EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013D0768

Besluit 2013/768/GBVB van de Raad van 16 december 2013 betreffende EU-activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

PB L 341 van 18/12/2013, p. 56–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/768/oj

18.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/56


BESLUIT 2013/768/GBVB VAN DE RAAD

van 16 december 2013

betreffende EU-activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Algemene Vergadering van de VN (AVVN) heeft op 6 december 2006 Resolutie 61/89 met als titel „Op weg naar een Wapenhandelsverdrag: vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens” aangenomen, en daarmee het VN-proces voor een Wapenhandelsverdrag ingezet (het WHV-proces). Op 2 december 2009 heeft de AVVN Resolutie 64/48 met als titel „Het Wapenhandelsverdrag” aangenomen, waarbij zij besloten heeft in 2012 een conferentie van de VN over het Wapenhandelsverdrag bijeen te roepen om een juridisch bindend instrument op te stellen over zo hoog mogelijke gemeenschappelijke internationale normen voor overdrachten van conventionele wapens.

(2)

De in juli 2012 bijeengeroepen VN-conferentie over het Wapenhandelsverdrag is er niet in geslaagd binnen het toegemeten tijdpad overeenstemming over een definitieve tekst te bereiken en daarom is de slotconferentie van de VN voor het Wapenhandelsverdrag in maart 2013 bijeengeroepen, mede op grond van Resolutie 67/234 A die op 24 december 2012 door de AVVN is aangenomen. De conferentie kwam met een evenwichtige en op een brede basis steunende Verdragstekst waarover echter geen consensus kon worden bereikt omdat drie lidstaten van de VN zich ertegen verzetten. De zaak is vervolgens doorgeschoven naar de AVVN die op 2 april 2013 met overweldigende meerderheid het Wapenhandelsverdrag heeft aangenomen door vóór Resolutie A/RES/67/234 B te stemmen. Het Verdrag is vervolgens op 3 juni 2013 opengesteld voor ondertekening en zal bij de 50ste ratificatie in werking treden. Alle lidstaten van de Unie hebben het Verdrag ondertekend.

(3)

In zijn conclusies van 11 december 2006, 10 december 2007, 12 juli 2010 en 25 juni 2012 heeft de Raad telkens uiting gegeven aan zijn sterke gehechtheid aan een nieuw, juridisch bindend internationaal instrument dat zo hoog mogelijke gemeenschappelijke internationale normen voor de regulering van de legale handel in conventionele wapens vaststelt en dat relevant moet zijn voor alle staten en derhalve een universele waarde zou kunnen hebben.

(4)

Ter bevordering van het inclusieve en relevante karakter van het WHV-proces heeft de Raad Besluit 2009/42/GBVB (1), en Besluit 2010/336/GBVB (2) vastgesteld, die beide onder meer de organisatie van een reeks regionale seminars over de hele wereld ondersteunen. De VN-conferentie van juli 2012 heeft niets opgeleverd en dus zijn de voortgezette activiteiten van de Unie ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag aangevuld met Besluit 2013/43/GBVB van de Raad (3).

(5)

Huidige prioriteit is het ondersteunen van een spoedige inwerkingtreding en volledige uitvoering van het Verdrag. De Unie heeft zich reeds in een vroeg stadium ingezet voor steun aan het WHV-proces en kan dat engagement nu voortzetten door significant bij te dragen aan die doelstelling,in het bijzonder, door gebruik te maken van haar uitgebreide ervaring op het gebied van het financieren van bijstand en voorlichting inzake uitvoercontrole. Vergunningen voor wapens en tweeledig gebruik blijven binnen de Unie een nationale verantwoordelijkheid en daarom is men voor de deskundigheid inzake uitvoercontrole die wordt gebruikt ter ondersteuning van door de Unie gefinancierde bijstands- en voorlichtingsprogramma's in grote mate afhankelijk van de lidstaten. Daarom is het voor het welslagen van de bijstand en voorlichting inzake uitvoercontrole van de Unie van cruciaal belang dat de lidstaten deskundigen aanwijzen die de programma's van de Unie zullen ondersteunen.

(6)

Op het gebied van controle op de wapenuitvoer zijn de bijstands- en voorlichtingsactiviteiten van de Unie uitgevoerd in het kader van Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB (4) van de Raad en de Besluiten 2009/1012/GBVB (5) en 2012/711/GBVB (6) van de Raad. De ondernomen activiteiten waren gericht op een aantal derde landen in de directe nabijheid van de Unie, met de bedoeling hun systemen voor controle op wapenuitvoer te versterken en meer verantwoordelijkheid en transparantie te verwezenlijken.

(7)

De Unie verstrekt ook al heel lang bijstand bij controle op de uitvoer van goederen krachtens Verordening (EG) nr. 1717/2006 (7), waarbij een stabiliteitsinstrument werd opgericht dat bijstand biedt voor de ontwikkeling van het juridisch kader en de institutionele capaciteit voor de instelling en handhaving van adequate uitvoercontroles op goederen voor tweeërlei gebruik, met inbegrip van maatregelen op het gebied van regionale samenwerking. Op 28 april 2004 heeft de Veiligheidsraad van de VN Resolutie 1540 (2004) (UNSCR 1540 (2004)) aangenomen, waarin een mandaat wordt gegeven voor doeltreffende controle op de overdracht van aan massavernietigingswapens gerelateerde goederen. De Unie heeft steun verleend aan de uitvoering van UNSCR 1540 (2004), met name door Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB van de Raad (8), Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB van de Raad (9) en Besluit 2013/391/GBVB van de Raad (10) en, inzake het aspect uitvoercontrole van UNSCR 1540 (2004), door de programma's voor bijstand bij controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.

