This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0041
Case C-41/20: Request for a preliminary ruling from the Gericht Erster Instanz Eupen (Belgium) lodged on 28 January 2020 — DQ v Wallonische Region
Zaak C-41/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gericht Erster Instanz Eupen (België) op 28 januari 2020 — DQ / Wallonische Region
Zaak C-41/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gericht Erster Instanz Eupen (België) op 28 januari 2020 — DQ / Wallonische Region
PB C 19 van 18.1.2021, p. 12–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.1.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/12 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gericht Erster Instanz Eupen (België) op 28 januari 2020 — DQ / Wallonische Region
(Zaak C-41/20)
(2021/C 19/15)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Gericht Erster Instanz Eupen
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: DQ
Verwerende partij: Wallonische Region
Prejudiciële vragen
1. |
Is een nationale regeling zoals die door de autoriteiten wordt toegepast, waarbij het gebruik zonder nieuwe registratieplicht van een buitenlands voertuig dat aan een in België woonachtige burger door een in een andere lidstaat woonachtige burger sporadisch en voor een korte tijd ter beschikking wordt gesteld, afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de in België woonachtige burger de verklaring inzake toestemming voor privégebruik in het voertuig bij zich heeft, dat wil zeggen een verklaring in de zin van artikel 3, § 2, 6o, van het K.B. van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, in strijd met de desbetreffende Europese voorschriften en met name met enerzijds de artikelen 20 en 21 VWEU betreffende het vrije verkeer van personen en het kapitaalverkeer, en/of anderzijds de artikelen 63 en 64 VWEU betreffende het vrije kapitaalverkeer, als twee van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie? |
2. |
Is een nationale regeling zoals hierboven beschreven en door het Waals Gewest omgezet, om redenen van openbare veiligheid of andere beschermende maatregelen gerechtvaardigd en is de naleving van de nationale regeling — die aldus wordt uitgelegd dat zij dwingend voorschrijft dat de bestuurder een door de buitenlandse eigenaar van het voertuig opgesteld document bij zich heeft, waarin toestemming wordt gegeven om het voertuig tijdelijk, namelijk voor de opgegeven periode, te gebruiken, zonder dat het mogelijk is om dat document achteraf alsnog over te leggen — noodzakelijk om het nagestreefde doel te bereiken of zou dat doel ook op een andere wijze en met minder strikte en formalistische middelen kunnen worden bereikt? |
Bij beschikking van 10 september 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Zesde kamer) beschikt als volgt:
Artikel 63, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de regeling van een lidstaat volgens welke een aldaar woonachtig persoon zich voor een voertuig dat hem door de in een andere lidstaat woonachtige eigenaar ervan kosteloos en voor een korte tijd ter beschikking is gesteld en dat in laatstbedoelde lidstaat is geregistreerd, slechts kan beroepen op een uitzondering op de registratieverplichting die geldt in de lidstaat waar hij woont wanneer hij in het voertuig een document bij zich heeft waaruit blijkt dat hij de voorwaarden voor die uitzondering vervult, zonder dat dit document achteraf nog kan worden overgelegd.