Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0646

    Zaak C-646/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 13 oktober 2022 — Compass Banca SpA / Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

    PB C 24 van 23.1.2023, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.1.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 24/28


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 13 oktober 2022 — Compass Banca SpA / Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

    (Zaak C-646/22)

    (2023/C 24/37)

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Consiglio di Stato

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Compass Banca SpA

    Verwerende partij: Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet het in richtlijn 2005/29 (1) gebruikte begrip “gemiddelde consument”, opgevat als een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument — wegens de elasticiteit en onbepaaldheid ervan — niet worden geformuleerd in het licht van de beste wetenschappelijke kennis en ervaring, en bijgevolg verwijzen naar niet alleen het traditionele begrip van de homo economicus, maar ook naar aanvaarde recentere theorieën over beperkte rationaliteit die hebben aangetoond dat personen bij hun handelen de noodzakelijke informatie vaak beperkt begrijpen en beslissingen nemen die “irrationeel” zijn in vergelijking met de beslissingen die een hypothetische omzichtige en oplettende persoon zou hebben genomen, uit welke aanvaarde theorieën volgt dat de betrokken consumenten beter moeten worden beschermd tegen het — in de moderne marktdynamieken steeds vaker voorkomende — gevaar van cognitieve beïnvloeding?

    2)

    Kan een handelspraktijk waarbij het, als gevolg van “framing” van informatie, kan lijken dat een keuze verplicht is en er geen alternatieven zijn, zonder meer als “agressief” worden aangemerkt, gelet op artikel 6, lid 1, van richtlijn [2005/29…], waarin is bepaald dat als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die de gemiddelde consument, “inclusief door de algemene presentatie”, bedriegt of kan bedriegen?

    3)

    Rechtvaardigt richtlijn [2005/29] dat de nationale mededingingsautoriteit de bevoegdheid heeft om (als eenmaal is vastgesteld dat het gevaar van psychologische beïnvloeding bestaat gezien: 1) het feit dat de persoon die om financiering vraagt, die financiering doorgaans nodig heeft, 2) de complexiteit van de overeenkomsten die de consument moet ondertekenen, 3) het feit dat de aanbiedingen gezamenlijk worden aangeboden, en 4) het feit dat voor de ondertekening van de aanbieding weinig tijd wordt gegeven) af te wijken van het beginsel dat verzekeringsproducten en niet-verwante financiële producten samen kunnen worden verkocht (koppelverkoop), door te voorzien in een bedenktijd van zeven dagen tussen de ondertekening van de twee overeenkomsten?

    4)

    Staat in verband met deze bevoegdheid om agressieve handelspraktijken tegen te gaan richtlijn (EU) 2016/97 (2), en met name artikel 24, lid 3, daarvan, in de weg aan een maatregel van de mededingingsautoriteit die op grond van artikel 2, onder d) en j), en de artikelen 4, 8 en 9 van richtlijn 2005/29 en de regeling waarbij die richtlijn in nationaal recht is omgezet, is vastgesteld na afwijzing van een voorstel voor toezeggingen dat een beleggingsmaatschappij had geformuleerd na andere toezeggingen te hebben geweigerd, in geval van koppelverkoop van een financieel product en een verzekeringsproduct dat geen verband houdt met dit financiële product — en indien het gevaar van beïnvloeding van de consument bestaat wegens de omstandigheden van het specifieke geval, die ook kunnen worden afgeleid uit de complexiteit van de te onderzoeken documentatie — waarbij de consument een bedenktijd van 7 dagen wordt toegekend tussen de formulering van het gekoppelde voorstel en de ondertekening van de verzekeringsovereenkomst?

    5)

    Kan het feit dat de koppeling van een financieel en een verzekeringsproduct zonder meer als een agressieve praktijk wordt aangemerkt ertoe leiden dat een regelgevingshandeling niet is toegestaan, en zou dit feit er niet toe leiden dat de (moeilijk te vervullen) verplichting om aan te tonen dat er geen sprake is van een met richtlijn 2005/29 strijdige agressieve handelspraktijk op de handelaar (en niet op de AGCM, zoals het zou moeten zijn) komt te rusten (te meer daar voornoemde richtlijn de lidstaten niet toestaat om strengere maatregelen vast te stellen dan die welke daarin zijn omschreven, zelfs niet om een hoger niveau van consumentenbescherming te verzekeren)? Of is er daarentegen geen sprake van een dergelijke omkering van de bewijslast, mits op basis van objectieve elementen wordt geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat dat de consument die financiering nodig heeft, door een complex gezamenlijk aanbod wordt beïnvloed?


    (1)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB 2005, L 149, blz. 22).

    (2)  Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PB 2016, L 26, blz. 19).


    Top