(8)

Naast de specifieke bijstand bij controle op wapenuitvoer, draagt controle die wordt ontwikkeld voor de uitvoering van UNSCR 1540 (2004) en in het kader van de programma's van de Unie voor bijstand bij de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, als zodanig bij aan het algemene vermogen om het Wapenhandelsverdrag daadwerkelijk uit te voeren aangezien in veel gevallen de wetten, bestuurlijke procedures en instanties voor de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik dezelfde zijn als voor de controle op de uitvoer van conventionele wapens. Bijstand op het gebied van goederen voor tweeërlei gebruik houdt dus in dat de vermogens om controle uit te oefenen op wapenuitvoer worden ondersteund. Derhalve is het van cruciaal belang dat er wordt gezorgd voor nauwe coördinatie tussen activiteiten voor de controle op goederen voor tweeërlei gebruik en activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag.

(9)

Tegen deze achtergrond van wenselijke coördinatie van bijstand bij uitvoercontrole op andere relevante gebieden wordt met de door dit beluit gesteunde activiteiten beoogd de vermogens om controle uit te oefenen op de overdracht van wapens in een aantal begunstigde landen te versterken met als doel de daadwerkelijke en capabele uitvoering van het Wapenhandelsverdrag te steunen. Het effect van het Verdrag zal afhankelijk zijn van hoe universeel het is en van de mate waarin ertoe wordt toegetreden, en daarom dienen activiteiten inzake het geven van voorlichting over en het onder de aandacht brengen van het Verdrag ook gesteund te worden met de bedoeling meer steun voor het Verdrag te krijgen van relevante belanghebbenden en andere derde landen, en om meer belangstelling te wekken voor de uitvoering ervan.

(10)

Het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (bureau voor economie en uitvoercontrole, „BAFA”) is door de Raad belast met de technische uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB en Besluit 2012/711/GBVB. Het heeft alle in Besluit 2009/1012/GBVB van de Raad vermelde activiteiten met succes afgerond. BAFA is tevens het orgaan voor de uitvoering voor projecten inzake de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik uit hoofde van het stabiliteitsinstrument. Tegen deze achtergrond is BAFA als de instantie voor de uitvoering van activiteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag in derde landen, een goede keuze omdat het bewezen heeft te beschikken over de ervaring, kwalificaties en vereiste deskundigheid over het gehele bereik van de activiteiten van de Unie voor controle op de uitvoer van zowel goederen voor tweeërlei gebruik als van wapens. Met de keuze van BAFA wordt het mogelijk synergieën aan te wijzen tussen activiteiten voor uitvoercontrole inzake enerzijds goederen voor tweeërlei gebruik en anderzijds wapens, zodat bijstand in verband met het Wapenhandelsverdrag op passende wijze een aanvulling biedt op bijstand die reeds wordt geboden in het kader van de bestaande programma's voor bijstand bij controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en van wapens,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Ter ondersteuning van de spoedige inwerkingtreding en uitvoering van het Wapenhandelsverdrag (het „WHV”), onderneemt de Unie activiteiten met de volgende doelstellingen:

steun verlenen aan een aantal staten, op hun verzoek, om hun systemen voor de controle op wapenoverdrachten te versterken, zodat zij het WHV kunnen uitvoeren;

op nationaal en regionaal niveau de kennis over en de inbreng in het WHV door de relevante nationale en regionale autoriteiten en belanghebbenden van maatschappelijke organisaties verbeteren zodat zij meer betrokken raken bij de uitvoering van het WHV.

2.   Ter verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen voert de Unie de volgende projectactiviteiten uit:

a)

begunstigde landen helpen bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren, al naar gelang, van wettelijke en administratieve maatregelen voor het opzetten en ontwikkelen van een efficiënt systeem voor controle op de uitvoer van wapens, overeenkomstig de in het WHV gestelde eisen;

b)

versterking van de deskundigheid en capaciteiten van de ambtenaren van de begunstigde landen die belast zijn met het afgeven van vergunningen en met handhaving, met name door middel van het uitwisselen van beste praktijken, het geven van opleiding en het bieden van toegang tot relevante informatiebronnen, om ervoor te zorgen dat de controles op wapenoverdrachten op adequate wijze worden uitgevoerd en gehandhaafd;

c)

transparantie in de internationale wapenhandel bevorderen door voort te bouwen op de vereisten die het WHV qua transparantie stelt;

d)

de begunstigde landen ertoe bewegen zich duurzaam bij het WHV aan te sluiten door een rol te geven aan relevante nationale en regionale belanghebbenden, zoals daar zijn nationale parlementen, bevoegde regionale organisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die er voor de lange termijn belang bij hebben erop toe te zien dat het WHV daadwerkelijk wordt uitgevoerd;

e)

een bredere belangstelling opwekken voor het WHV door in gesprek te treden met landen die nog geen stap richting het WHV hebben gezet, met als doel de universalisering van het Verdrag te steunen.

