Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0263

    2011/263/EU: Besluit van de Commissie van 28 april 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan machineafwasmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2806) Voor de EER relevante tekst

    PB L 111 van 30/04/2011, p. 22–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2017; opgeheven door 32017D1216

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/263/oj

    30.4.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 111/22


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 28 april 2011

    tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan machineafwasmiddelen

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2806)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2011/263/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

    Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die tijdens hun hele levenscyclus weinig milieueffecten hebben.

    (2)

    In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de EU-milieukeur worden vastgesteld.

    (3)

    In Beschikking 1999/427/EG van de Commissie (2) zijn de milieucriteria vastgesteld, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle voor machineafwasmiddelen. Na de evaluatie van de criteria die in die beschikking zijn vastgesteld, zijn in Beschikking 2003/31/EG van de Commissie (3) herziene criteria vastgesteld die van toepassing zijn tot en met 30 april 2011.

    (4)

    Deze criteria zijn opnieuw geëvalueerd in het licht van de technologische ontwikkelingen. Uit deze evaluatie is gebleken dat het nodig is de definitie van de productengroep zodanig te wijzigen dat deze een nieuwe subproductgroep omvat, en nieuwe criteria vast te stellen. Deze nieuwe criteria, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, moeten vier jaar van toepassing zijn vanaf de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

    (5)

    Ten behoeve van de duidelijkheid moet daarom Beschikking 2003/31/EG worden vervangen.

    (6)

    Producenten van wie de producten de milieukeur voor machineafwasmiddelen hebben gekregen op basis van de criteria die zijn vastgesteld in Beschikking 2003/31/EG, moet een overgangsperiode worden geboden, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten zodanig aan te passen dat ze voldoen aan de herziene criteria en eisen. Tot het moment waarop de geldigheid van de criteria in Beschikking 2003/31/EG verstrijkt moet aan producenten tevens worden toegestaan om aanvragen in te dienen op basis van de criteria die zijn uiteengezet in Beschikking 2003/31/EG, of op basis van de criteria die zijn uiteengezet in dit besluit.

    (7)

    De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De productengroep „machineafwasmiddelen” omvat alle detergentia voor vaatwasmachines, alsook producten in de vorm van poeder of vloeistof of in een andere vorm die worden gebruikt als spoelmiddel en zijn bestemd om te worden verkocht en uitsluitend te worden gebruikt in automatische vaatwasmachines voor huishoudelijk gebruik en in automatische vaatwasmachines voor professioneel gebruik, die qua afmetingen en gebruik vergelijkbaar zijn met automatische vaatwasmachines voor huishoudelijk gebruik.

    Artikel 2

    In dit besluit worden de volgende definities gebruikt:

    „Stof”: een chemisch element en de verbindingen ervan zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit van de producten, en onzuiverheden tengevolge van het toegepaste procedé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd.

    Artikel 3

    Om krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur, moet een machineafwasmiddel behoren tot de productengroep „machineafwasmiddelen” als gedefinieerd in artikel 1 en moet het voldoen aan de criteria die zijn uiteengezet in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 4

    De criteria voor de productengroep „machineafwasmiddelen”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle zijn geldig gedurende een periode van vier jaar vanaf de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

    Artikel 5

    Voor administratieve doeleinden wordt aan de productengroep „machineafwasmiddelen” het codenummer „015” toegekend.

    Artikel 6

    Beschikking 2003/31/EG wordt ingetrokken.

    Artikel 7

    1.   In afwijking van artikel 6, zullen aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen in de productengroep „machineafwasmiddelen”, die zijn ingediend vóór de datum waarop dit besluit is vastgesteld, worden beoordeeld aan de hand van de voorwaarden die zijn vastgelegd in Beschikking 2003/31/EG.

    2.   Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen in de productengroep „machineafwasmiddelen”, die zijn ingediend na de datum waarop dit besluit is vastgesteld, doch uiterlijk op 30 april 2011, mogen zijn gebaseerd op de criteria die zijn uiteengezet in Beschikking 2003/31/EG of op de criteria die zijn uiteengezet in het onderhavige besluit.

    Deze aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de criteria waarop ze zijn gebaseerd.

    3.   Wanneer de milieukeur wordt toegekend op basis van een aanvraag die is beoordeeld aan de hand van de in Beschikking 2003/31/EG uiteengezette criteria, mag de betreffende milieukeur worden gebruikt gedurende een periode van twaalf maanden, ingaande op de datum waarop het onderhavige besluit is vastgesteld.

