Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006H0585

    Aanbeveling van de Commissie van 24 augustus 2006 betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring

    PB L 236 van 31/08/2006, p. 28–30 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 118M van 08/05/2007, p. 1279–1281 (MT)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2006/585/oj

    31.8.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 236/28


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

    van 24 augustus 2006

    betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring

    (2006/585/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 1 juni 2005 heeft de Commissie het i2010-initiatief gepresenteerd, dat ernaar streeft de baten van de nieuwe informatietechnologieën voor de economische groei, het creëren van werkgelegenheid en de kwaliteit van het bestaan van de burgers van Europa te optimaliseren. De Commissie heeft digitale bibliotheken tot een kernpunt van i2010 gemaakt. In haar mededeling „i2010: digitale bibliotheken” van 30 september 2005 (1) heeft zij haar strategie geformuleerd voor digitalisering, online-toegankelijkheid en digitale bewaring van het collectieve geheugen van Europa. Dit collectieve geheugen omvat gedrukt materiaal (boeken, tijdschriften en kranten), foto's, museumvoorwerpen, archiefdocumenten en audiovisueel materiaal (hierna „cultureel materiaal” te noemen).

    (2)

    Er moeten aanbevelingen aan de lidstaten worden gedaan voor maatregelen om die strategie toe te passen teneinde het economisch en cultureel potentieel van het cultureel erfgoed van Europa met behulp van het Internet te optimaliseren.

    (3)

    In deze context moet de ontwikkeling van gedigitaliseerd materiaal uit bibliotheken, archieven en musea worden gestimuleerd. Wanneer dit materiaal online beschikbaar is, zal het voor de burgers uit heel Europa toegankelijk zijn en kunnen zij het voor vrije tijd, studie of werk gebruiken. Daardoor zal het rijk geschakeerde en meertalige erfgoed van Europa een duidelijk profiel op het Internet te krijgen. Daarnaast kan het gedigitaliseerde materiaal worden hergebruikt in bijvoorbeeld de toeristische sector of het onderwijs en bij nieuwe creatieve uitingen.

    (4)

    Bovendien wordt in de conclusies van de Raad van 15-16 november 2004 over het werkplan voor cultuur 2005-2006 benadrukt dat creativiteit en de creatieve bedrijfstakken een belangrijke bijdrage tot de economische groei in Europa leveren en dat de digitalisering moet worden gecoördineerd.

    (5)

    De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten (2) beveelt de lidstaten reeds aan passende maatregelen te nemen om meer gebruik te maken van digitale en nieuwe technieken voor verzameling, catalogisering, bewaring en restauratie van cinematografische werken. Wat cinematografische werken betreft, vormt deze aanbeveling in een aantal opzichten een aanvulling op de aanbeveling van het Parlement en de Raad over het cinematografische erfgoed.

    (6)

    Digitalisering is een belangrijk middel om een betere toegankelijkheid van cultureel materiaal te waarborgen. In sommige gevallen is het de enige manier om ervoor te zorgen dat dit materiaal ook voor toekomstige generaties beschikbaar zal zijn. Er zijn dan ook in de lidstaten al veel digitaliseringsinitiatieven opgestart, maar er is geen sprake van een coherente aanpak. Coördinatie van de activiteiten van de lidstaten om hun cultureel erfgoed te digitaliseren zou meer samenhang brengen in de keuze van het materiaal en overlapping bij de digitalisering voorkomen. Ook zou er zo een minder onzeker klimaat ontstaan voor bedrijven die in technologie voor digitalisering investeren. Overzichten van lopende en geplande digitaliseringsactiviteiten en kwantitatieve taakstellingen voor digitalisering zouden de verwezenlijking van deze doelstellingen dichterbij brengen.

    (7)

    Sponsoring van digitalisering door de particuliere sector of partnerschappen tussen de publieke en de private sector kunnen private organen bij digitalisering betrekken en moeten verder worden gestimuleerd.

    (8)

    Investeringen in nieuwe technologie en grootschalige digitaliseringsfaciliteiten kunnen de kosten van digitalisering verlagen, terwijl de kwaliteit op peil blijft of zelfs nog verbetert, en dienen dan ook te worden aanbevolen.