In de bijlage staat een nadere omschrijving van deze projectactiviteiten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de „hoge vertegenwoordiger”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten is in handen van het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (bureau voor economie en uitvoercontrole - BAFA).

3.   BAFA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met BAFA.

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten bedraagt 5 200 000 EUR. De totale geraamde begroting van het gehele project is 6 445 000 EUR. Het deel van die geraamde begroting dat niet wordt gedekt door het referentiebedrag, komt uit medefinanciering door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde referentiebedrag worden gefinancierd, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij een subsidieovereenkomst met BAFA. Daarin wordt bepaald dat BAFA ervoor moet zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met de omvang ervan.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde subsidieovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden in dat proces en van de datum van sluiting van de subsidieovereenkomst.

Artikel 4

1.   De hoge vertegenwoordiger brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door BAFA. Deze rapporten vormen de grondslag voor de evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie geeft informatie over de financiële aspecten van de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde subsidieovereenkomst. Het zal evenwel verstrijken op 17 juni 2014 als er voor die datum geen subsidieovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2009/42/GBVB van de Raad van 19 januari 2009 inzake steun aan EU-activiteiten ter bevordering onder derde landen van het proces dat moet leiden tot een Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 39).

(2)  Besluit 2010/336/GBVB van de Raad van 14 juni 2010 betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag in het kader van de Europese veiligheidsstrategie (PB L 152 van 18.6.2010, blz. 14).

(3)  Besluit 2013/43/GBVB van de Raad van 22 januari 2013 betreffende voortgezette activiteiten van de Unie ter ondersteuning van de onderhandelingen over het Wapenhandelsverdrag (PB L 20 van 23.1.2013, blz. 53)

(4)  Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB van de Raad van 17 maart 2008 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en de criteria van de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer bij derde landen (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 81).

(5)  Besluit 2009/2012/GBVB van de Raad van 22 december 2009 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bij derde landen (PB L 348 van 29.12.2009, blz. 16).

(6)  Besluit 2012/711/GBVB van de Raad van 19 november 2012 inzake steun voor activiteiten van de Unie ter bevordering, bij derde landen, van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (PB L 321 van 20.11.2012, blz. 62).

(7)  Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1).

(8)  Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB van de Raad van 12 juni 2006 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 165 van 17.6.2006, blz. 30).

(9)  Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB van de Raad van 14 mei 2008 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 127 van 15.5.2008, blz. 78).

(10)  Besluit 2013/391/GBVB van de Raad van 22 juli 2013 ter ondersteuning van de praktische uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor (PB L 198 van 23.7.2013, blz. 40).


BIJLAGE

IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE PROJECTACTIVITEITEN

1.   Achtergrond en motivering van de GBVB-steun

Met dit besluit wordt voortgebouwd op eerdere besluiten van de Raad ter ondersteuning van het VN-proces dat moet leiden tot het Wapenhandelsverdrag en ter bevordering van een verantwoordelijker en transparanter systeem voor wapenuitvoer door derde landen (1). Het Verdrag was op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de VN vastgesteld en op 3 juni 2013 voor ondertekening opengesteld.

Oogmerk van het Verdrag is de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale normen vast te stellen om de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren of de reglementering van die handel te verbeteren, de illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en het oneigenlijk gebruik van die wapens te voorkomen. Het doel ervan is bij te dragen aan internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, het verminderen van het menselijk leed en het bevorderen van samenwerking, transparantie en verantwoord handelen door de verdragsluitende partijen in de internationale handel in conventionele wapens, en aldus vertrouwen tussen de verdragsluitende staten op te bouwen. Als zodanig passen oogmerk en doel van het Verdrag bij de algemene ambitie van de Unie met betrekking tot buitenlands en veiligheidsbeleid, dat is vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende Europese Unie en verder wordt uitgewerkt in de Europese veiligheidsstrategie.

Nadat het Wapenhandelsverdrag door de Algemene Vergadering van de VN was vastgesteld heeft de Unie aangegeven wat de drie grote uitdagingen voor het verdrag zijn: zorgen voor een spoedige inwerkingtreding ervan, zorgen voor een daadwerkelijke uitvoering ervan en, tot slot, werken aan universalisering ervan. Bijstand bij en voorlichting over uitvoercontrole zijn van cruciaal belang voor het aanpakken van die uitdagingen en vormen derhalve de centrale elementen van dit besluit.

Wat betreft bijstand bij uitvoercontrole, voorziet dit besluit in de ontwikkeling van een aantal gerichte bijstandsprogramma's waarmee begunstigde landen op een op hen toegesneden en ver reikende wijze worden bijgestaan bij het voldoen aan de vereisten van het WHV. De bijstand zal zich verder ontwikkelen volgens een draaiboek voor bijstand dat met de begunstigde landen moet worden opgesteld en waarin wordt aangegeven wat de actieprioriteiten zijn, waarin wordt gezorgd voor lokale inbreng en het engagement tot ratificatie van het Verdrag wordt aangegeven.

Naast de specifieke bijstandsprogramma's biedt dit besluit voor ad-hocbijstandsactiviteiten die de specifieke bijstandsprogramma's aanvullen door aandacht te besteden aan andere begunstigde landen met beperkte en duidelijk omschreven behoeften. Deze ad-hocbijstandsactiviteiten bieden de Unie de mogelijkheid om flexibel en reactief in te gaan op verzoeken om bijstand.