    Artikel 8

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 28 april 2011.

    Voor de Commissie

    Janez POTOČNIK

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

    (2)  PB L 167 van 2.7.1999, blz. 38.

    (3)  PB L 9 van 15.1.2003, blz. 11.


    BIJLAGE

    KADER

    Doelstellingen van de criteria

    Deze criteria zijn er met name op gericht producten te bevorderen die minder effect hebben op aquatische ecosystemen, die een beperkte hoeveelheid schadelijke stoffen bevatten en waarvan de prestaties zijn getest.

    CRITERIA

    Deze criteria hebben betrekking op de volgende gebieden:

    1.

    totaal chemische stoffen

    2.

    verboden of beperkte stoffen en mengsels

    3.

    toxiciteit voor in het water levende organismen: kritisch verdunningsvolume

    4.

    biologische afbreekbaarheid van organische stoffen

    5.

    afwasresultaten

    6.

    verpakkingseisen

    7.

    consumenteninformatie

    8.

    informatie op de EU-milieukeur.

    1.   Beoordeling en controle

    a)   Eisen

    Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

    Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz.

    Waar mogelijk moeten de tests worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan de algemene eisen van EN ISO 17025 of aan gelijkwaardige eisen.

    Mits deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden geaccepteerd, mogen eventueel andere testmethoden worden gebruikt dan deze die voor elk criterium worden vermeld.

    Aanhangsel I verwijst naar de detergenten ingrediënten databank (de DID-lijst), die de ingrediënten bevat die het meest worden gebruikt in formules van detergentia. De gegevens in deze databank dienen te worden gebruikt voor de berekeningen van het kritisch verdunningsvolume (KVV) en voor de beoordeling van de biologische afbreekbaarheid van de ingrediënten. Voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn opgenomen, worden richtsnoeren gegeven voor de wijze waarop de relevante gegevens moeten worden berekend of geëxtrapoleerd. De nieuwste versie van de DID-lijst is beschikbaar op de website van de EU-milieukeur of via de websites van de afzonderlijke bevoegde instanties.

    Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles uitvoeren.

    b)   Grenswaarden voor metingen

    Bestanddelen waarvan het gehalte hoger is dan 0,010 gewichtsprocent van het preparaat, dienen te voldoen aan de milieucriteria.

    Conserveermiddelen, kleurstoffen en parfums dienen ongeacht hun gehalte te voldoen aan de criteria, behalve voor criterium 2(b) betreffende het gehalte aan gevaarlijke stoffen en mengsels.

    Onder bestanddelen wordt verstaan alle stoffen in het product, inclusief additieven (bijvoorbeeld conserveermiddelen of stabilisatoren) in de ingrediënten. Onzuiverheden die het resultaat zijn van de productie van grondstoffen en waarvan het gehalte hoger is dan 0,010 gewichtsprocent van de eindformule, dienen ook aan de eisen te voldoen.

    Als het product wordt omhuld door in water oplosbare folie die niet vóór het afwassen hoeft te worden verwijderd, dient de folie voor alle eisen te worden beschouwd als onderdeel van de productformule.

    2.   Functionele eenheid

    De functionele eenheid is de hoeveelheid product die nodig is voor het afwassen van twaalf couverts met een standaard-vuilheidsgraad (als gedefinieerd door DIN- of ISO-normen).

    3.   Referentiedosering

    De door de fabrikant aan de consument aanbevolen dosering voor borden met een normale vuilheidsgraad en twaalf couverts wordt beschouwd als referentiedosering bij standaard-gebruiksomstandigheden, zoals bepaald in de onder criterium 5 vermelde IKW-test op afwasresultaten.

    Eisen inzake beoordeling en controle van (2) Functionele eenheid en (3) Referentiedosering: de volledige formule, met inbegrip van de handelsnaam, de chemische naam, het CAS-nummer, het DID-nummer (1), de hoeveelheid van de (bestanddelen van) ingrediënten inclusief en exclusief water en de functie van alle (bestanddelen van) ingrediënten (ongeacht hun gehalte) in het product, dient aan de bevoegde instantie te worden verstrekt. Een voorbeeld van de afbeeldingen, met inbegrip van de aanbevelingen voor de dosering, dient eveneens aan de bevoegde instantie te worden verstrekt.

