dat zij de Commissie in kennis moeten stellen van het gebruik dat zij van deze bepaling maken; dat de Commissie de gevolgen in het oog moet houden die de uiteenlopende toepassing van deze bepaling heeft voor de consument en voor de interne markt; dat informatie over het gebruik dat een lidstaat maakt van deze bepaling voor de andere lidstaten en voor de consumenten en consumentenorganisaties in de gehele Gemeenschap beschikbaar moet zijn; dat derhalve een overzicht van de situatie in alle lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen moet worden bekendgemaakt;

(21) Overwegende dat het voor bepaalde categorieën goederen vaste praktijk is dat verkopers en producenten garanties geven voor gebreken die zich binnen een bepaalde termijn manifesteren; dat deze praktijk kan bijdragen tot versterking van de concurrentie; dat dergelijke garanties weliswaar een legitiem marketinginstrument zijn, doch de consument niet mogen misleiden; dat teneinde te verzekeren dat de consument niet misleid wordt, de garanties bepaalde gegevens moeten bevatten, onder meer een verklaring dat zij de rechten van de consument onverlet laten;

(22) Overwegende dat de partijen niet in onderlinge overeenstemming mogen voorzien in afstand of beperking van de rechten van de consument omdat dit de wettelijke bescherming zou uithollen; dat dit beginsel ook moet gelden voor bedingen volgens welke de consument op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst van elk gebrek aan overeenstemming van het consumptiegoed op de hoogte was; dat de bescherming die de consument krachtens deze richtlijn geniet niet mag worden verminderd door de keuze van het recht van een niet-lidstaat als het op de overeenkomst van toepassing zijnde recht;

(23) Overwegende dat de wetgeving en de rechtspraak op dit gebied in de diverse lidstaten blijk geven van een toenemende inspanning teneinde de consument een bescherming van hoog niveau te garanderen; dat in het licht van deze ontwikkeling en van de met de uitvoering van deze richtlijn opgedane ervaring verdergaande harmonisatie nodig kan blijken, met name door te voorzien in rechtstreekse aansprakelijkheid van de producent voor gebreken waarvoor hij verantwoordelijk is;

(24) Overwegende dat de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben op het door deze richtlijn bestreken gebied strengere voorschriften vast te stellen of te handhaven teneinde de consument een nog hoger beschermingsniveau te bieden;

(25) Overwegende dat de lidstaten, overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen(4), organen kunnen oprichten die een onpartijdige en efficiënte behandeling van klachten in een nationale of grensoverschrijdende context waarborgen en die de consumenten als bemiddelaar kunnen aanzoeken;

(26) Overwegende dat het met het oog op de bescherming van de collectieve belangen van consumenten dienstig is deze richtlijn op te nemen op de lijst van richtlijnen in de bijlage bij Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen(5),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer en definities

1. Deze richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, teneinde in het kader van de interne markt een eenvormig minimumniveau van consumentenbescherming te verzekeren.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) consument: iedere natuurlijke persoon die bij de onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die geen verband houden met zijn beroep of bedrijf;

b) consumptiegoederen: alle roerende lichamelijke zaken, behalve:

- goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht;

- water en gas die niet marktklaar zijn gemaakt in een bepaald volume of in een bepaalde hoeveelheid;

- elektriciteit;

c) verkoper: iedere natuurlijke of rechtspersoon die uit hoofde van een overeenkomst in het kader van zijn bedrijf of beroep consumptiegoederen verkoopt;

d) producent: de fabrikant van consumptiegoederen, de importeur van consumptiegoederen op het grondgebied van de Europese Gemeenschap of elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of enig ander onderscheidend teken op de consumptiegoederen aan te brengen;

e) garantie: elke door een verkoper of producent tegenover de consument zonder bijkomende kosten aangegane verbintenis om de betaalde prijs terug te betalen, of om de consumptiegoederen te vervangen of te herstellen, of om zich er op enigerlei wijze om te bekommeren, indien de goederen niet overeenstemmen met de beschrijving in het garantiebewijs of in de desbetreffende reclame;

f) herstelling: de consumptiegoederen in geval van gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst in overeenstemming brengen.

3. De lidstaten kunnen bepalen, dat tweedehandsgoederen die worden verkocht op een openbare veiling, waarop de consument in eigen persoon aanwezig kan zijn, niet als "consumptiegoederen" worden beschouwd.

4. Overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen vallen eveneens onder deze richtlijn.

Artikel 2

Overeenstemming met de overeenkomst

1. De verkoper is verplicht aan de consument goederen af te leveren die met de koopovereenkomst in overeenstemming zijn.

2. Overeenstemming met de overeenkomst wordt vermoed, wanneer de consumptiegoederen:

a) in overeenstemming zijn met de door de verkoper gegeven beschrijving ervan, en de eigenschappen bezitten van de goederen die de verkoper aan de consument als monster of als model heeft getoond;

b) geschikt zijn voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik dat deze aan de verkoper bij het sluiten van de overeenkomst heeft medegedeeld en welke de verkoper heeft aanvaard;

c) geschikt zijn voor het gebruik waartoe goederen van dezelfde soort gewoonlijk dienen;

d) de kwaliteit en prestaties bieden die voor goederen van dezelfde soort normaal zijn en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van de goederen en op de eventuele door de verkoper, de producent of diens vertegenwoordiger - met name in reclame of etikettering - publiekelijk gedane mededelingen over de bijzondere kenmerken ervan.