Als bijdrage aan de houdbaarheid op lange termijn van inspanningen voor het controleren van de wapenoverdracht door begunstigde landen wordt met dit besluit beoogd een rol te geven aan belanghebbenden, zoals daar zijn nationale parlementen, bevoegde regionale organisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die er voor de lange termijn belang bij hebben erop toe te zien dat het WHV daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

Tot slot bevat dit besluit, in verband met de uitdaging tot universalisering van het WHV, een voorlichtingscomponent, waarmee alle daarvoor in aanmerking komende landen moeten worden aangespoord zich te engageren. In dit besluit is ervoor gekozen met die landen in gesprek te treden via bevoegde regionale organisaties waartoe zij behoren en die zich bezig houden met activiteiten op het gebied van de controle op de overdracht van wapens.

Daarom staat er in dit besluit een alomvattende reeks bijstands- en voorlichtingsactiviteiten waarmee de eerder genoemde drie uitdagingen kunnen worden aangegaan. Een actieve aanpak van deze uitdagingen strookt met de al lang bestaande en geëngageerde steun voor het Wapenhandelsverdrag door de Unie en de lidstaten.

2.   Algemene doelstellingen

Kerndoel van dit besluit is steun verlenen aan een aantal staten, op hun verzoek, om hun systemen voor de controle op wapenoverdrachten te versterken, zodat zij het WHV daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Inspanningen die in dit kader worden ontwikkeld om bijstand te verlenen zullen vervolgens in een ruimere context verder worden ontwikkeld en gebruikt om relevante belanghebbenden bij het proces te betrekken en contacten te leggen met andere landen. In het kader van de actie van de Unie wordt specifiek voorzien in:

a)

het verbeteren van de capaciteiten van de begunstigde landen op het vlak van controle op de overdracht van wapens;

b)

het stimuleren van de kennis en de inbreng van relevante belanghebbenden, zoals daar zijn bevoegde regionale organisaties, nationale parlementen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die voor de langere termijn belang hebben bij de doeltreffendheid van de uitvoering van het Verdrag;

c)

het leggen van contacten met andere landen teneinde de universalisering van het Verdrag te steunen.

3.   Beschrijving van projectactiviteiten

3.1.   Een pool van deskundigen oprichten

3.1.1.   Doel van het project

Met de beoogde oprichting van een pool van deskundigen moet de uitvoerende instantie de beschikking krijgen over een welomschreven, bekwaam en betrouwbaar instrument waarmee een juiste reactie kan worden gegeven op verzoeken om bijstand en de daaruit voortvloeiende bijstandsactiviteiten kunnen worden ondersteund. Met de oprichting van zo'n pool wordt ook beoogd de instanties voor uitvoercontrole van de lidstaten van de Unie ertoe aan te zetten deskundigen aan te wijzen aangezien de beschikbaarheid van deskundigen, en hun betrokkenheid bij de bijstandsactiviteiten doorslaggevend zullen zijn voor de haalbaarheid van de activiteiten in kwestie.

3.1.2.   Beschrijving van het project

De uitvoerende instantie zal een pool van deskundigen oprichten. Die deskundigen gaan de bijstandsactiviteiten die voor de begunstigde landen zijn opgezet, uitvoeren overeenkomstig hun deskundigheidsgebied en de behoeften die door en met de begunstigde landen worden vastgesteld.

De uitvoerende instantie moet ervoor zorgen dat de geselecteerde deskundigen een zo groot mogelijk geografisch gebied vertegenwoordigen. Er moet gebruik worden gemaakt van geschikte en beschikbare deskundigen van andere instanties voor uitvoercontrole in de Unie. Ook moet de instantie deskundigen uit landen die onlangs met succes, met inbegrip van deze die werden ontwikkeld met ontvangen internationale bijstand, nationale systemen voor de controle op wapenoverdrachten hebben opgezet, aanmoedigen om deel te nemen.

De algemene deskundigheid die door de pool van deskundigen wordt vergaard, moet het gehele gebied van een nationaal systeem voor controle op wapenoverdrachten bestrijken (in het bijzonder juridische kwesties, het afgeven van vergunningen, douane/handhaving, besef, vervolging/sancties, rapportage/transparantie).

3.2.   Op maat gesneden nationale bijstandsprogramma's, uitgevoerd volgens een bijstandsdraaiboek

3.2.1   Doel van het project

Doel van de gerichte bijstandsprogramma's en de bijbehorende draaiboeken is de begunstigde landen beter in staat te stellen om op alomvattende wijze en onafgebroken te voldoen aan de WHV-vereisten. Dank zij het draaiboek weet het begunstigde land van te voren wat er wordt gepland wat bijstand betreft en worden de te verwachten verbeteringen van de capaciteiten van het land inzake controle op overdracht vastgelegd.

3.2.2.   Beschrijving van het project

Er worden voor 12 begunstigde landen nationale bijstandsprogramma's opgezet. In de eerste twee jaar van uitvoering van het besluit worden hooguit tien programma's voor bijstand bij de uitvoering ingezet zodat de Unie kan ingaan op bijkomende verzoeken om bijstand die in een later stadium worden gedaan.