    (9)

    Een gemeenschappelijke meertalige ingang zou het mogelijk maken het gedistribueerde — dat wil zeggen waar verschillende organisaties op verschillende plaatsen over beschikken — digitale culturele erfgoed van Europa online te doorzoeken. Een dergelijke ingang zou de zichtbaarheid van het erfgoed opvoeren en de nadruk leggen op gemeenschappelijke kenmerken. De ingang moet voortborduren op bestaande initiatieven zoals The European Library, die al een samenwerkingsverband tussen Europese bibliotheken is. Private rechthebbenden op cultureel materiaal en alle betrokken stakeholders moeten er waar mogelijk nauw bij worden betrekken. Er moet naar worden gestreefd dat de lidstaten en culturele instellingen zich volledig inzetten om een dergelijke ingang te realiseren.

    (10)

    Slechts een deel van het materiaal dat in het bezit is van bibliotheken, archieven en musea behoort tot het publieke domein, hetgeen wil zeggen dat er geen intellectuele eigendomsrechten (meer) op rusten, terwijl het overige materiaal door intellectuele eigendomsrechten wordt beschermd. Aangezien intellectuele eigendomsrechten een belangrijk instrument zijn om de creativiteit te stimuleren, moeten de auteursrechten en naburige rechten bij de digitalisering, beschikbaarstelling en bewaring van het culturele materiaal van Europa volledig in acht worden genomen. Met name artikel 5, lid 2, onder c), lid 3, onder n), en lid 5, alsmede overweging (40) van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (3) zijn in deze context relevant. Licentieregelingen op het gebied van bijvoorbeeld „verweesde werken” — d.w.z. werken waarop auteursrechten rusten maar waarvan de eigenaar moeilijk of zelfs onmogelijk te achterhalen is — en werken die niet meer worden uitgegeven of gedistribueerd (audiovisueel) kunnen de verlening van rechten en derhalve de digitalisering en daaropvolgende online-toegankelijkheid vergemakkelijken. Er moet dan ook in nauwe samenwerking met de rechthebbenden aan de invoering van dergelijke regelingen worden gewerkt.

    (11)

    Er kunnen bepalingen in de nationale wetgeving zijn die een belemmering vormen voor het gebruik van werken die tot het publieke domein behoren, bijvoorbeeld doordat voor elke reproductie van het werk een bestuursdaad verplicht wordt gesteld. Dergelijke belemmeringen dienen te worden gesignaleerd en er dienen maatregelen te worden genomen om ze uit de weg ruimen.

    (12)

    In Resolutie 2002/C 162/02 van de Raad van 25 juni 2002 betreffende het bewaren van het geheugen van morgen — bewaring van digitale inhoud voor de toekomstige generaties (4) worden doelstellingen en indicatieve maatregelen voorgesteld voor het bewaren van digitale inhoud voor toekomstige generaties. Momenteel is er echter in de lidstaten nog geen sprake van een duidelijk en allesomvattend beleid voor de bewaring van digitale inhoud. Het ontbreken van een dergelijk beleid bedreigt de overlevingskansen van gedigitaliseerd materiaal en kan leiden tot het verlies van materiaal dat in digitaal formaat wordt geproduceerd. De ontwikkeling van effectieve middelen voor digitale bewaring heeft verstrekkende gevolgen, niet alleen voor de bewaring van materiaal in publieke instellingen maar ook voor elke organisatie die verplicht is digitaal materiaal te bewaren of dit wenst te doen.

    (13)

    Verschillende lidstaten hebben een juridische verplichting voor de producenten van digitaal materiaal ingevoerd om een of meer kopieën van hun materiaal beschikbaar te stellen aan een daartoe aangewezen depot-organisatie of overwegen dit te doen. Een effectieve samenwerking tussen de lidstaten, die nodig is om sterk uiteenlopende regels voor het deponeren van digitaal materiaal te voorkomen, moet worden gestimuleerd.

    (14)

    Web-harvesting is een nieuwe techniek om met het oog op bewaring materiaal van het Internet te verzamelen. Daarbij werken daartoe aangewezen instellingen actief aan het verzamelen van materiaal in plaats van te wachten tot dit wordt gedeponeerd, zodat de administratieve belasting voor producenten van digitaal materiaal tot een minimum wordt beperkt, en dit moet derhalve in de nationale wetgeving worden geregeld,

    BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

    Digitalisering en online-toegankelijkheid

    1)

    informatie verzamelen over de lopende en geplande digitalisering van boeken, tijdschriften, kranten, foto's, museumvoorwerpen, archiefdocumenten en audiovisueel materiaal (hierna „cultureel materiaal” te noemen) en overzichten van deze digitaliseringsactiviteiten samenstellen teneinde dubbel werk te voorkomen en samenwerking en synergie op Europees niveau te stimuleren;

