Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0277

    Zaak C-277/20: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 september 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — Procedure ingeleid door UM (Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Erfopvolging – Verordening (EU) nr. 650/2012 – Artikel 3, lid 1, onder b) – Begrip “erfovereenkomst” – Werkingssfeer – Overeenkomst tot eigendomsoverdracht bij overlijden – Artikel 83, lid 2 – Rechtskeuze – Overgangsbepalingen)

    PB C 471 van 22.11.2021, p. 8–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.11.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 471/8


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 september 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — Procedure ingeleid door UM

    (Zaak C-277/20) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Erfopvolging - Verordening (EU) nr. 650/2012 - Artikel 3, lid 1, onder b) - Begrip “erfovereenkomst” - Werkingssfeer - Overeenkomst tot eigendomsoverdracht bij overlijden - Artikel 83, lid 2 - Rechtskeuze - Overgangsbepalingen)

    (2021/C 471/09)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Oberster Gerichtshof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: UM

    in tegenwoordigheid van: HW, als nalatenschapsbeheerder van ZL, Marktgemeinde Kötschach-Mauthen, Finanzamt Spittal Villach

    Dictum

    1)

    Artikel 3, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, moet aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst waarbij een persoon bepaalt dat de eigendom van een hem toebehorend onroerend goed bij zijn overlijden wordt overgedragen aan andere contractpartijen, een “erfovereenkomst” in de zin van deze bepaling vormt.

    2)

    Artikel 83, lid 2, van verordening nr. 650/2012 moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op het onderzoek van de geldigheid van de rechtskeuze die vóór 17 augustus 2015 is gemaakt om uitsluitend een “erfovereenkomst”, in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze verordening, betreffende een bepaald goed van de erflater te regelen, en niet de erfopvolging in diens nalatenschap in haar geheel.


    (1)  PB C 313 van 21.9.2020.


    Top