De gerichte bijstandsprogramma's moeten in onderstaande stappen worden opgezet:

a)

verzoek om bijstand bij de uitvoering van het WHV (door het derde land gericht aan de uitvoerende instantie). Dit verzoek moet zo uitvoerig mogelijk worden onderbouwd; idealiter wordt erin aangegeven op welke specifieke gebieden bijstand nodig is. Waar van toepassing moet het verzoekende land ook eerdere en lopende bijstand van andere bijstandsverleners vermelden en informatie geven over zijn nationale uitvoeringsstrategie inzake het WHV;

b)

afhankelijk van de mate van onderbouwing van het verzoek en aan de hand van de criteria in afdeling 5.1, besluit de hoge vertegenwoordiger, samen met de Groep export van conventionele wapens (COARM) van de Raad en de uitvoerende instantie, of het verzoekende land in aanmerking komt voor bijstand;

c)

indien het verzoek om bijstand wordt ingewilligd, organiseert de uitvoerende instantie een beoordelingsbezoek door deskundigen. Het bezoek moet voortvloeien uit nauwe contacten tussen de uitvoerende instantie en het derde land dat om bijstand vraagt, en er moet aan worden deelgenomen door de deskundigen uit de in afdeling 3.1 bedoelde pool van deskundigen die daarvoor het meest in aanmerking komen.

Het beoordelingsbezoek door de deskundigen kan, waar nodig, worden voorbereid met behulp van vragenlijsten en het bundelen van de bestaande informatie; het houdt in dat er een eerste beoordeling wordt gemaakt van de behoeften en prioriteiten van het land dat om bijstand vraagt. Het bezoek zal het met name mogelijk maken om samen met het verzoekende land uit te zoeken wat er daadwerkelijk nodig is voor de uitvoering van het WHV en om deze behoeften te vergelijken met de middelen die het land reeds heeft om wapenoverdrachten te controleren. Dit eerste beoordelingsbezoek door deskundigen omvat alle relevante nationale instanties en belanghebbenden, en er zal uit blijken wie gemotiveerde en betrouwbare lokale partners zijn;

d)

de uitvoerende instantie zal, op basis van de resultaten van het beoordelingsbezoek door de deskundigen, een ontwerp voor een bijstandsdraaiboek opstellen. Daarbij houdt de uitvoerende instantie rekening met de mogelijkerwijs door andere organisaties in verband met elke WHV verleende bijstand. Indien het land dat om bijstand vraagt reeds een nationale uitvoeringsstrategie voor het WHV heeft, zorgt de uitvoerende instantie er ook voor dat het bijstandsdraaiboek van de Unie overeenstemt met die nationale uitvoeringsstrategie;

e)

de resultaten van het beoordelingsbezoek door de deskundigen en het daaruit voortkomende draaiboek voor bijstand worden specifiek doorgegeven aan de Commissie, in het kader van de gebruikelijke financiële en verhalende rapportage, als bedoeld in artikel 3 van dit besluit;

f)

het ontwerp van bijstandsdraaiboek wordt aan het begunstigde land getoond zodat het kan worden bekrachtigd. Dit draaiboek wordt speciaal voor het begunstigde land gemaakt en zal de prioriteiten voor de bijstand aangeven;

g)

de relevante deskundigen die uit de pool van deskundigen zijn geselecteerd en andere belanghebbenden, al naar gelang, worden bij de uitvoering van het draaiboek betrokken.

Afhankelijk van wat het begunstigde land in kwestie precies nodig heeft, wordt bij de opstelling van het draaiboek de vijfpijler-benadering gevolgd die van oudsher wordt gebruikt bij strategische bijstand bij handelscontrole (juridische kwesties, het afgeven van vergunningen, douane/handhaving, bewustmaking en sancties/vervolging). Naast deze vijf standaardaspecten krijgen ook rapportage en transparantie alle nodige aandacht.

Het gehele scala aan bijstandsinstrumenten omvat in het bijzonder juridische toetsingen, opleidingsseminars, workshops, studiebezoeken, en het gebruik van instrumenten en informatiebronnen op het internet. Deze bijstandsinstrumenten worden door de uitvoerende instantie geselecteerd overeenkomstig de exacte behoeften en prioriteiten die tijdens het beoordelingsbezoek van de deskundigen zijn vastgesteld en volgens het overeengekomen draaiboek. De bijstandsinstrumenten die worden uitgekozen voor het correct afhandelen van het verzoek om bijstand moeten duidelijk in het draaiboek voor bijstand worden aangegeven en toegelicht.

3.3.   Ad-hocworkshops voor individuele bijstand

3.3.1.   Doel van het project

Doel van de ad-hocworkshops voor individuele bijstand is de begunstigde landen beter in staat te stellen de overdracht van wapens te controleren teneinde op gerichte en relevante wijze te voldoen aan de WHV-vereisten. Deze ad-hocbijstandsactiviteiten bieden de Unie de mogelijkheid om flexibel en reactief in te gaan op verzoeken om bijstand waarin een specifieke behoefte wordt vastgesteld die van belang is voor de goede uitvoering van het WHV.

3.3.2.   Beschrijving van het project

Voor afzonderlijke begunstigde landen worden tien tweedaagse workshops georganiseerd om te antwoorden op gerichte verzoeken om bijstand en op gebleken belangstelling voor de verbetering van een of meer specifieke onderdelen van een systeem voor controle op de overdracht van wapens.