    Voor alle ingrediënten dienen veiligheidsinformatiebladen aan de bevoegde instantie te worden verstrekt, conform Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

    De DID-lijst is te vinden op de website van de EU-milieukeur: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/ecolabelled_products/categories/did_list_en.htm

    CRITERIA VOOR DE EU-MILIEUKEUR

    Criterium 1 —   Totaal chemische stoffen

    De totale hoeveelheid chemische stoffen (TC) is de aanbevolen dosering (in g/afwas) minus het watergehalte.

    De totale hoeveelheid chemische stoffen mag niet groter zijn dan:

    a)

    Afwasmiddelen met één functie: TCmax = 20,0 g/afwas

    b)

    Afwasmiddelen met meerdere functies: TCmax = 22,0 g/afwas

    Bij de berekening van het kritisch verdunningsvolume (KVV), de aeroob niet biologisch afbreekbare organische stoffen (aNBAO) en de anaeroob niet biologisch afbreekbare organische stoffen (anNBAO) moet een dosering van 3 ml spoelmiddel worden gebruikt.

    Beoordeling en controle: berekening van de TC van het product. Voor vloeibare producten dient de concentratie (g/ml) te worden vermeld.

    Criterium 2 —   Verboden of beperkte stoffen en mengsels

    a)   Gespecificeerde verboden ingrediënten

    De volgende ingrediënten mogen niet in het product zijn opgenomen, noch als bestanddeel van de formule noch als bestanddeel van een mengsel dat in de formule is opgenomen:

    Fosfaten

    DTPA (diethyleentriaminepenta-azijnzuur)

    Perboraten

    Reactieve chloorverbindingen

    EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuur)

    Nitromuskusverbindingen en polycyclische muskusverbindingen

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient een ingevulde en ondertekende verklaring te verstrekken dat aan dit criterium is voldaan.

    b)   Schadelijke stoffen en mengsels

    Volgens artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 betreffende de EU-milieukeur mag het product of een bestanddeel daarvan geen stoffen, preparaten of mengsels bevatten die beantwoorden aan de criteria voor classificatie als schadelijke stof of vallen in een categorie conform Verordening (EG) nr. 1272/2008 als hieronder gespecificeerd, noch stoffen waarnaar wordt verwezen in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

    Lijst van gevaarlijke stoffen:

    GHS-gevarenaanduiding (3)

    EU-waarschuwingszin (4)

    H300 Dodelijk bij inslikken

    R28

    H301 Giftig bij inslikken

    R25

    H304 Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt

    R65

    H310 Dodelijk bij contact met de huid

    R27

    H311 Giftig bij contact met de huid

    R24

    H330 Dodelijk bij inademing

    R23/26

    H331 Giftig bij inademing

    R23

    H340 Kan genetische schade veroorzaken

    R46

    H341 Verdacht van het veroorzaken van genetische schade

    R68

    H350 Kan kanker veroorzaken

    R45

    H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing

    R49

    H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

    R40

    H360F Kan de vruchtbaarheid schaden

    R60

    H360D Kan het ongeboren kind schaden

    R61

    H360FD Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden

    R60/61/60-61

    H360Fd Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R60/63

    H360Df Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

    R61/62

    H361f Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden

    R62

    H361d Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R63

    H361fd Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden

    R62-63

    H362 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding

    R64

    H370 Veroorzaakt schade aan organen

    R39/23/24/25/26/27/28

    H371 Kan schade aan organen veroorzaken

    R68/20/21/22

    H372 Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling

    R48/25/24/23

    H373 Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling

    R48/20/21/22

    H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

    R50

    H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R50-53

    H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R51-53

    H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R52-53

    H413 Kan langdurige gevolgen voor in het water levende organismen hebben

    R53

    EUH059 Gevaarlijk voor de ozonlaag

    R59

    EUH029 Vormt giftig gas in contact met water

    R29

    EUH031 Vormt giftig gas in contact met zuren

    R31

    EUH032 Vormt zeer giftig gas in contact met zuren

    R32

    EUH070 Giftig bij oogcontact

    R39-41

    Sensibiliserende stoffen

    H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

    R42

    H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken

    R43

    Dit criterium geldt voor alle gebruikte ingrediënten waarvan het gehalte gelijk is aan of hoger is dan 0,010 %, met inbegrip van conserveermiddelen, kleurstoffen en parfums.

