Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0633

    Zaak C-633/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 30 november 2015 — London Borough of Ealing/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

    PB C 59 van 15.2.2016, p. 6–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 59/6


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het First-tier Tribunal (Tax Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 30 november 2015 — London Borough of Ealing/Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

    (Zaak C-633/15)

    (2016/C 059/05)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    First-tier Tribunal (Tax Chamber)

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: London Borough of Ealing

    Verwerende partij: Commissioners for Her Majesty’s Revenue and Customs

    Prejudiciële vragen

    1)

    Mag het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 133, laatste alinea, van [richtlijn 2006/112/EG] (1) de onder d) van dat artikel geformuleerde voorwaarde opleggen aan publiekrechtelijke instellingen, (i) in omstandigheden waarin de betrokken handelingen in het Verenigd Koninkrijk op 1 januari 1989 werden behandeld als belastbaar, maar andere sportdiensten op die datum waren vrijgesteld en (ii) in omstandigheden waarin de betrokken handelingen niet eerst waren vrijgesteld krachtens het nationale recht alvorens het Verenigd Koninkrijk de voorwaarde van artikel 133, onder d), trachtte op te leggen?

    2)

    Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, mag het Verenigd Koninkrijk dan de voorwaarde van artikel 133, onder d), van [richtlijn 2006/112/EG] opleggen aan publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk zonder deze voorwaarde ook toe te passen op niet-publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk?

    3)

    Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend luidt, mag het Verenigd Koninkrijk dan alle publiekrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk uitsluiten van de vrijstelling als bedoeld in artikel 132, lid 1, onder m), zonder van geval tot geval te hebben onderzocht of de verlening van de vrijstelling tot verstoring van de mededinging zou kunnen leiden ten nadele van belastingplichtige commerciële ondernemingen?


    (1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).


    Top