Die workshops bieden een beperkte individuele en op maat gemaakte bijstand en gaan over het specifieke onderwerp dat of de specifieke onderwerpen die het verzoekende land aan de orde stelt (zoals toetsing van de wetgeving inzake controle op overdrachten, de beste manieren om een verslag op te stellen, informatiebronnen die van belang zijn voor de toepassing van de WHV-criteria voor risicobeoordeling, controles en documentatie inzake het eindgebruik). De workshops vinden plaats in de begunstigde landen en deskundigen uit de in afdeling 3.1 bedoelde pool van deskundigen zullen hun deskundigheid ter beschikking stellen.

De uitvoerende instantie neemt de verzoeken om bijstand in ontvangst en speelt ze door aan de HV die, in overleg met COARM, zal besluiten hoe erop moet worden gereageerd. De beoordeling door de HV zal voornamelijk worden aangestuurd door de criteria in afdeling 5.1, de nauwkeurigheid van het verzoek en de wijze waarop de betrokken kwestie(s) wordt/worden beschreven, alsook door de noodzaak om een geografisch evenwicht te bewerkstelligen.

3.4.   Mogelijkheid om middelen over te dragen van gerichte bijstandsprogramma's naar de workshops voor ad-hocbijstand

Als het maximum aantal volledige gerichte bijstandsprogramma's bedoeld in afdeling 3.2 niet wordt afgemaakt, kan het aantal in afdeling 3.3 bedoelde workshops worden verhoogd tot twintig.

De HV en de Commissie bezien, in overleg met COARM, om de zes maanden de stand van zaken met betrekking tot de gerichte bijstandsprogramma's, met als doel na te gaan welke mogelijkheden er zijn om het aantal workshops voor individuele bijstand te verhogen naarmate de gerichte bijstandsprogramma's niet zijn afgemaakt.

3.5.   Conferentie van landen die begunstigden zijn van WHV-bijstandsactiviteiten

3.5.1.   Doel van het project

Doel van de conferentie is het besef en de inbreng te stimuleren van relevante belanghebbenden, zoals daar zijn bevoegde regionale organisaties, nationale parlementen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, die voor de langere termijn belang hebben bij de doeltreffendheid van de uitvoering van het Verdrag.

3.5.2.   Beschrijving van het project

Het project krijgt de vorm van een tweedaagse conferentie die vlak voor het eind van de uitvoering van dit besluit moet worden belegd. Deze conferentie zal de relevante vertegenwoordigers samenbrengen van de landen die begunstigde zijn geweest van gerichte bijstandsprogramma's bedoeld in afdeling 3.2 en van ad-hoc bijstandsactiviteiten bedoeld in afdeling 3.3.

Tijdens de conferentie kunnen de begunstigde landen ervaringen uitwisselen, vertellen over hun standpunt inzake het WHV en de stand van zaken betreffende ratificatie en uitvoering ervan, en kan informatie ter zake worden uitgewisseld met vertegenwoordigers van nationale parlementen en maatschappelijke organisaties.

Aan deze conferentie dient derhalve te worden deelgenomen door:

diplomatiek en militair en defensiepersoneel van de begunstigde landen, in het bijzonder autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor nationaal beleid inzake het WHV;

technisch personeel en wetshandhavingspersoneel uit de begunstigde landen, in het bijzonder instanties die vergunningen afgeven, douane en wetshandhavingsfunctionarissen;

vertegenwoordigers van nationale, regionale en internationale organisaties die een rol vervullen in het verlenen van bijstand, evenals vertegenwoordigers van landen die belangstelling hebben voor het leveren of ontvangen van strategische bijstand bij handelscontrole;

vertegenwoordigers van op dit gebied actieve niet-gouvernementele organisaties (ngo's), denktanks, nationale parlementen en het bedrijfsleven.

Naar verwachting zullen er zo'n 80 deelnemers aan de conferentie zijn. De hoge vertegenwoordiger zal, in overleg met COARM, de plaats waar de conferentie wordt gehouden en de definitieve lijst van uitgenodigde landen en organisaties bepalen op basis van een voorstel van de uitvoerende instantie.

3.6.   Regionale seminars

3.6.1.   Doel van het project

De regionale seminars zullen een gelegenheid zijn om contact te zoeken met andere landen met als doel de universalisering van het Verdrag te steunen. De seminars zijn ook bedoeld als steun aan de verdere betrokkenheid van de beoogde regionale organisaties bij het WHV en aan het belang dat zij erbij hebben het WHV bij al hun lidstaten aan te prijzen.

3.6.2.   Beschrijving van het project

Het project krijgt de vorm van vijf tweedaagse seminars over de stand van zaken met betrekking tot het inwerkingtredingsproces van het WHV en daarmee samenhangende kwesties inzake de uitvoering.