    Het gebruik van stoffen of mengsels waarvan de eigenschappen bij verwerking zodanig wijzigen (die bijvoorbeeld niet langer biologisch beschikbaar zijn of een wijziging van de chemische samenstelling ondergaan) dat het geïdentificeerde gevaar niet langer van toepassing is, zijn vrijgesteld van de bovenstaande eis.

    Afwijkingen: met name de onderstaande stoffen en mengsels zijn vrijgesteld van deze eis:

    Oppervlakteactieve stoffen

    In concentraties < 25 % in het product

    H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

    R 50

    Biociden gebruikt voor conserveringsdoeleinden (5)

    H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R50-53

    H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R51-53

    Parfums

    H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

    R52-53

    Biociden gebruikt voor conserveringsdoeleinden (5)

    Enzymen (6)

    H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

    R42

    Enzymen (6)

    H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken

    R43

    NTA als een verontreiniging in MGDA en GLDA (7)

    H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

    R40

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient aan de bevoegde instantie de exacte formule van het product te verstrekken. De aanvrager dient ook een verklaring te verstrekken dat wordt voldaan aan dit criterium, samen met relevante documentatie, zoals door de leveranciers van materialen ondertekende verklaringen dat aan het criterium wordt voldaan, en exemplaren van de relevante veiligheidsinformatiebladen van alle stoffen en mengsels.

    c)   Stoffen die zijn opgenomen op de lijst conform artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

    Er wordt geen afwijking toegestaan van het verbod in artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 voor stoffen die zijn geïdentificeerd als zeer zorgwekkende stoffen en die zijn opgenomen in de lijst als voorzien in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, die voorkomen in mengsels in concentraties hoger dan 0,010 %.

    Beoordeling en controle: de lijst van stoffen die zijn geïdentificeerd als zeer zorgwekkende stoffen en die zijn opgenomen in de kandidaat-lijst conform artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006, is te vinden op: http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp

    De lijst dient te worden geraadpleegd op de datum van de aanvraag. De aanvrager dient aan de bevoegde instantie de exacte formule van het product te verstrekken. De aanvrager dient ook een verklaring te verstrekken dat wordt voldaan aan dit criterium, tezamen met relevante documentatie, zoals door de leveranciers van materialen ondertekende verklaringen dat aan het criterium wordt voldaan, en exemplaren van de relevante veiligheidsinformatiebladen van stoffen en mengsels.

    d)   Gespecificeerde beperkte ingrediënten — parfums

    Ingrediënten die als parfum aan het product worden toegevoegd, moeten volgens de gedragscode van de International Fragrance Association (IFRA) zijn vervaardigd en behandeld. De code is te vinden op de website van IFRA: http://www.ifraorg.org.

    De fabrikant dient de aanbevelingen van de IFRA-normen te volgen betreffende het verbod op, het beperkte gebruik van en de gespecificeerde criteria inzake de zuiverheid van materialen.

    Parfumstoffen die dienen te worden vermeld conform Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia (bijlage VII) en die nog niet zijn uitgesloten krachtens criterium 2b, en (andere) parfumstoffen die zijn ingedeeld in de klasse H317/R43 (kan een allergische huidreactie veroorzaken) en/of H334/R42 (kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken) mogen niet voorkomen in hoeveelheden ≥ 0,010 % (≥ 100 ppm) per stof.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient een ondertekende verklaring van overeenstemming met dit criterium te verstrekken waaruit het gehalte aan parfums in het product blijkt. De aanvrager dient ook verklaringen van de fabrikanten van de parfums te verstrekken waarin het gehalte wordt gespecificeerd van elk van de stoffen in de parfums die zijn genoemd in bijlage III, deel I, bij Richtlijn 76/768/EEG van de Raad, alsook het gehalte van (andere) stoffen waaraan de waarschuwingszinnen H317/R43 en/of H334/R42 zijn toegewezen.

    e)   Biociden

    i)

    Het product mag uitsluitend biociden bevatten om het product te conserveren, en uitsluitend in de voor dit doel passende dosering. Dit heeft geen betrekking op oppervlakteactieve stoffen, die ook biocide-eigenschappen kunnen hebben.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient exemplaren te verstrekken van de veiligheidsinformatiebladen van elk toegevoegd conserveermiddel, samen met informatie over het exacte gehalte daarvan in het product. De fabrikant of leverancier van de conserveermiddelen dient informatie te verstrekken over de benodigde dosering om het product te conserveren (bijvoorbeeld resultaten van een houdbaarheidstest of gelijkwaardige informatie).

    ii)

    Het is verboden op de verpakking of via enige andere communicatie te beweren of te suggereren dat het product een antimicrobiële werking heeft.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient aan de bevoegde instantie de teksten en ontwerpen te verstrekken die voor elk type verpakking worden gebruikt en/of monsters van alle verschillende typen verpakking.