    2)

    kwantitatieve taakstellingen ontwikkelen voor de digitalisering van analoog materiaal in archieven, bibliotheken en musea, waarin wordt aangegeven wat naar verwachting de groei zal zijn in het gedigitaliseerde materiaal dat deel zou kunnen uitmaken van de Europese digitale bibliotheek, en welk budget daarvoor door de overheid is uitgetrokken;

    3)

    partnerschappen tussen culturele instellingen en de private sector stimuleren teneinde nieuwe wegen te creëren voor de financiering van de digitalisering van cultureel materiaal;

    4)

    grootschalige digitaliseringsfaciliteiten als onderdeel van of in nauwe samenwerking met kenniscentra voor digitalisering in Europa opzetten en onderhouden;

    5)

    de totstandkoming bevorderen van een Europese digitale bibliotheek in de vorm van een meertalige gemeenschappelijke ingang naar het gedistribueerde — dat wil zeggen waar verschillende organisaties op verschillende plaatsen over beschikken — digitale culturele materiaal van Europa door:

    a)

    te stimuleren dat culturele instellingen alsmede uitgevers en andere rechthebbenden hun gedigitaliseerde materiaal via de Europese digitale bibliotheek doorzoekbaar maken,

    b)

    ervoor te zorgen dat culturele instellingen en waar van toepassing particuliere bedrijven gemeenschappelijke digitaliseringsnormen toepassen teneinde tot interoperabiliteit van het gedigitaliseerde materiaal op Europees niveau te komen en intertalige doorzoekbaarheid te vergemakkelijken;

    6)

    de voorwaarden voor de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal verbeteren door:

    a)

    regelingen te creëren om het gebruik van „verweesde werken” na raadpleging van de betrokken partijen te vergemakkelijken,

    b)

    regelingen (op vrijwillige basis) in te voeren of te bevorderen om het gebruik van werken die niet meer worden uitgegeven of gedistribueerd, na raadpleging van de betrokken partijen te vergemakkelijken,

    c)

    de beschikbaarheid van lijsten van bekende „verweesde werken” en werken die tot het publieke domein behoren, te stimuleren,

    d)

    belemmeringen in hun wetgeving voor de online-toegankelijkheid en het daaropvolgende gebruik van cultureel materiaal dat tot het publieke domein behoort, te signaleren en maatregelen te nemen om deze uit de weg te ruimen;

    Digitale bewaring

    7)

    nationale strategieën formuleren voor de bewaring op lange termijn van en de toegang tot digitaal materiaal, met volledige inachtneming van het auteursrecht, die:

    a)

    de organisatorische aanpak beschrijven, waarbij wordt vermeld wat de taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen zijn en welke middelen worden uitgetrokken,

    b)

    specifieke actieplannen bevatten waarin de doelstellingen worden beschreven, en een tijdschema voor de specifieke taakstellingen die moeten worden gehaald;

    8)

    informatie met elkaar uitwisselen over de strategieën en de actieplannen;

    9)

    bepalingen in hun wetgeving opnemen teneinde meervoudig kopiëren en migratie van digitaal cultureel materiaal door publieke instellingen met het oog op bewaring mogelijk te maken, waarbij de communautaire en internationale wetgeving op het gebied van intellectuele eigendomsrechten volledig in acht worden genomen;

    10)

    bij de vaststelling van beleid en procedures voor het deponeren van oorspronkelijk in digitaal formaat gecreëerd materiaal rekening houden met de ontwikkelingen in andere lidstaten teneinde te voorkomen dat er sterk uiteenlopende regelingen voor het deponeren ontstaan;

    11)

    bepalingen in hun wetgeving opnemen voor de bewaring van web-inhoud door daartoe aangewezen instellingen met behulp van technieken om materiaal van het Internet te verzamelen, zoals web-harvesting, waarbij de communautaire en internationale wetgeving op het gebied van intellectuele eigendomsrechten volledig in acht worden genomen;

    Follow-up van deze aanbeveling

    12)

    de Commissie 18 maanden na de bekendmaking van deze aanbeveling in het Publicatieblad van de Europese Unie en vervolgens om de twee jaar op de hoogte brengen van de maatregelen die zij naar aanleiding van deze aanbeveling hebben genomen.

    Gedaan te Brussel, 24 augustus 2006.

    Voor de Commissie

    Viviane REDING

    Lid van de Commissie


    (1)  COM(2005) 465 def.

    (2)  PB L 323 van 9.12.2005, blz. 57.

    (3)  PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

    (4)  PB C 162 van 6.7.2002, blz. 4.


    Top