Deze seminars zullen de landen die begunstigden zijn van activiteiten inzake bijstand bij controle op de overdracht van wapens de gelegenheid bieden standpunten en ervaringen uit te wisselen, en te beoordelen hoe deze bijstand zich verhoudt tot de activiteiten van hun regionale organisatie ter zake. Ook zal er bijzondere aandacht uitgaan naar:

ervaringen en mogelijkheden van zuid-zuid-samenwerking bij het oprichten en ontwikkelen van systemen voor controle op wapenoverdrachten;

de aanvulling die het WHV kan zijn op andere VN-instrumenten op dit gebied, met name het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

Tijdens de eerste achttien maanden van de uitvoering van het besluit van de Raad zullen er seminars worden gehouden ten behoeve van de onderstaande regionale organisaties en de lidstaten ervan:

het Regionaal Centrum van de Verenigde Naties voor Vrede en Ontwapening in Azië en de Stille Oceaan (UNRCPD);

het Regionaal Centrum van de Verenigde Naties voor Vrede en Ontwapening in Afrika (UNREC);

het Regionaal Centrum van de Verenigde Naties voor Vrede, Ontwapening en Ontwikkeling in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (UNLIREC);

de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS);

de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

Waar mogelijk moeten de seminars bij voorkeur plaatsvinden in een begunstigd land van een gericht bijstandsprogramma. Als blijkt dat zulks niet mogelijk is, moet de hoge vertegenwoordiger, in overleg met COARM, de locatie bepalen.

Tot de deelnemers aan de regionale seminars moeten behoren:

a)

diplomatiek en militair/defensiepersoneel uit landen in de regio, in het bijzonder autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor nationaal beleid inzake het WHV;

b)

technisch personeel en wetshandhavingspersoneel uit landen in de regio, in het bijzonder instanties die vergunningen afgeven, douane en wetshandhavingsfunctionarissen;

c)

vertegenwoordigers van internationale en regionale organisaties, ngo's met een basis in de regio, denktanks, nationale parlementen en het lokale/regionale bedrijfsleven;

d)

nationale en internationale technische deskundigen voor aangelegenheden inzake controle op de overdracht van wapens, met inbegrip van deskundigen van de Unie en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.

Naar verwachting zullen aan ieder seminar zo'n 70 personen deelnemen.

4.   Verband met andere bijstandsactiviteiten op het gebied van uitvoercontrole

4.1.   Coördinatie met andere bijstandsactiviteiten van de Unie op het gebied van uitvoercontrole

Op basis van de ervaring met eerdere activiteiten en met huidige activiteiten inzake bijstand bij controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en van conventionele wapens, moeten een optimale synergie en complementariteit worden nagestreefd bij het verlenen van WHV-gerelateerde bijstand aan derde landen, zodat de activiteiten van de Unie zo efficiënt en coherent mogelijk worden zonder onnodige overlappingen.

4.2.   Coördinatie met andere relevante bijstandsactiviteiten

De uitvoerende instantie moet de allergrootste aandacht besteden aan voor het WHV relevante activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten en het bijbehorende systeem ter ondersteuning van de uitvoering van het actieprogramma (PoA-ISS), UNSCR 1540 (2004) en de VN-Trustfaciliteit voor steun aan samenwerking bij regelgeving inzake wapens (UNSCAR). De uitvoerende instantie moet zich zo nodig in verbinding stellen met deze bijstandsverleners om te voorkomen dat dezelfde inspanning twee maal wordt gedaan en om te zorgen voor optimale samenhang en complementariteit.

4.3.   Stimulering van zuid-zuid-samenwerking bij uitvoercontrole middels relevante instrumenten van de Unie

Het project zal er ook op gericht zijn in de landen die uit hoofde van dit besluit bijstand krijgen het besef te doen groeien dat er instrumenten van de Unie zijn die de zuid-zuid-samenwerking bij uitvoercontroles kunnen ondersteunen. In dit verband moet in de bijstandsactiviteiten van afdelingen 3.2 en 3.3 over deze instrumenten, zoals het initiatief betreffende de CBRN-kenniscentra van de Unie, informatie worden gegeven en moeten de instrumenten worden aangeprezen.

5.   Begunstigden

5.1.   Begunstigden van gerichte WHV-bijstandsprogramma's en workshops voor ad-hocbijstand

Begunstigden van de onder afdelingen 3.2 en 3.3 genoemde projectactiviteiten kunnen staten zijn die om bijstand vragen voor het uitvoeren van het WHV en die worden geselecteerd aan de hand van onder meer onderstaande criteria:

de ondertekening van het WHV en de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van internationale instrumenten inzake wapenhandel en controle op de overdracht van wapens die op het land van toepassing zijn;

de kans dat de bijstandsactiviteiten een positief resultaat opleveren met het oog op de ratificatie van het WHV;

de beoordeling van eventueel reeds verstrekte of geplande bijstand op het gebied van tweeërlei gebruik en controle op de overdracht van wapens;

de relevantie van het land voor de wereldhandel in wapens;

de relevantie van het land voor de veiligheidsbelangen van de Unie;

de vraag of het land in aanmerking komt voor officiële ontwikkelingshulp.

5.2.   Begunstigden van de regionale seminars

Begunstigden van de regionale seminars kunnen staten zijn die behoren tot of worden gedekt door de onder afdeling 3.6.2 bedoelde regionale organisaties.

De HV doet de eindselectie van de landen die voor elk seminar zullen worden uitgenodigd en van de deelnemers, in overleg met COARM en op basis van een voorstel van de uitvoerende instantie.

6.   Uitvoerende entiteit

De uitvoering van dit besluit van de Raad wordt toevertrouwd aan BAFA. Waar passend gaat BAFA een partnerschap aan met de instanties voor uitvoercontrole van de lidstaten van de Unie, de relevante regionale en internationale organisaties, denktanks, onderzoeksinstellingen en ngo's.