    Criterium 3 —   Toxiciteit voor in het water levende organismen: kritisch verdunningsvolume (KVV)

    Het kritisch verdunningsvolume (KVVchronisch) van het product mag de volgende grenswaarden voor KVVchronisch niet overschrijden:

    Type product

    Grenswaarde KVVchronisch

    Afwasmiddelen met één functie

    25 000 l/afwas

    Afwasmiddelen met meerdere functies

    30 000 l/afwas

    Spoelmiddel

    10 000 l/afwas

    Voor elk ingrediënt (i) in het product wordt het kritisch verdunningsvolume voor de toxiciteit (KVVchronisch) berekend met behulp van de volgende vergelijking:

    Formula

    waarbij

    gewicht (i)

    =

    het gewicht van het ingrediënt per aanbevolen dosis

    DF

    =

    de afbraakfactor

    TF

    =

    de concentratie van de stof waarbij een toxisch effect op lange termijn optreedt, als vermeld in de DID-lijst.

    Conserveermiddelen, kleurstoffen en parfums die voorkomen in het product, moeten ook worden meegenomen in de berekening van het KVV, zelfs wanneer het gehalte lager is dan 0,010 % (100 ppm).

    Beoordeling en controle: berekening van het KVVchronisch van het product. Een spreadsheet voor de berekening van de waarde van het KVV is beschikbaar op de website van de EU-milieukeur.

    Voor de parameters DF en TF dienen de waarden zoals vermeld in de detergenten ingrediënten databank-lijst (DID-lijst) te worden gebruikt. Als de stof niet in de DID-lijst wordt vermeld, dienen de parameters te worden berekend met behulp van de richtsnoeren in deel B van de DID-lijst en dient de hiermee verband houdende documentatie te worden bijgevoegd.

    Criterium 4 —   Biologische afbreekbaarheid van organische stoffen

    Het gehalte aan organische stoffen in het product die aeroob niet biologisch afbreekbaar zijn (niet gemakkelijk biologisch afbreekbaar) (aNBAO) en/of anaeroob niet biologisch afbreekbaar zijn (anNBAO), mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:

    Type product

    aNBAO

    anNBAO

    Afwasmiddelen

    1,0 g/afwas

    5,50 g/afwas

    Spoelmiddel

    0,15 g/afwas

    0,50 g/afwas

    Beoordeling en controle: berekening van aNBAO en anNBAO voor het product. Een spreadsheet om te gebruiken bij de berekening van de waarden van aNBAO en anNBAO is beschikbaar op de website van de EU-milieukeur.

    Raadpleeg de DID-lijst. Voor ingrediënten die niet in de DID-lijst zijn opgenomen, dient de relevante informatie uit de literatuur of uit andere bronnen te worden verstrekt, of adequate testresultaten, waaruit blijkt dat ze aeroob en anaeroob biologisch afbreekbaar zijn. Zie aanhangsel I.

    Opgemerkt zij dat TAED als anaeroob biologisch afbreekbaar dient te worden beschouwd.

    Criterium 5 —   Afwasresultaten (geschiktheid voor gebruik)

    Het product moet bevredigende wasresultaten opleveren bij de aanbevolen dosering volgens de door IKW ontwikkelde standaardtest of de als volgt gewijzigde norm EN 50242.

    De tests dienen bij 55 °C of een lagere temperatuur te worden uitgevoerd, als het product beweert dat het efficiënt is bij deze temperatuur.

    Wanneer spoelmiddelen worden gebruikt in combinatie met afwasmiddelen, dient in de test het spoelmiddel te worden gebruikt in plaats van het referentiespoelmiddel.

    Voor producten met meerdere functies dient de aanvrager documentatie te verstrekken waaruit het effect van de geclaimde functies blijkt.

    Beoordeling en controle: het testrapport dient bij de bevoegde instantie te worden ingediend. Eventueel mag een andere test dan de IKW-test of de gewijzigde versie van EN 50242 worden gebruikt, indien de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, deze als gelijkwaardig accepteert.

