This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CN0631
Case C-631/22: Request for a preliminary ruling from the Tribunal Superior de Justicia de las Islas Baleares (Spain) lodged on 7 October 2022 — J. M. A. R v C.N.N., SA
Zaak C-631/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de las Islas Baleares (Spanje) op 7 oktober 2022 — J.M.A.R. / C.N.N., SA
Zaak C-631/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de las Islas Baleares (Spanje) op 7 oktober 2022 — J.M.A.R. / C.N.N., SA
PB C 24 van 23.1.2023, p. 25–25
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 24/25 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de las Islas Baleares (Spanje) op 7 oktober 2022 — J.M.A.R. / C.N.N., SA
(Zaak C-631/22)
(2023/C 24/32)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Tribunal Superior de Justicia de las Islas Baleares
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: J.M.A.R.
Verwerende partij: C.N.N., SA
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 5 van richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (1), gelezen in het licht van de overwegingen 16, 17, 20 en 21 daarvan, van de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en van de artikelen 2 en 27 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (goedgekeurd bij besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 (2)), aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is een nationale regeling op grond waarvan de vaststelling van een handicap van de werknemer (de vaststelling dat deze blijvend en volledig ongeschikt is om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen, zonder uitzicht op verbetering) een reden is voor automatische beëindiging van de arbeidsovereenkomstberoep), waarbij deze regeling niet bepaalt dat de onderneming van te voren, zoals artikel 5 van de richtlijn verlangt, moet voorzien in “redelijke aanpassingen” om de werknemer in dienst te kunnen houden (of ter rechtvaardiging van dit verzuim aantoont dat dit een onevenredige belasting zou veroorzaken)? |
2) |
Moeten de artikelen 2, lid 2, en 4, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, gelezen in het licht van de overwegingen 16, 17, 20 en 21 daarvan, van de artikelen 21 en 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en van de artikelen 2 en 27 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (goedgekeurd bij besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009), aldus worden uitgelegd dat de automatische beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van de handicap van de werknemer (wanneer deze blijvend en volledig ongeschikt wordt verklaard om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen), zonder eerst te hebben voldaan aan het vereiste om te voorzien in “redelijke aanpassingen”, zoals vastgelegd in artikel 5 van de richtlijn, om de werknemer in dienst te kunnen houden (of ter rechtvaardiging daarvan de onevenredige belasting door een dergelijk vereiste te hebben aangetoond), een vorm van directe discriminatie inhoudt, zelfs indien een nationale wettelijke bepaling in een dergelijke beëindiging voorziet? |
(1) Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep - PB 2000, L 303, blz. 16.
(2) Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een hándicap PB 2010, L 23, blz. 35.