BAFA heeft de meeste ervaring met het leveren van bijstand bij controle op overdracht en met voorlichtingsactiviteiten. BAFA heeft deze ervaring opgedaan op alle ter zake doende gebieden van strategische controle op overdracht, te weten gebieden die te maken hebben met CBRN, goederen voor tweeërlei gebruik en wapens.

Wat betreft bijstand en voorlichting bij de controle op de overdracht van wapens heeft BAFA de uitvoering van Besluit 2009/1012/GBVB met succes afgerond. BAFA is nu belast met de uitvoering van Besluit 2012/711/GBVB dat voortbouwt op Besluit 2009/1012/GBVB en erop gericht is de systemen voor controle op de uitvoer van wapens van de begunstigde landen transparanter en verantwoordelijker te maken in de zin van het Uniekader dat is opgezet door Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB.

Met betrekking tot goederen voor tweeërlei gebruik en CBRN-gerelateerde goederen is BAFA de uitvoerende instantie van het huidige programma voor bijstand en voorlichting bij de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik dat door het-stabiliteitsinstrument van de Unie is gefinancierd, en in deze hoedanigheid heeft BAFA een grondige kennis opgedaan van de systemen voor controle op de overdracht van landen die onder dat programma vallen. Die kennis wordt uitgebreid met de geleidelijke tenuitvoerlegging van aan controle op de overdracht gerelateerde projecten in het kader van het Stabiliteitsinstrument waarbij BAFA betrokken is, zoals het initiatief betreffende de CBRN-kenniscentra.

Het algemene effect daarvan is dat BAFA in een unieke positie verkeert om de sterke en zwakke punten aan te wijzen in de systemen voor controle op de overdracht van landen die begunstigde kunnen zijn van activiteiten ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV uit hoofde van dit besluit. BAFA is bijgevolg het meest geschikt om synergieën te bewerkstelligen tussen de verschillende bijstandsprogramma's en onnodig dubbel werk te voorkomen.

Aangezien de wetten, de bestuurlijke procedures, het handhavingspersoneel en de instanties die belast zijn met de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik grotendeels een overlapping zijn van die voor de controle op de uitvoer van conventionele wapens, ligt een grote uitdaging voor de WHV-gerelateerde bijstandsactiviteiten hierin dat er rekening wordt gehouden met de bijstand die reeds is geleverd op de gebieden van goederen voor tweeërlei gebruik en vermindering van CBRN-risico's. Het feit dat er voor BAFA is gekozen draagt er beslist toe bij dat de WHV-gerelateerde bijstand een passende aanvulling vormt op bijstand die reeds wordt geleverd uit hoofde van de bestaande bijstandsprogramma's inzake goederen voor tweeërlei gebruik, vermindering van CBRN-risico's en controle op wapenuitvoer.

7.   Zichtbaarheid van de Unie en beschikbaarheid van bijstandsmateriaal

Materiaal dat door het project wordt vervaardigd, zal ervoor zorgen dat de Unie zichtbaar is, met name via het logo en de afbeelding die zijn overeengekomen voor de uitvoering van Besluit 2012/711/GBVB.

Het webportaal waarin Besluit 2012/711/GBVB voorziet en waaraan nu wordt gewerkt, zal worden aangeprezen voor de WHV-gerelateerde bijstandsactiviteiten op grond van dit besluit.

De uitvoerende instantie moet derhalve in de door haar uitgevoerde bijstandactiviteiten ter zake gewag maken van het webportaal en aanzetten tot raadpleging en gebruik van de technische hulpmiddelen ervan. Bij het aanprijzen van het webportaal moet de instantie de zichtbaarheid van de Unie beogen.

8.   Effectbeoordeling

Na de voltooiing van de activiteiten in het kader van dit besluit moet een technische effectbeoordeling plaatsvinden. Aan de hand van informatie en verslagen van de uitvoerende instantie zal de effectbeoordeling worden uitgevoerd door de hoge vertegenwoordiger, in samenwerking met COARM en, zo nodig, met de delegaties van de Unie in de begunstigde landen en met andere belanghebbenden.

Wat betreft landen die begunstigde zijn geweest van een gericht bijstandsprogramma, moet er in de effectbeoordeling speciale aandacht worden besteed aan het aantal landen dat het WHV heeft geratificeerd en aan de ontwikkeling van hun capaciteiten om de overdracht van wapens te controleren. Zo'n beoordeling van de capaciteiten van de begunstigde landen om de overdracht van wapens te controleren moet met name gaan over de opstelling en uitvaardiging van relevante nationale regelgeving, het vermogen om wapenuitvoer en -invoer te melden en het bevoegd maken van een overheidsdienst voor de controle op de overdracht van wapens.

9.   Verslaglegging

De uitvoerende instantie stelt geregeld verslagen op, ook na de voltooiing van elk van de activiteiten. De verslagen worden uiterlijk zes weken na afloop van de betrokken activiteiten aan de hoge vertegenwoordiger voorgelegd.


(1)  Zie Besluit 2010/336/GBVB; Besluit 2013/43/GBVB; Besluit 2009/1012/GBVB en Besluit 2012/711/GBVB.


Top