3. In de zin van dit artikel kan er geen sprake zijn van gebrek aan overeenstemming wanneer het gebrek op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst de consument bekend was of redelijkerwijs niet onbekend kon zijn, of wanneer het gebrek zijn oorsprong heeft in door de consument geleverde grondstoffen.

4. De verkoper is niet gebonden door de in lid 2, onder d), bedoelde publiekelijk afgelegde mededelingen indien hij:

- aantoont dat de mededeling in kwestie hem niet bekend was en hem redelijkerwijs niet bekend kon zijn;

- aantoont dat deze mededeling op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst was rechtgezet;

- aantoont dat de beslissing tot aankoop van de consumptiegoederen niet door deze mededeling beïnvloed kan zijn.

5. Gebrek aan overeenstemming ten gevolge van een verkeerde installatie van de consumptiegoederen wordt gelijkgesteld met gebrek aan overeenstemming van de goederen met de overeenkomst, wanneer de installatie deel uitmaakt van de koopovereenkomst betreffende de goederen en door de verkoper of onder diens verantwoordelijkheid is uitgevoerd. Hetzelfde geldt als voor montage door de consument bestemde goederen door de consument zijn geïnstalleerd en de verkeerde installatie een gevolg is van een gebrek in de montagehandleiding.

Artikel 3

Rechten van de consument

1. De verkoper is jegens de consument aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de aflevering van de goederen.

2. In geval van gebrek aan overeenstemming, heeft de consument het recht dat de goederen kosteloos door herstelling of vervanging in overeenstemming worden gebracht, overeenkomstig lid 3, of dat de prijs op passende wijze wordt verminderd of dat de koopovereenkomst met betrekking tot deze goederen wordt ontbonden, overeenkomstig de leden 5 en 6.

3. In eerste instantie heeft de consument het recht om van de verkoper het kosteloze herstel of de kosteloze vervanging van de goederen te verlangen behalve als dat onmogelijk of buiten verhouding zou zijn.

Een vorm van genoegdoening wordt geacht buiten verhouding te zijn indien zij voor de verkoper kosten meebrengt die, vergeleken met de alternatieve vorm van genoegdoening onredelijk zijn, gelet op:

- de waarde die de goederen zonder het gebrek aan overeenstemming zouden hebben;

- de ernst van het gebrek aan overeenstemming en

- de vraag, of de alternatieve vorm van genoegdoening concreet mogelijk is zonder ernstig overlast voor de consument.

Herstelling of vervanging moet, rekening houdend met de aard van de goederen en het gebruik van de goederen dat de consument wenste, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de consument plaatsvinden.

4. De term "kosteloos" in de leden 2 en 3 heeft betrekking op de kosten die gemaakt moeten worden om de goederen in overeenstemming te brengen, met name de kosten van verzending, loon en materiaal.

5. De consument kan een passende prijsvermindering of de ontbinding van de koopovereenkomst verlangen:

- indien hij geen aanspraak kan maken op herstelling of vervanging, of

- indien de verkoper niet binnen een redelijke termijn tot genoegdoening is overgegaan, of

- indien de verkoper niet zonder ernstige overlast voor de consument tot genoegdoening is overgegaan.

6. Ontbinding van de overeenkomst kan niet worden verlangd indien het gebrek aan overeenstemming van geringe betekenis is.

Artikel 4

Recht van verhaal

Wanneer de eindverkoper jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een gebrek aan overeenstemming dat voortvloeit uit een handelen of nalaten van de producent, van een eerdere verkoper in dezelfde contractuele keten of van enige andere tussenpersoon, kan de eindverkoper verhaal nemen op de aansprakelijke persoon of personen in de contractuele keten. De persoon of personen op wie de eindverkoper verhaal kan nemen alsmede de rechtsvorderingen en de wijze van procederen worden bepaald door het nationale recht.

Artikel 5

Termijnen

1. De verkoper is aansprakelijk krachtens artikel 3 wanneer het gebrek aan overeenstemming zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar vanaf de aflevering van de goederen. Indien voor de uitoefening van de in artikel 3, lid 2, vermelde rechten in de nationale wetgeving een verjaringstermijn geldt, kan die niet verstrijken binnen een periode van twee jaar vanaf de aflevering.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat de consument zijn rechten niet kan uitoefenen dan wanneer hij de verkoper binnen een termijn van twee maanden na de datum waarop hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld, hiervan op de hoogte heeft gebracht.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het gebruik dat zij van dit lid maken. De Commissie houdt de gevolgen in het oog die deze aan de lidstaten geboden keuzemogelijkheid heeft voor de consument en voor de interne markt.