    Als EN 50242:2008 wordt gebruikt, wordt deze als volgt gewijzigd:

    de test wordt uitgevoerd bij 55 °C ± 2 °C (of bij een lagere temperatuur als het afwasmiddel beweert effectief te zijn bij een lagere temperatuur dan 55 °C) met koude voorwas zonder afwasmiddel;

    de bij de test gebruikte machine dient op koud water te worden aangesloten en moet twaalf couverts bevatten met een afwasindex tussen 3,35 en 3,75;

    het droogprogramma van de machine dient te worden gebruikt, maar er dient alleen te worden beoordeeld hoe schoon de borden zijn;

    er dient een zwak zuur spoelmiddel overeenkomstig de norm (formule III) te worden gebruikt;

    de instelling van het spoelmiddel dient tussen 2 en 3 te liggen;

    de door de fabrikant aanbevolen dosering van het afwasmiddel dient te worden gebruikt;

    er worden drie pogingen gedaan bij een waterhardheid die in overeenstemming met de norm is;

    een poging bestaat uit vijf keer afwassen waarbij het resultaat na de vijfde afwas wordt afgelezen zonder dat de borden tussen de afwassen door worden schoongemaakt;

    het resultaat moet na de vijfde afwas ten minste even goed zijn als bij het referentieafwasmiddel;

    zie voor het recept van het referentieafwasmiddel (detergens B IEC 436) en -spoelmiddel (formule III) aanhangsel B van EN 50242:2008 (de oppervlakteactieve stoffen dienen op een koele plek te worden bewaard in waterdichte recipiënten van ten hoogste 1 kg en dienen binnen drie maanden te worden gebruikt).

    Als een multifunctioneel product een spoelmiddel en zoutfunctie bevat, dient het effect daarvan te worden gedocumenteerd door een test.

    De aanvrager dient het effect van andere functies in multifunctionele afwasmiddelen te kunnen documenteren.

    Criterium 6 —   Verpakkingseisen

    a)   Primaire verpakking per functionele eenheid

    Een primaire verpakking mag niet meer wegen dan 2,0 g per afwas.

    b)   Kartonnen verpakkingen

    Kartonnen primaire verpakkingen dienen voor minstens 80 % uit gerecycleerd materiaal te bestaan.

    c)   Etikettering van kunststof verpakkingen

    Om identificatie van de verschillende onderdelen van de verpakking mogelijk te maken ten behoeve van recycling, moeten kunststof onderdelen in de primaire verpakking volgens DIN 6120, deel 2 of, een gelijkwaardige norm worden geëtiketteerd. Doppen en pompjes zijn vrijgesteld van deze eis.

    d)   Kunststof verpakkingen

    In kunststof verpakkingen mogen uitsluitend ftalaten worden gebruikt waarvoor op het moment van de aanvraag een risicobeoordeling heeft plaatsgevonden en die niet zijn ingedeeld in een van de in criterium 2(b) genoemde categorieën.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient aan de bevoegde instantie de berekening van de hoeveelheid van de primaire verpakking te verstrekken, alsook een verklaring met betrekking tot het percentage gerecycleerd materiaal in kartonnen verpakkingen. De aanvrager dient een ingevulde en ondertekende verklaring te verstrekken dat wordt voldaan aan criterium 6d.

    Criterium 7 —   Consumenteninformatie

    a)   Informatie op de verpakking

    Op of in het product dient de volgende tekst (of een vergelijkbare tekst) te worden vermeld:

    „Dit afwasmiddel met milieukeur werkt goed bij lage temperaturen (8). Kies op de vaatwasser een afwasprogramma met een lage temperatuur, was af met een volle machine en gebruik niet meer dan de aanbevolen dosering. Zo gebruikt u zo weinig mogelijk energie en water en veroorzaakt u minder watervervuiling.

    b)   Doseringsaanwijzingen

    Op de productverpakking dienen de doseringsaanwijzingen te worden vermeld. De aanbevolen doseringen dienen te worden vermeld voor het waterhardheidbereik dat relevant is voor de plaats waar het product wordt verkocht. In de aanwijzingen dient te worden aangegeven hoe het product naar gelang van de vuilheidsgraad het best kan worden gebruikt.

    De aanvrager neemt de nodige maatregelen om ertoe bij te dragen dat de consument de aanbevolen dosering gebruikt, bijvoorbeeld door een doseersysteem te verstrekken (voor poeders of vloeibare producten) en/of door de aanbevolen dosering ten minste in ml te vermelden (voor poeders of vloeibare producten).

    c)   Informatie en etikettering van ingrediënten

    Op de verpakking dient het type enzymen te worden vermeld.

