Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CN0107

    Zaak C-107/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 3 maart 2017 — UAB „Aviabaltika” /BAB Ūkio bankas

    PB C 161 van 22.5.2017, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.5.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 161/11


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 3 maart 2017 — UAB „Aviabaltika” /BAB Ūkio bankas

    (Zaak C-107/17)

    (2017/C 161/14)

    Procestaal: Litouws

    Verwijzende rechter

    Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekster in cassatie: UAB „Aviabaltika”

    Andere partij in de cassatieprocedure: BAB Ūkio bankas

    Prejudiciële vragen

    1)

    Dient artikel 4, lid 5, van richtlijn 2002/47 (1) aldus te worden uitgelegd dat het de lidstaten ertoe verplicht om wettelijke regels vast te stellen volgens welke de als zekerheid verschafte financiële activa geen deel uitmaken van de activa die overblijven na de insolventie van de zekerheidsnemer (een bank in liquidatie)? Zijn de lidstaten met andere woorden verplicht om wettelijke regels vast te stellen die vereisen dat een zekerheidsnemer (een bank) de facto voldoening kan verkrijgen van zijn vordering die gewaarborgd wordt door als zekerheid verschafte financiële activa (geld op een bankrekening en het recht om dat geld terug te vorderen), hoewel de afdwingingsgrond zich na aanvang van de procedure tot liquidatie van de zekerheidsnemer (de bank) heeft voorgedaan?

    2)

    Moet artikel 4, leden 1 en 5, van richtlijn 2002/47 systematisch aldus worden uitgelegd dat de zekerheidsverschaffer op grond daarvan het recht heeft om te verzoeken dat de zekerheidsnemer (de bank) zijn vordering die wordt gewaarborgd door als zekerheid verschafte financiële activa (geld op een bankrekening en het recht om dat geld terug te vorderen), eerst voldoet uit deze activa, en dat deze bepaling de zekerheidsnemer er ook toe verplicht om een dergelijk verzoek van de zekerheidsverschaffer in te willigen, hoewel de liquidatieprocedure reeds een aanvang heeft genomen?

    3)

    Indien de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord en de zekerheidsverschaffer de door de voornoemde activa gewaarborgde vordering van de zekerheidsnemer voldoet door andere activa van de zekerheidsverschaffer aan te wenden, moeten de voorschriften van richtlijn 2002/47 — en inzonderheid de artikelen 4 en 8 daarvan — dan aldus worden uitgelegd dat voor de zekerheidsverschaffer een uitzondering moet worden gemaakt op het beginsel dat alle schuldeisers van de zekerheidsnemer (de bank) in het kader van een liquidatieprocedure gelijk moeten worden behandeld, en dat deze zekerheidsverschaffer — voor de terugvordering van de als zekerheid verschafte financiële activa — voorrang moet krijgen boven andere schuldeisers in de liquidatieprocedure?


    (1)  Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB 2002, L 168, blz. 43).


    Top