Uiterlijk 3 januari 2003 stelt de Commissie een verslag op over het gebruik dat de lidstaten van dit lid maken. Dit verslag wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Manifesteert zich een gebrek aan overeenstemming binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen, dan geldt tot bewijs van het tegendeel het vermoeden dat dit gebrek bestond op het tijdstip van aflevering tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van de goederen of met de aard van het gebrek aan overeenstemming.

Artikel 6

Garanties

1. Elke garantie is juridisch bindend voor degene die haar biedt, volgens de in het garantiebewijs en in de daarmee samenhangende reclame vastgestelde voorwaarden.

2. In de garantie:

- moet vermeld staan dat de consument krachtens de toepasselijke nationale wetgeving betreffende de verkoop van consumptiegoederen wettelijke rechten heeft en moet duidelijk worden gesteld dat de garantie die rechten onverlet laat;

- moeten in duidelijke en begrijpelijke taal de inhoud van de garantie en de essentiële gegevens vermeld staan die noodzakelijk zijn om van de garantie gebruik te kunnen maken, met name de duur en het geografische toepassingsgebied van de garantie, alsmede de naam en het adres van de garant.

3. Op verzoek van de consument moet de garantie schriftelijk of op een andere te zijner beschikking staande en voor hem toegankelijke duurzame drager beschikbaar worden gesteld.

4. De lidstaat waar de consumptiegoederen op de markt worden gebracht, kan, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, bepalen dat op zijn grondgebied de garantie wordt gesteld in één of meer talen die hij uit de officiële talen van de Gemeenschap kiest.

5. Indien een garantie inbreuk maakt op de voorschriften van de leden 2, 3 en 4, doet dat op generlei wijze afbreuk aan de geldigheid ervan en kan de consument zich er toch op beroepen en verlangen dat die wordt gehonoreerd.

Artikel 7

Dwingend karakter

1. Contractuele bedingen of afspraken die zijn overeengekomen met de verkoper voordat het gebrek aan overeenstemming ter kennis van de verkoper is gebracht en die direct of indirect voorzien in afstand of beperking van uit deze richtlijn voortvloeiende rechten, binden, onder de in het nationale recht geldende voorwaarden, de consument niet.

De lidstaten kunnen bepalen dat de verkoper en de consument voor tweedehandsgoederen in de overeenkomst voorwaarden of afspraken kunnen overeenkomen omtrent een kortere aansprakelijkheidstermijn voor de verkoper dan die van artikel 5, lid 1. Deze termijn mag niet korter zijn dan één jaar.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen, om ervoor te zorgen dat de consument de door deze richtlijn geboden bescherming niet wordt ontzegd door de keuze van het recht van een derde land niet-lidstaat als recht dat op de overeenkomst van toepassing is, wanneer er een nauwe band bestaat tussen de overeenkomst en het grondgebied van een lidstaat.

Artikel 8

Nationaal recht en minimum aan bescherming

1. De uit deze richtlijn voortvloeiende rechten worden uitgeoefend onverminderd andere rechten die de consument krachtens nationale voorschriften inzake contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid kan doen gelden.

2. De lidstaten kunnen op het door deze richtlijn bestreken gebied strengere voorschriften vaststellen of handhaven voorzover deze met het Verdrag verenigbaar zijn, teneinde de consument een hogere graad van bescherming te verzekeren.

Artikel 9

De lidstaten nemen passende maatregelen om de consumenten op de hoogte te brengen van de nationale wettelijke bepalingen die met het oog op de omzetting van deze richtlijn zijn vastgesteld en moedigen, waar passend, beroepsorganisaties aan om de consumenten over hun rechten in te lichten.

Artikel 10

De bijlage bij Richtlijn 1999/27/EG wordt als volgt aangevuld: "10. Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).".

Artikel 11

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Evaluatie

De Commissie evalueert uiterlijk 7 juli 2006 de toepassing van deze richtlijn en brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag wordt onder meer aandacht besteed aan de mogelijkheid producenten rechtstreeks aansprakelijk te stellen; indien passend, zal het verslag vergezeld gaan van voorstellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 mei 1999.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De voorzitter

H. EICHEL

(1) PB C 307 van 16.10.1996, blz. 8, en

PB C 148 van 14.5.1998, blz. 12.

(2) PB C 66 van 3.3.1997, blz. 5.

(3) Advies van het Europees Parlement van 10 maart 1998 (PB C 140 van 6.4.1998, blz. 30), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 september 1998 (PB C 333 van 30.10.1998, blz. 46) en besluit van het Europees Parlement van 17 december 1998 (PB C 98 van 9.4.1999, blz. 226). Besluit van het Europees Parlement van 5 mei 1999. Besluit van de Raad van 17 mei 1999.

(4) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.

(5) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51.

Top