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient een monster van het etiket van het product in te dienen, samen met een verklaring dat aan punten a), b) en c) van dit criterium is voldaan.

    Criterium 8 —   Informatie op de EU-milieukeur

    Het optionele etiket met tekstvak van de milieukeur dient de volgende tekst te bevatten:

    „—

    Minder effect op aquatische ecosystemen

    Minder gevaarlijke stoffen

    Afwasresultaat getest”.

    De richtsnoeren voor het gebruik van het optionele etiket met tekstvak zijn te vinden in de „Guidelines for use of the Ecolabel logo” op de website: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/promo/logos_en.htm

    Beoordeling en controle: de aanvrager dient een monster van het etiket in te dienen.


    (1)  Het DID-nummer is het nummer van het ingrediënt in de DID-lijst („detergenten ingrediënten databank”-lijst) en wordt gebruikt om vast te stellen of wordt voldaan aan de criteria 3 en 4. Zie Aanhangsel I.

    (2)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    (3)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (4)  Richtlijn 67/548/EEG van de Raad met aanpassingen aan Verordening (EG) nr. 1907/2006 conform Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad als gewijzigd.

    (5)  Behandeld in criterium 2e. Deze vrijstelling is van toepassing, mits het bioaccumulatievermogen van de biociden wordt gekenmerkt door log POW (log verdelingscoëfficiënt octanol/water) < 3,0 of een experimenteel vastgestelde bioconcentratiefactor (BCF) ≤ 100.

    (6)  Met inbegrip van stabilisatoren en andere hulpstoffen in de bereidingen.

    (7)  In concentraties die lager zijn dan 1,0 % in de grondstof, zolang de totale concentratie in het eindproduct lager is dan 0,10 %.

    (8)  De aanvrager dient hier de aanbevolen temperatuur of temperaturen te vermelden (ten hoogste 55 °C).”.

    Aanhangsel I

    Detergenten ingrediënten databank- (DID-) lijst

    De DID-lijst (deel A) is een lijst die informatie bevat over de giftigheid voor in het water levende organismen en over de biologische afbreekbaarheid van ingrediënten die veel worden gebruikt in formules van detergentia. De lijst bevat informatie over de toxiciteit en de biologische afbreekbaarheid van een reeks stoffen die worden gebruikt in (af)was- en schoonmaakproducten. De lijst is niet uitputtend, maar deel B van de DID-lijst bevat richtsnoeren voor de bepaling van de relevante rekenparameters voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn opgenomen (bijvoorbeeld de toxiciteitsfactor (TF) en de afbraakfactor (DF), die worden gebruikt voor het berekenen van het kritisch verdunningsvolume). De lijst is een generieke informatiebron, en de stoffen die in de DID-lijst zijn opgenomen, zijn niet automatisch goedgekeurd voor gebruik in producten die de EU-milieukeur dragen. De DID-lijst (delen A en B) is te vinden op de website van de EU-milieukeur.

    Voor stoffen waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn over de giftigheid voor in het water levende organismen en over de afbreekbaarheid, kunnen structurele analogieën met vergelijkbare stoffen worden gebruikt om de parameters TF en DF te bepalen. Zulke structurele analogieën dienen te worden goedgekeurd door de bevoegde instantie die de vergunning tot het voeren van de EU-milieukeur verleent. Desgewenst kan een worstcasebenadering worden toegepast, met gebruikmaking van de onderstaande parameters:

    Worstcasebenadering:

     

    Acute toxiciteit

    Chronische toxiciteit

    Afbraak

    Ingrediënt

    LC50/EC50

    SF(acuut)

    TF(acuut)

    NOEC (1)

    SF(chronisch)  (1)

    TF(chronisch)

    DF

    Aeroob

    anaeroob

    „Naam”

    1 mg/l

    10 000

    0,0001

     

     

    0,0001

    1

    P

    N

    Documentatie van gemakkelijke biologische afbreekbaarheid

    De volgende testmethoden voor gemakkelijke biologische afbreekbaarheid dienen te worden gebruikt:

    1.

