Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0547

    Zaak C-547/20: Beroep ingesteld op 23 oktober 2020 — Roemenië / Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    PB C 19 van 18.1.2021, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.1.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 19/30


    Beroep ingesteld op 23 oktober 2020 — Roemenië / Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-547/20)

    (2021/C 19/34)

    Procestaal: Roemeens

    Partijen

    Verzoekende partij: Roemenië (vertegenwoordigers: E. Gane, R. I. Haţieganu en A. Rotăreanu, gemachtigden)

    Verwerende partijen: Europees Parlement, Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    verordening (EU) 2020/1055 gedeeltelijk nietig verklaren, wat betreft:

    artikel 1, punt 3, waarbij artikel 5, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 1071/2009 is gewijzigd, en

    artikel 2, punt 4, onder a), b) en c), waarbij aan artikel 8 van verordening (EG) nr. 1072/2009 lid 2 bis is toegevoegd, lid 3 van dat artikel is gewijzigd en lid 4 bis aan dat artikel is toegevoegd;

    subsidiair, enkel indien het Hof oordeelt dat deze bepalingen onlosmakelijk verbonden zijn met andere bepalingen van verordening (EU) 2020/1055 of betrekking hebben op de kern van deze verordening, deze wetgevende handeling van de Unie in haar geheel nietig verklaren;

    het Parlement en de Raad verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van het beroep voert Roemenië drie middelen aan:

    1.

    Eerste middel: schending van het in artikel 5, lid 4, VEU neergelegde evenredigheidsbeginsel

    Roemenië meent dat de in artikel 1, punt 3, vervatte maatregel met betrekking tot de verplichte terugkeer van het voertuig naar de exploitatievestiging in de lidstaat van vestiging om de acht weken, niet noodzakelijk is om de reële en daadwerkelijke aanwezigheid van de onderneming in de betrokken lidstaat te verzekeren en kennelijk ongeschikt is om het gestelde doel te bereiken.

    De maatregel legt vervoerders een economisch ongerechtvaardigde en belastende verplichting op die leidt tot onnodige operationele kosten, toename van het aantal lege ritten alsook van CO2-emissies.

    Daarnaast is Roemenië van mening dat de in artikel 2, punt 4, onder a), b), en c), vervatte aanvullende cabotagebeperking kennelijk ongeschikt is om de gestelde doelen te bereiken en niet noodzakelijk is voor de oplossing van de vastgestelde problemen met betrekking tot de niet-naleving van de cabotageregels.

    Deze maatregel vormt een stap terug in het huidige niveau van liberalisering van de markt en kan leiden tot een disbalans in de organisatie van de logistiekketens van de vervoersondernemingen, meer perioden van inactiviteit en meer lege ritten. De nieuwe bepalingen bemoeilijken de toepassing van de cabotageregels alsook de controlemechanismen, doordat aan vervoerders onnodige administratieve lasten worden opgelegd.

    Deze twee maatregelen zijn onevenredig gelet op de negatieve effecten op vervoersondernemingen in de lidstaten van de Unie, in het bijzonder die welke zijn gelegen in perifere gebieden van de Unie.

    2.

    Tweede middel: ongerechtvaardigde beperking van het in artikel 49 VWEU vastgelegde recht van vestiging

    Roemenië is van mening dat de in artikel 1, punt 3, vervatte maatregel voor vervoersondernemingen die zijn gevestigd in een lidstaat in de perifere gebieden van Unie leidt tot aanzienlijke operationele kosten. Het zal veel minder winstgevend en daardoor ook veel minder aantrekkelijk worden om in die lidstaten een vervoersonderneming op te richten. Daarnaast zullen reeds gevestigde vervoerders hun werkzaamheden verplaatsen naar de West-Europese staten teneinde de negatieve effecten die de verplichte terugkeer om de acht weken van het voertuig naar de exploitatievestiging in de lidstaat van vestiging met zich meebrengt, te beperken.

    Derhalve vormt deze maatregel een (ongerechtvaardigde) beperking van de in artikel 49 VWEU vastgelegde vrijheid van vestiging.

    3.

    Derde middel: schending van het in artikel 18 VWEU neergelegde verbod van discriminatie op grond van nationaliteit

    Roemenië is van mening dat de maatregel met betrekking tot de acht-wekelijkse terugkeer van het voertuig naar de exploitatievestiging in de lidstaat van vestiging en de aanvullende cabotagebeperkingen indruisen tegen de convergentiedoelstellingen van de Unie en protectionistisch van aard zijn, wat voor niet-ingezeten vervoerders leidt tot een sterke belemmering van de toegang tot de vervoersmarkten.

    Hoewel deze maatregelen op het eerste gezicht niet discriminerend lijken te zijn, zullen zij de facto verschillend uitwerken in de lidstaten, aangezien zij aanzienlijke en onevenredige negatieve gevolgen zullen hebben voor de economische activiteiten van vervoersondernemingen die zijn gevestigd in de staten die zijn gelegen in de perifere gebieden van de Unie.

    Bovendien zijn de maatregelen die zijn vervat in verordening (EU) 2020/1055, verordening (EU) 2020/1054 (1) en richtlijn (EU) 2020/1057 (2) (inzake de aanvullende cabotagebeperkingen, de acht-wekelijkse terugkeer van het voertuig naar de exploitatievestiging in de lidstaat van vestiging, de vier-wekelijkse terugkeer van de bestuurder, het verbod om de normale wekelijkse rusttijd in de cabine van het voertuig door te brengen en de detachering van bestuurders) bedoeld als onderdelen van een geïntegreerd wetgevingspakket, zodat uitsluitend een analyse van de gecumuleerde effecten daarvan de reële impact ervan op de vervoersmarkt kan aantonen.


    (1)  Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PB 2020, L 249, blz. 1).

    (2)  Richtlijn (EU) 2020/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot richtlijn 96/71/EG en richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB 2020, L 249, blz. 49).


    Top