EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0618

Zaak C-618/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie (Polen) op 30 september 2021 — AR e.a./PK e.a.

PB C 95 van 28.2.2022, p. 7–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 95 van 28.2.2022, p. 4–4 (GA)

28.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/7


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie (Polen) op 30 september 2021 — AR e.a./PK e.a.

(Zaak C-618/21)

(2022/C 95/12)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AR e.a.

Verwerende partijen: PK SA e.a.

Prejudiciële vragen

1)

[M]oet artikel 18 juncto artikel 3 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (1) aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond hand waarvan een persoon die materiële schade heeft geleden en die gebruikmaakt van een rechtstreekse vordering tot herstel van schade aan zijn voertuig naar aanleiding van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen die is ingesteld tegen de verzekeringsonderneming van de wettelijk aansprakelijke partij, van de verzekeringsonderneming slechts schadevergoeding ten bedrage van het werkelijke en actuele vermogensverlies kan verkrijgen, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het voertuig in de staat vóór het ongeval en de waarde van het beschadigde voertuig, vermeerderd met de daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten om het voertuig te herstellen en andere daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten ten gevolge van het ongeval, terwijl hij, indien hij het herstel van de schade rechtstreeks van de aansprakelijke persoon zou vorderen, van deze persoon, naar eigen keuze, in plaats van een schadevergoeding zou kunnen eisen dat het voertuig wordt teruggebracht in de staat waarin het zich bevond vóór het ontstaan van de schade (herstelling door de aansprakelijke zelf of door een door hem betaalde garage)?

2)

[I]ndien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 18 juncto artikel 3 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een persoon die materiële schade heeft geleden en die gebruikmaakt van een rechtstreekse vordering tot herstel van schade aan zijn voertuig naar aanleiding van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen die is ingesteld tegen de verzekeringsonderneming van de wettelijk aansprakelijke partij, van de verzekeringsonderneming, in plaats van een schadevergoeding ten bedrage van het werkelijke en actuele vermogensverlies, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het voertuig in de staat vóór het ongeval en de waarde van het beschadigde voertuig, vermeerderd met de daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten om het voertuig te herstellen en andere daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten ten gevolge van het ongeval, slechts een bedrag kan verkrijgen ter hoogte van de kosten om het voertuig terug te brengen in de staat waarin het zich bevond vóór het ontstaan van de schade, terwijl hij, indien hij het herstel van de schade rechtstreeks van de aansprakelijke persoon zou vorderen, van deze persoon, naar eigen keuze, in plaats van een schadevergoeding zou kunnen eisen dat het voertuig wordt teruggebracht in de staat waarin het zich bevond vóór het ontstaan van de schade (en niet slechts het verstrekken van middelen met het oog daarop)?

3)

[I]ndien vraag [1] bevestigend en vraag [2] ontkennend wordt beantwoord: moet artikel 18 juncto artikel 3 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de verzekeringsonderneming waarbij de eigenaar van een voertuig dat is beschadigd naar aanleiding van deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen een verzoek heeft ingediend tot betaling van hypothetische kosten die hij niet heeft gedragen maar die hij had moeten dragen indien hij ervoor had gekozen het voertuig terug te brengen in de staat waarin het zich bevond vóór het ongeval, de mogelijkheid heeft:

a.

deze betaling afhankelijk te stellen van de voorwaarde dat de persoon die materiële schade heeft geleden aannemelijk maakt dat hij werkelijk van plan is het voertuig op een bepaalde manier, bij een bepaalde monteur, tegen een bepaalde prijs voor de onderdelen en de dienst te herstellen, en om deze middelen rechtstreeks over te dragen aan die monteur (of aan de verkoper van de voor de herstelling benodigde onderdelen) onder voorbehoud van terugbetaling indien het doel waarvoor het geld is betaald, niet wordt bereikt; zo niet:

b.

deze betaling afhankelijk te stellen van de verplichting van de consument om binnen de overeengekomen termijn aan te tonen dat hij de betaalde middelen heeft gebruikt voor de herstelling van het voertuig of om deze aan de verzekeringsonderneming terug te betalen; zo niet:

c.

na betaling van die middelen met vermelding van het doel (de gebruikswijze) ervan en na het verstrijken van de tijd die de persoon die materiële schade heeft geleden, nodig heeft om het voertuig te laten herstellen, van hem te eisen dat hij aantoont hoe die middelen voor de herstelling zijn besteed, of dat hij ze terugbetaalt

om de mogelijkheid uit te sluiten dat de persoon die materiële schade heeft geleden door die schade verrijkt wordt?

4)

[I]ndien vraag [1] bevestigend en vraag [2] ontkennend wordt beantwoord: moet artikel 18 juncto artikel 3 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een persoon die materiële schade heeft geleden en die geen eigenaar meer is van het beschadigde voertuig omdat hij het heeft verkocht en in ruil daarvoor geld heeft ontvangen en het dus niet meer kan herstellen, van de verzekeringsonderneming van de wettelijk aansprakelijke partij in dat verband geen betaling kan eisen van de herstellingskosten die nodig zouden zijn om het voertuig terug te brengen in de staat waarin het zich bevond vóór het ontstaan van de schade, en zijn vordering beperkt is tot vergoeding door de verzekeringsonderneming van het werkelijke en actuele vermogensverlies, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het voertuig in de staat vóór het ongeval en het bedrag dat de verkoop van het voertuig heeft opgeleverd, vermeerderd met de daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten om het voertuig te herstellen en andere daadwerkelijk gemaakte gerechtvaardigde kosten ten gevolge van het ongeval?


(1)  PB 2009, L 263, blz. 11.


Top