    Tot 1 december 2010 en tijdens de overgangsperiode van 1 december 2010 tot 1 december 2015:

     

    De testmethoden voor gemakkelijke biologische afbreekbaarheid als vermeld in Richtlijn 67/548/EEG, in het bijzonder de methoden die zijn beschreven in bijlage V.C4 bij deze richtlijn, of de dienovereenkomstige OESO-testmethoden 301 A-F of ISO-methoden.

     

    Het beginsel van het 10-dagenvenster is niet van toepassing voor oppervlakteactieve stoffen. Voor de testmethoden die zijn beschreven in bijlage V.C4-A en C4-B van Richtlijn 67/548/EEG (en de dienovereenkomstige OESO-testmethoden 301 A en E en ISO-methoden) dient de score minimaal 70 % te zijn en voor de testmethoden C4-C, D, E en F (en de dienovereenkomstige OESO-testmethoden 301 B, C, D en F en ISO-methoden) minimaal 60 %.

    2.

    Na 1 december 2015 en tijdens de overgangsperiode van 1 december 2010 tot 1 december 2015:

    De testmethoden als vermeld in Verordening (EG) nr. 1272/2008.

    Documentatie van anaerobe biologische afbreekbaarheid

    Als referentiemethode voor anaerobe biologische afbreekbaarheid dient EN ISO 11734, ECETOC nr. 28 (juni 1988), OESO 311 of een gelijkwaardige testmethode te worden gebruikt, waarbij de uiteindelijke afbreekbaarheid onder anaerobe omstandigheden 60 % moet bedragen. Ook testmethoden waarbij de omstandigheden in een relevant anaeroob milieu worden gesimuleerd, mogen worden gebruikt om aan te tonen dat een uiteindelijke afbreekbaarheid van 60 % werd bereikt onder anaerobe omstandigheden.

    Extrapolatie voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn vermeld

    De volgende aanpak kan worden gevolgd om de nodige documentatie te verstrekken over de anaerobe biologische afbreekbaarheid van ingrediënten die niet in de DID-lijst zijn vermeld:

    1.

    Pas een redelijke extrapolatie toe. Gebruik de testresultaten van één grondstof voor een extrapolatie naar de uiteindelijke anaerobe afbreekbaarheid van qua structuur verwante oppervlakteactieve stoffen. Als de anaerobe biologische afbreekbaarheid voor een oppervlakteactieve stof (of een groep homologe verbindingen) in de DID-lijst wordt bevestigd, kan ervan worden uitgegaan dat een vergelijkbaar type oppervlakteactieve stof ook anaeroob biologisch afbreekbaar is (bijvoorbeeld: C12-15 A 1-3 EO sulfaat (DID-nr. 8) is anaeroob biologisch afbreekbaar en een vergelijkbare anaerobe biologische afbreekbaarheid kan voor C12-15 A 6 EO sulfaat worden verondersteld). Als voor een oppervlakteactieve stof de anaerobe biologische afbreekbaarheid met behulp van een adequate testmethode bevestigd is, kan ervan worden uitgegaan dat een vergelijkbaar type oppervlakteactieve stof ook anaeroob biologisch afbreekbaar is (zo kunnen bijvoorbeeld literatuurgegevens die de anaerobe biologische afbreekbaarheid bevestigen van oppervlakteactieve stoffen die tot de groep alkylesterammoniumzouten behoren, als documentatie worden gebruikt voor een vergelijkbare anaerobe biologische afbreekbaarheid van andere quaternaire ammoniumzouten die esterbindingen in de alkylketen(s) bevatten).

    2.

    Voer een screeningtest voor anaerobe biologische afbreekbaarheid uit. Voer, als er een nieuwe test nodig is, een screeningtest uit volgens EN ISO 11734, ECETOC nr. 28 (juni 1988), OECD 311 of een gelijkwaardige methode.

    3.

    Voer een afbreekbaarheidstest met een lage dosis uit. Als een nieuwe test nodig is en er experimentele problemen met de screeningtest rijzen (bijvoorbeeld remming door toxiciteit van de teststof), herhaal dan de test met een lage dosering oppervlakteactieve stof en volg de afbraak door 14C-metingen of chemische analyses. Een test met een lage dosis kan worden uitgevoerd met OESO 308 (augustus 2000) of een gelijkwaardige methode.


    (1)  Als geen aanvaardbare gegevens over de chronische toxiciteit worden gevonden, zijn deze kolommen leeg. In dat geval wordt TF(chronisch) gedefinieerd als gelijk aan TF(acuut).


    Top